NOEME WILLEM
VISSER Wie en Waarom

LITURGIE &CETERA Thema's
 Kerkelijk Jaar
Hoofddienst  Getijden Devotie Uitingsvormen 

Liturgie

LITURGIEK
Liturgiek TVG

Liturgiegeschiedenis

Joods

Vroeg Christelijk

Oosters Orthodox

Westers Katholiek

Protestants

HYMNOLOGIE

Geschiedenis van de Hymnodie

Oud Joodse Hymnodie
Vroeg Christelijke Hymnodie
Griekse Hymnodie tot 900AD
Latijnse Hymnodie
Lutherse Hymnodie
Calvinistische (Franse) Psalmodie
Nederlandse Gemeentezang
na de Reformatie

Engelse Hymnodie

Muziekgeschiedenis


Kunstgeschiedenis

Prehistorie, Oudheid en Vroege Middeleeuwen
Middeleeuwen
Renaissance
Barok en Rococo
Negentiende Eeuw
Twintigste Eeuw



De Gelijkenis van de talenten

Matteus 25: 14 - 30

 

 

14 Want het is als een mens, die bij zijn vertrek naar het buitenland zijn slaven riep en hun zijn bezit toevertrouwde. 15 En de een gaf hij vijf talenten, een ander twee, een derde één, een ieder naar zijn bekwaamheid, en hij reisde buitenslands. 16 Terstond ging hij, die de vijf talenten ontvangen had, op weg, en hij deed er zaken mede en verdiende er vijf bij. 17 Evenzo verdiende hij, die de twee talenten had, er twee bij. 18 Maar hij, die het ene talent ontvangen had, ging heen en groef een gat in de grond en verborg het geld van zijn heer. 19 En na lange tijd kwam de heer van die slaven en hield afrekening met hen. 20 En die de vijf talenten ontvangen had, trad toe en bracht nog vijf talenten bovendien, zeggende: Heer, vijf talenten hebt gij mij toevertrouwd: zie, ik heb er vijf talenten bij verdiend. 21 Zijn heer zeide tot hem. Wèl gedaan, gij goede en getrouwe slaaf, over weinig zijt gij getrouw geweest, over veel zal ik u stellen; ga in tot het feest van uw heer. 22 Die met de twee talenten trad ook toe en zeide: Heer, twee talenten hebt gij mij toevertrouwd; zie, ik heb er twee talenten bij verdiend. 23 Zijn heer zeide tot hem: Wèl gedaan, gij goede en getrouwe slaaf, over weinig zijt gij getrouw geweest, over veel zal ik u stellen; ga in tot het feest van uw heer. 24 Nu kwam ook hij, die het ene talent ontvangen had, en zeide: Heer, ik wist van u, dat gij een hard mens zijt, die maait, waar gij niet gezaaid hebt, en die bijeenbrengt van plaatsen, waar gij niet hebt uitgestrooid. 25 En ik was bevreesd en ben heengegaan en heb uw talent in de grond verborgen; hier hebt gij het uwe. 26 En zijn heer antwoordde en zeide tot hem: Gij slechte en luie slaaf, wist gij, dat ik maai, waar ik niet gezaaid heb en bijeenbreng van plaatsen, waar ik niet heb uitgestrooid? 27 Dan hadt gij mijn geld aan de bankiers moeten geven en ik zou bij mijn komst mijn eigendom met rente opgevraagd hebben. 28 Neemt hem dan het talent af en geeft het aan hem, die de tien talenten heeft. 29 Want aan een ieder, die heeft, zal gegeven worden en hij zal overvloedig hebben. Maar wie niet heeft, ook wat hij heeft, zal hem ontnomen worden. 30 En werpt de onnutte slaaf uit in de buitenste duisternis. Daar zal het geween zijn en het tandengeknars.

Lucas 19: 11 - 27

11 Toen zij daarnaar luisterden, sprak Hij nog een gelijkenis uit, omdat Hij dicht bij Jeruzalem was en zij meenden, dat het Koninkrijk Gods terstond openbaar zou worden. 12 Hij zeide dan: Een man van hoge geboorte trok naar een ver land om voor zich de koninklijke waardigheid in ontvangst te nemen en (daarna) terug te keren. 13 En hij riep tien van zijn slaven en gaf hun tien ponden en zeide tot hen: Drijft handel, totdat ik terugkom. 14 Doch zijn burgers haatten hem en zonden hem een gezantschap achterna met de boodschap: Wij willen niet, dat deze koning over ons wordt. 15 En het geschiedde, toen hij terugkwam, nadat hij de koninklijke waardigheid verkregen had, dat hij die slaven, aan welke hij het geld gegeven had, bij zich liet roepen om te weten, wat ieder met zijn handel bereikt had. 16 En de eerste verscheen en zeide: Heer, uw pond heeft tien ponden winst gemaakt. 17 En hij zeide tot hem: Voortreffelijk, goede slaaf; omdat gij in het minste getrouw geweest zijt, heb gezag over tien steden. 18 De tweede kwam en zeide: Uw pond, heer, heeft vijf ponden opgebracht. 19 Hij zeide ook tot hem: En gij, wees heer over vijf steden. 20 En de volgende kwam en zeide: Heer, hier is uw pond, dat ik in een doek weggeborgen en bewaard heb. 21 Want ik was bang voor u, omdat gij een streng mens zijt; gij neemt weg wat gij niet hebt uitgezet en gij maait wat gij niet gezaaid hebt. 22 Hij zeide tot hem: Uit uw eigen mond zal ik u oordelen, slechte slaaf. Gij wist, dat ik een streng mens ben, die wegneemt wat ik niet heb uitgezet en maai wat ik niet gezaaid heb. 23 Waarom hebt gij dan mijn geld niet bij de bank gegeven? Dan zou ik het bij mijn komst met rente opgevraagd hebben. 24 En hij zeide tot degenen, die bij hem stonden: Neemt hem het pond af en geeft het hem, die de tien ponden heeft. 25 En zij zeiden tot hem: Heer, hij heeft al tien ponden. 26 Ik zeg u, aan een ieder, die heeft, zal gegeven worden, en hem, die niet heeft, zal ontnomen worden ook wat hij heeft. 27 Doch die vijanden van mij, die niet wilden, dat ik over hen koning werd, brengt hen hier en slacht ze voor mijn ogen.

 

 

Hierboven is gekozen voor de NBG vertaling omdat de Heer zijn dienaren het geld geeft (hier vertaald met toevertrouwde), en in de NBV wordt gesuggereerd dat hij het helemaal niet aan ze geeft maar ze er alleen maar mee laat werken (in beheer gaf).

Op het eerste gezicht blijven veel mensen steken op het einde en zien iets gruwelijks: degene die het minst heeft wordt het hardst behandeld en de meester eist van de dienaren dat ze het dubbele verdienen. Een nauwkeuriger lezing brengt ons bij een andere interpretatie.

De meester die terugkeert van de reis vraagt de knecht niet om de talenten terug te geven. Dat zie je heel duidelijk waar in de tekst staat: hij bracht nog vijf talenten. Vijf talenten van zichzelf dus, niet degene die hij van de meester had gekregen. Het gaat hier om een verhaal van erkenning van de ander. De dienaar krijgt een onverwachte beloning: kom binnen in de vreugde van de meester". De dienaar is nu geen dienaar meet, maar wordt opgeheven naar de meester toe. De dienaar is trouw geweest en daarom ontvangt hij de vreugde (in het Grieks hetzelfde woord als voor genade!). Hij heeft begrepen wat de betekenis van de talenten was.
Ze zijn een gave (een geschenk, een genade) die de dienaar gebruikt om zich door God te laten erkennen als partner. Of het nu vijf of twee talenten waren heeft geen belang. Het voornaamste is dat de mens het beste van zichzelf geeft, geniet van wat God hem gegeven heeft en er zelf mee aan het werk gaat, schept. Op die manier wordt de mens een medeschepper. God nodigt de mens via de ethiek uit om in gemeenschappelijkheid met Hem te treden.

De dienaar die zijn talent verborgen heeft, heeft dat niet begrepen. Hij ziet de meester als een strenge rechter, niet als een genadevolle partner die de mens kansen geeft en hem voluit laat gaan. Hij heeft zich de gave niet eigen gemaakt, niet tot een deel van zichzelf. Hij neemt niet aan wat men hem geeft.

De relatie tussen God en de mens is dus niet deze tussen een wetgever of rechter en een slaaf. God wil de mens laten delen in zijn eigen God-zijn. Daarom geeft hij de mens de kans om dat te doen. Daardoor kan de mens zich laten verlossen. Het is een oproep om in die nieuwe vorm van bestaan binnen te gaan, die Jezus voorleeft. Ook Jezus doet het goede immers niet omdat het moet, maar vanuit een onschatbare vrijheid ten overstaan van het kwaad dankzij zijn verbondenheid met God.

(naar Johan van der Vloet en Marie Balmary.)

Voor een uitgebreidere gedetailleerdere behandeling, klik hier