NOEME WILLEM
VISSER Wie en Waarom

LITURGIE &CETERA Thema's
 Kerkelijk Jaar
Hoofddienst  Getijden Devotie Uitingsvormen 

Liturgie

LITURGIEK
Liturgiek TVG

Liturgiegeschiedenis

Joods

Vroeg Christelijk

Oosters Orthodox

Westers Katholiek

Protestants

HYMNOLOGIE

Geschiedenis van de Hymnodie

Oud Joodse Hymnodie
Vroeg Christelijke Hymnodie
Griekse Hymnodie tot 900AD
Latijnse Hymnodie
Lutherse Hymnodie
Calvinistische (Franse) Psalmodie
Nederlandse Gemeentezang
na de Reformatie

Engelse Hymnodie

Muziekgeschiedenis




Getijden in de Protestantse Kerk (vervolg)

7. De rubrieken in de orden

Wij kozen een orde voor het getijdengebed die nauw aansluit bij nagenoeg de gehele westerse traditie. Die orde is eenvoudig en contemplatief. Alleen al daarom is de getijdendienst niet bedoeld voor grote groepen. Wezenlijk is het bidden van de psalmen. Zij geven als het ware de richting aan en zetten de toon voor de andere gebeden die gezegd of gezongen worden.

De structuur voor de orden is als volgt:

stilte

openingstekst met lofprijzing

[schuldbelijdenis - alleen in de completen] hymne/lied

psalmgebed

korte inleiding op de lezing

schriftlezing

moment van inkeer en verstilling canticum (Bijbelse lofzang)

gebeden

(de gecursiveerde rubrieken zijn als facultatief bedoeld)

a. De opening: psalmvers, 'Gloria Patri' en halleluja

De openingsverzen zijn van oudsher uit de psalmen genomen. Psalm 51,17: 'Heer, open mijn lippen / en mijn mond

verkondigt uw lof. En Psalm 70,2: 'Haast U, o Heer, tot hulp / en wees tot mijn redding gereed'.

Zoals verderop in het getijdengebed de psalmen telkens worden besloten met het zogenaamde Gloria Patri ('Eer aan de Vader...') wordt ook het ene psalmvers dat de gebedsdienst opent met een Gloria Patri - dikwijls 'klein-gloria' genoemd - afgesloten.

Wij danken het aan Christus dat wij de psalmen kunnen meezeggen met Israël. Wie het trinitarische Gloria Patri na een psalm (of na een oudtestamentisch canticum, zie onder) aanheft, geeft daarmee aan die psalm in de eerste plaats met het oog op Christus en als gebed van Hem te zeggen. Daarbij gaat men er dus van uit dat alle nood en vreugde van deze wereld door het leven, lijden, sterven en opstaan van Christus zijn omvat en begrepen.

De vraag is wel gesteld of het aanheffen van het Gloria Patri na de psalmen een ongeoorloofde toe-eigening is van de liederen van Israël.

De reden waarom het Gloria Patri de psalmen is gaan afsluiten, is vermoedelijk tweeledig. Ten eerste kon de gemeente dit telkens terugkerende vers meezingen met de voorganger of het koor. Cassianus betuigt ons dat dit omstreeks 420 in Gallië ook gebeurde. Ten tweede werd de formulering waarin Vader, Zoon en heilige Geest van eeuwigheid tot eeuwigheid nevengeschikt en dus even belangrijk

zijn, uitgesproken tégen de Arianen, die de Christus loochenden. Er zijn evenwel ook formuleringen van vóór-Ariaanse lofprijzingen als besluit van de psalmen. Deze formuleringen benadrukken minder Gods verheven majesteit en leggen het accent erop dat Christus Eén van ons is: Ere zij de Vader door Christus in de heilige Geest' of '...onze Jezus Christus, door wie en met wie U de eer zij, met de heilige Geest'. Een derde formulering, waaraan de ons welbekende vorm van het Gloria Patri ontleend is, 'Want Gij zijt een goede en barmhartige God, en aan U gen wij eer, aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest, en altijd en in alle eeuwigheid'. Cassianus en Benedictus stellen het Gloria Patri aan het einde van de psalmen verplicht.

Het luistert nauw in zaken die de verhouding tussen de beide testamenten en dus tussen Israël en de kerk tot houd hebben. De gedachte dat de kerk op de plaats van Israël komt, verwerpen wij ten stelligste. Ook weten we maar

al te goed dat het Arianisme niet is overwonnen. In deze Proeve wordt het Gloria Patri ter afsluiting van psalmen en oudtestamentische cantica voor een goede mogelijkheid gehouden, maar niet voor noodzakelijk. Verschillende alternatieve lofprijzingen worden aangeboden. Een ieder beslisse naar eigen inzicht en naargelang de omstandigheden vereisen. Wel moet worden opgemerkt dat een strofisch gezongen psalm om muzikale redenen geen Gloria Patri verdraagt. Men zinge het alleen na een onberijmd gezongen psalm en tezamen met de antifoon.

In de vertaling van het Gloria Patri lijkt het woord eeuwigheid' voor moderne oren moeilijk te verstaan. Het is niet onwaarschijnlijk dat dogmatische speculaties over de oneindigheid, eeuwigheid en alomtegenwoordigheid van God daar oorzaak van zijn. De bijbel bedoelt het woord eeuwigheid in formules zoals aan het slot van het Gloria Patri niet in die filosofische zin, maar wil er de Heer mee prijzen 'die is en die was en die komt'. De formulering 'in de eeuwen der eeuwen' moet dus lofprijzend en niet dogmatisch worden verstaan.

Het psalter is in de bijbel ingedeeld in vijf boeken (Ps. 2-41; 42-72; 73-89; 90-106; 107-150). Telkens aan het einde van een boek is een doxologie opgenomen (41,14; 72,19; 89,53; 106,48; 150). Hoewel er geen historisch verband lijkt te bestaan tussen deze doxologieën en de trinitarische lofprijzingen bij de psalmen, bieden zij wellicht ook een mogelijkheid om de psalmen mee te besluiten.

Behalve in de Veertigdagentijd, kan het Gloria Patri na de openingsverzen steeds worden gevolgd door een 'Halleluja'.

b. De hymnen

Paulus spreekt van 'psalmen, lofzangen en geestelijke liederen' (Kol. 3,16). Met de lofzangen zijn vermoedelijk nieuwe liederen bedoeld, zoals we die bij Paulus zelf (Fi1. 2,5-11) en in de Openbaring van Johannes vinden. Al in de nieuwtestamentische tijd worden dus christelijke gezangen geschreven. Ambrosius (339-397), bisschop van Milaan, neemt de praktijk van de oosterse Griekse kerk over voor de westerse Latijnse kerk, en geldt daar als de eerste hymendichter. In het Liedboek voor de Kerken zijn drie hymnen van hem of aan hem toegeschreven, opgenomen (Gez. 253, 370 en 382).

De hymnen zijn vooral in de kloosters gedicht en gezongen door de monniken tijdens de getijdendiensten. Blijkens hun hymnen waren zij steeds gefascineerd door de wisseling van dag en nacht en door de opeenvolging van zoenen, kortom door het natuurlijke ritme. Van der Meer schrijft: 'Zij waren veel onmiddellijker in den gang van de kosmos betrokken dan wij' die met ons kunstlicht den nacht veranderen in een kunstmatigen dag. Geheel hun leven werd beheerst en geregeld door de opeenvolging van lichten dag en schrikwekkend duisteren nacht; door het krimpen en lengen der dagen; door de zevendagencyclus van de week, die . onophoudelijk herinnerde aan het Zesdagenwerk en de Rust Gods, zoals die zijn beschreven in Genesis'.9 De natuurlijke symboliek wordt in de hymnen in verband gebracht met geestelijke leven. Datzelfde zien wij in de morgen- en avond-liederen van het Liedboek voor de Kerken (de gezangen t/m 395). Uiteindelijk zijn er in de christelijke traditie hymnen voor dag en nacht, morgen en avond, voor de verschillende dagen van de week, voor de kerkelijke feestdagen en tenslotte voor de heiligendagen.

De keuze van een hymne in de orden voor de dagelijkse gebedsdiensten, die wij hierbij aanbieden, zal in de regel bepaald worden door het uur van de dag, door de tijd van het jaar of door de gebeurtenis waarmee de gebedsdienst verbonden is. Vaste voorschriften zijn er in dezen niet.

c. De psalmen

De psalmen vormen het hart van de getijden. Voor mens van onze tijd is het allerminst vanzelfsprekend ze te bidden. Wij kunnen die psalmen immers dikwijls nauwelijks meevoelen of zelfs meedenken. De psalmist zegt inderdaad dingen, die welbeschouwd niet gezegd kunnen worden, bijvoorbeeld in de zogenaamde wraak- of vloekpsalmen. Zoals gezegd heeft Jezus de psalmen voor zijn rekening willen nemen, als wij ze vervolgens in de mond nemen is het met het oog op Hem en als gebed van Hem. De nood van de wereld is Hem omvat en begrepen. Zo identificeren we ons biddenderwijze met die mensen die zó aan het eind zijn. dat ze zulke ondenkbare en verschrikkelijke dingen zeggen. Juist ook die mensen zullen niet alleen zijn! De psalmenbiddende gemeente stemt in met en geeft stem aan mensen die op onnavoelbare wijze tot het uiterste worden geschoffeerd en gemarteld en die als slachtvee worden gedood. Daarom wagen wij het om vol te houden dat de psalmen het hart van de getijden vormen.

'Psalmen zijn bonte weefsels, zo kleurrijk als het leven zelf - ze zullen daarom moeilijk zijn onder te brengen in een systematische ordening. Voor de tijd van Benedictus volgden de psalmroosters dan ook meestal eenvoudigweg de volgorde van hun nummering. Toch werd in vroegchristelijke en mogelijk zelfs al in voorchristelijke tijden een aantal psalmen verbonden aan een bepaalde dag of gebeurtenis. Morgengebed (hier genomen als verzamelnaam voor metten, landen en soms ook nocturnen) en vespers hebben ieder hun eigen psalmen.

Het morgengebed heeft psalm 63 als kern - een gewoonte die uit synagogale traditie is overgenomen. Aan het eind van de vierde eeuw vormen de psalmen 148-150 een vast onderdeel van het morgengebed. In het westen wordt op veel plaatsen psalm 63 vervangen door psalm 51 en verschijnt psalm 95 als de openingspsalm van het morgengebed (zo bij Benedictus). De vesper heeft psalm 141 als kern. Benedictus schrijft als eerste expliciet over de completen en noemt daarbij de psalmen 4 en 91. In Antiochië leest men hij het hanengekraai psalm 134, een gewoonte die tot op heden in sommige orthodoxe kerken wordt gevolgd (Servisch, Maronitisch en Koptisch). In andere tradities komt psalm 134 juist in de completen terecht. Als andere morgenpsalmen worden in de eerste zeven of acht eeuwen van het christendom genoemd 141,143 (Eusebius); 5,90 (Ordo Monasterii); 119, 147-148 (Cassianus). Als andere avond-psalmen 143, 113 (Eusebius); 104 (in plaats van 141 hij Caesarius van Arles); 142; 130; 117 (Byzantium, 8e eeuw). Minder duidelijk zijn psalmen voor de kleine uren en voor de vigilies.

Psalmroosters zijn er in overvloed. Hun 'omlooptijd' wisselt: wekelijks (Brevier), dertig dagen (Book of Comrnon Prayer), vier weken (het rooms-katholieke Getijdenboek). vijf tot zes weken (Taizé), zeven weken (Nikola Communiteit), tien weken (Alternative Service Book). Deze roosters volgen geheel of voornamelijk de volgorde op nummer. Vrijwel alle hebben ten dele psalmen die passen bij een bepaald uur of een bepaalde dag, en maken voorts uitzonderingen voor feesten en dergelijke. De aansluiting bij het liturgisch jaar overigens formeel. Zo begint het Getijdenboek met week 1

Advent 1, de eerste zondag van de Veertigdagentijd, Pasen 1, de eerste zondag door het jaar, etcetera. In deze Proeve bieden wij een psalmrooster aan van zeven weken, waardoor maar tweemaal per jaar met een sprong opnieuw begonnen hoeft

te worden. De paastijd correspondeert dan met een volledig gezongen psalterium. In zekere zin is dat willekeur. Het voornaamste bij alle roosters is het doorgaande bidden van de psalmen, ongeacht het liturgisch jaar.

De antifonen spelen vanouds een belangrijke rol bij de psalmen, evenals bij de cantica (zie onder). In het hedendaagse taalgebruik is de antifoon een vers, gezongen en gebeden voor en na een psalm, na ieder vers of na een

aantal verzen, en dat de toon zet. Dit laatste in dubbele zin: muzikaal, maar ook inhoudelijk. De antifoon geeft aan hoe psalm of gezang gehoord moet worden en is dus interpretatie van het lied. Idealiter wordt de psalm door een dubbelkoor gezongen: men zingt elkaar als het ware toe. Dit is antifonaal zingen, en het woord antifoon moet dus letterlijk genomen worden: tegenstem, tegenzang, tegenlied.

De antifonale zangwijze kwam al in de tweede eeuw te Antiochië in zwang, en verbreidde zich via Syrië over Byzantium naar Milaan en het westen. In Milaan raakte Augustinus in 386 diep onder de indruk van deze zangwijze, die daar een jaar eerder was ingevoerd terwijl het volk met Ambrosius in de kerk waakte onder Ariaanse vervolgingen. (10) Vermoedelijk zongen de geestelijken in twee koren verdeeld de psalm en zong het volk na ieder psalmvers een keervers. Dit vers werd nu de antilfoon genoemd. De frequentie waarmee het keervers werd gezongen, werd allengs minder en uiteindelijk klonk het nog slechts aan het begin en einde van de psalm.

Ook de antifoon wordt op den duur door het koor gezongen. Het is voorgekomen dat de antifoon de psalm ging verdringen. Soms werd de antifoon een min of meer zelfstandig muziekstuk dat de psalm zelf terugdrong tot één vers of zelfs geheel verdrong, soms wisselden verschillende antifonen de psalm af.

Zoals gezegd zet de antifoon de toon. Uit alle gedachten en stemmingen van een psalm krijgt er één de voorkeur gaat functioneren als de sleutel tot de psalm.

De psalm kan dus door de antifoon een geheel andere kleur krijgen. Psalm 130 kan bijvoorbeeld aangeheven worden in de dienst voor de gestorvenen, maar ook in de vespers van het kerstfeest, als de antifoon luidt: 'Want bij de Heer is ontferming en overvloed van verlossing'.

Naast deze 'sleutelfunctie' van de antifoon is er ook nog een omlijstende antifoon met een louter versierende functie. Daarin wordt bijvoorbeeld de gedachte van een bepaalde zondag of feestdag gememoreerd.

In Het dagelijks gebed: getijden en huisdiensten worden per psalm telkens twee aan de psalm ontleende kernverzen als antifonen gesuggereerd. Het is zeker niet onze bedoeling die twee als enige mogelijkheid te zien. Antifonen behorend bij de tijd van het liturgisch jaar hebben wij bij de psalmen niet opgenomen. Deze hebben in de orden voor getijden en huisdiensten hun plaats gekregen bij de cantica.

Voor wat betreft het zingen van het Gloria Patri na de psalmen zie men onder 7a.

d.De schriftlezing

Juist in de getijdendiensten in de kloosters is de hele Schrift gelezen, ook het Oude Testament. Wanneer wij in onze dagen getijdendiensten vieren, zal dat vaak incidenteel zijn, bijvoorbeeld op bijzondere dagen of bij bijzondere gebeurtenissen. Het ligt voor de hand dan een passende schriftlezing te zoeken. Gemeentevieringen naast de zondagmorgendienst hebben dikwijls het karakter van een getijdendienst. Ook die zijn in zekere zin incidenteel, bijvoorbeeld op een dag in de week of in het jaar. Voor wat betreft de lezing van de Schrift in zulke diensten kan aansluiting worden gezocht bij het zondagsrooster, terwijl ook een thematische lezing niet is uitgesloten. Viert men bijvoorbeeld op zondagavond de vespers, dan is het een goede mogelijkheid om de brieflezing van die zondag als die in de morgendienst niet heeft geklonken - te kiezen. En waarom zou men bij bijvoorbeeld zes vespers in de Veertigdagentijd niet kiezen voor een aantal thema's dat verbonden is met die karakteristieke tijd van het jaar?

Voor wie driemaal daags de getijden wil bidden, hebben wij het leesrooster van de Oud-Kathoheke Kerk in ons land mogen overnemen in deze Proeve. Daarin wordt nagenoeg de hele Schrift bestreken. Bij de keuze van juist dit rooster speelde een praktisch motief een grote rol. Het noteert namelijk lezingen voor drie gebedsmomenten per dag, terwijl vele roosters met slechts twee of juist veel meer gebedsuren rekening houden. Zoals bekend rekent de lutherse kerk, net als de rooms-katholieke en oud-katholieke kerken, ook de zogenoemde apocriefe boeken tot de heilige Schrift. Het rooster kwam ook wat dat betreft daarom tegemoet aan behoeften die in onze gezamenlijke kerken leven.

e. Stilte en meditatie

'Zolang er nog ergens iemand bestaat

met wie ik als mens kan spreken

vind ik ook wel eens de stilte

midden op straat

een stilte die niemand kan breken.

Een kostbare stilte van zuiver glas

dat ik zelf

met mijn stem heb geslepen.

Als ik er niet was

had niemand die stilte begrepen.

Maar als Hij er niet was

en Zijn stem was er niet

dan was er van stilte geen sprake.

Alleen maar van zwijgen,

zo hard als graniet

en dat kan je doodeenzaam maken.

Maar de stilte,

dit is een tweestemmig lied,

waarin God en de mens elkaar raken.'

(Guillaume van der Graft)

Stilte is een wezenlijk onderdeel van het dagelijkse Gebed is het zoeken van Gods aanwezigheid, en stil worden. Onze eigen woorden zwijgen om ruimte te maken voor het spreken van de ander. Jezus zocht de stilte om Gods verborgen omgang te vinden. Hij roept zijn leerlingen op om die stilte welbewust te creëren (Mat.6,6).

De stap van zwijgen naar stil worden, verstillen kan heel groot zijn. Het vergt oefening om in de uiterlijke stilte ook innerlijk stil te worden. Stilte kan bedreigend en oeverloos zijn. Dan is het goed om met bepaalde meditatietechnieken de aandacht te richten. Dergelijke technieken hoeven niet van ver te komen: onze eigen traditie biedt een schat aan mogelijkheden. In een apart hoofdstuk in deze Proeve doen wij daarvoor een aantal suggesties.

Eerder al schreven wij dat het gebed een innerlijke zaak is en dat het alles bloot legt van onszelf. Dit zal eens te meer blijken in de stilte. Zeker daar komen we onszelf tegen in onze verwarring en onrust. Pijn en verdriet komen, vaak merkbaar, naar boven. Waar stilte met anderen samen wordt beleefd, kan zij een groot gevoel van verbondenheid geven, omdat de moeite en de pijn van ëën in de stille voor-bede van de groep is opgenomen.

Getijden in de Protestantse Kerk (vervolg) f De cantica