Kerstkring

Kerst - Epifanieen '
Terwijl onze leeftijd wordt gemarkeerd dbor de viering van onze geboortedag, leeft het kerkelijk jaar van de viering van de sterfdag van heiligen, ons voorgegaan. Hun sterven stond veelal in het teken van de belijdenis van de Naam van de Heer, hun leven en sterven was kostbaar, hun bestaan voorbeeldig. Voor elke dag een heilige: in 'roomse' landen koopt men kalenders waar ze allemaal op staan; in het Catharijneconvent in Utrecht hangt een lijst waaruit men gewaar wordt op hoeveel heiligendagen een werkman in de middeleeuwen vrijaf had. Heiligen begeleidden de mens in zijn gewone dagelijkse leven, bij kommer en zorg, moeite en pijn.
Hun relikwiei~n, zorgvuldig bewaard, eerst onder het altaar, later in goed zichtbaar te etaleren monstransen, konden bescherming bieden tegen ziekten, misoogst, oorlog, honger en dood, alle gevaren die het leven van de middeleeuwse mens bedreigden.
De Reformatie heeft de heiligen grotendeels opgeruimd, hun beelden werden moedwillig stukgeslagen: slechts de meest geliefden onder hen bleven in tel, zoals Nicolaas van Myra of Martinus van Tours, deze laatste dan nog enkel in Noord-Holland boven het IJ, en in het Groningerland. Maar inmiddels hebben ook protestanten weer ontdekt hoe zinvol het kan zijn het leven en sterven van grote voorgangers in twijfel en geloof te gedenken. Wij zijn de eersten niet die proberen ons geloof overeind te houden, voorgangers in het geloof kunnen daarbij voor ons van betekenis zijn.
Dat kunnen grote heiligen uit lang vervlogen tijd zijn: apostelen, martelaren, leraren der kerk, aartsvaders en -moeders in het geloof, maar ook vrouwen en mannen uit onze eigen eeuw, gemarteld door totalitaire regimes. Wij noemen enkele voorbeelden met hun datum:
Nicolaas van Myra (6 december), Thomas de apostel (21 december), Stephanus (26 december), Jan Palach (16 januari), Martin Luther (18 februari), Ambrosius van Milaan (onbekend), Martin Luther King (4 april), Jozef (1 mei), Bonifatius (5 juni), Johannes de Doper (24 juni), Adelbert van Egmond (25 juni), Petrus en Paulus (29 juni), Johannes Hus (6 juli), Anne Frank (1 augustus), Franciscus van Assisi (4 oktober), AllerheiligenlAllerzielen (1 en 2 november) Wendelmoet Claesdochter van Monnickendam (20 november), Etty Hillesum (30 november).
In deze reeks prijken ook de gedenkdagen voor Allerheiligen en Allerzielen. Op de eerste dag, 1 november, gedenkt de kerk deze grote voorgangers, en op Allerzielen, 2 november, treden in hun voetspoor de 'gewone mensen': onze ontslapen dierbaren. In de reformatorische kerken worden op de zondag het dichtst bij deze gedenkdagen of op de laatste zondag van het kerkelijk jaar ("eeuwigheidszondag") voordat met Advent het nieuwe kerkelijk jaar begint de namen genoemd van allen die in het afgelopen jaar uit het midden van de gemeenschap zijn ontvallen, een dienst met grote pastorale doorwerking.
In strikte zin is Kerst ook een heiligendag, maar dan wel de gedenkdag van d6 Heilige, Jezus de Christus. En hoewel de viering van Kerstmis (25 december) zich in een zeer algemene belangstelling mag verheugen, is dit feest jonger dan Pasen. Vanaf 330 is de viering van Kerst nawijsbaar, en dan wel in Rome, vrijwel zeker ingesteld als vervanging van het populaire feest van de zonnewende (Natalis Invicti). Dit in christelijke tinten overgeschilderde feest, de geboorte van de Zonne der Gerechtigheid in de lange wintemacht, is zeer geliefd en algemeen verbreid geraakt vooral in Germaanse en Frankische landen. In het oosten ontstond ongeveer terzelfder tijd het feest van Epifanie (6 januari), eveneens een gekerstend heidens feest, nl. van de verschijning van de vorst van het Licht. Dit is in de Kerk van het Oosten het Geboortefeest geworden en gebleven, in de Kerk van het Westen is op 6 januari het accent verschoven naar de aanbidding door de Wijzen, en verbonden met Christus' eerste manifestatie: zijn doop en eerste teken te Kana.
Kerstmis en Epifanie behoren thans bij elkaar, ook al viert de Kerk van Rome de laatstgenoemde vierdag tegenwoordig op een zondag. In die lange feesttijd vallen ook de gedenkdagen van Stefanus, de eerste martelaar, (26 december) en de Onnozele kinderen van Bethlehem (28 december), en de vierdag van de besnijdenis en naamgeving des Heren
(1 januari, octaaf van Kerst).
Evenwijdig aan de veertig dagen ontwikkelde zich in de vierde eeuw de tijd van advent, een paarse tijd van voorbereiding, vasten en boete, maar met een verwachtingsvol karakter. Ook in deze periode valt een 'mid-vasten', zondag Gaudete, 'Verblijd u in de Heer ten alien tijd, de Heer is nabij (Philippenzen 44-6). De vierde zondag heet Rorate, 'Dauwt hemelen', waarop we vieren hoe het heil op aarde druppelt.
Oorspronkelijk is advent een langere periode dan tegenwoordig: pas in de achtste eeuw wordt het getal van vier zondagen vastgesteld. De kleur van de lezingen en liturgie van de drie zondagen daaraan voorafgaand, Voleindingszondagen, geeft aan hoe verwant beide tijdperken zijn: de nadruk ligt op de verwachting van de komst van de Messias, zowel als verlosser door het eindoordeel heen, als verlosser in de gestalte van een kind. De afspraak om het 'kerkelijk jaar' op de derde zondag van de Voleinding te laten eindigen is daarom nogal gekunsteld.
Met alle lezingen, psalmen, gebeden, liederen en 'tropen' is de adventstijd een van de schoonste perioden uit onze kerkefijke jaarkring.