HET OUDE DOOPFORMULIER (tot halverwege 20e eeuw)


De hoofdsom van de leer des heiligen Doops is in deze drie stukken begrepen:
Eerstelijk, dat wij met onze kinderen in zonden ontvangen en geboren, en daarom kinderen des toorns zijn, zoo dat wij in het rijk van God niet mogen komen, tenzij wij van nieuws geboren worden. Dit leert ons de ondergang en besprenkeling met het water, waardoor ons de onreinigheid onzer zielen wordt aangewezen, opdat wij vermaand worden, een mishagen aan ons zelven te hebben, ons voor God te verootmoedigen, en onze reinigmaking en zaligheid buiten ons zelven te zoeken.
Ten tweede betuigt en verzegelt ons de heilige Doop de afwassing der zonden door Jezus Christus. Daarom worden wij gedoopt in den naam des Vaders, zoo betuigt en verzegelt ons God de Vader, dat Hij met ons een eeuwig verbond der genade oprigt, ons tot zijne kinderen en erfgenamen aanneemt, en daarom van alle goed verzorgen, en alle kwaad van ons weren, of ten onzen beste keeren wil. En als wij in den naam des Zoons gedoopt worden, zoo verzegelt ons de Zoon, dat hij ons wascht in zijn bloed van al onze zonden, ons in de gemeenschap zijns doods bevrijd, en regtvaardig voor God gerekend worden. Desgelijks als wij gedoopt worden in den naam des Heiligen Geestes, zoo verzekert ons de Heilige Geest door dit heilig Sacrament, dat hij bij ons wonen, en ons tot lidmaten van Christus heiligen wil, ons toeëigenen hetgeen wij in Christus hebben, namelijk de afwasching onzer zonden, en de dagelijkse vernieuwing onzes levens, tot dat wij eindelijk onder de gemeente der uitverkorenen in het eeuwige leven onbevlekt zullen gesteld worden.
Ten derde. Overmits in alle verbonden twee deelen begrepen zijn, zoo worden wij ook weder van God door den Doop vermaand en verpligt tot eene nieuwe gehoorzaamheid, namelijk, dat wij dezen eeniggen God, Vader, Zoon en Heiligen Geest, aanhangen, betrouwen en liefhebben van ganscher harte, van ganscher ziele, van ganschen gemoede en met alle krachten, de wereld verlaten, onze oude natuur dooden, en in een nieuw Godzalig leven wandelen. en als wij somtijds uit zwakheid in zonden vallen, zoo moeten wij aan Gods genade niet twijfelen, noch in de zonde blijven liggen, overmits de Doop een zegel en ongetwijfeld getuigenis is, dat wij een eeuwig verbond der ggenade met God hebben.
En hoewel onze jonge kinderen deze dingen niet verstaan, zoo mag men dezelve nogtans daarom van den doop niet afsluiten, aangezien zij ook zonder hun weten der verdoemenis in Adam deelachtig zijn, en alzo ook weder in Christus tot genade aangenomen worden, gelijk God spreekt tot Abraham, den Vader van alle geloovigen, en overzulks mede tot ons en onze kinderen, Gen XVII:7, zeggende: Ik zal mijn verbond oprigten tusschen Mij en tusschen u, en tusschen uwen zade na u in hunne geslachten, tot een eeuwig verbond, om voor u te zijn tot eenen God, en uwen zade na a.
Dit betuigt ook Petrus, Hand II: 39, met deze woorden: Want u komt de belofte toe, en aan uwe kinderen, en aan allen, die verre zijn, zoo velen als er de Heere onze God toe roepen zal.
Daarom heeft hen God voormaals bevolen te besnijden, hetwelk een zegel des verbonds en der geregtigheid des geloofs was; gelijk ook Christus hen omhelsd, de handen opgelegd en gezegend heeft. Mark. X: 16.
Dewijl dan nu de Doop in de plaats der Besnijdenis gekomen is, zoo zal men de jonge kinderen, als erfgenamen van het rijk van God en van zijn verbond doopen; en de ouders zullen gehouden zijn hunne kinderen, in het opwassen, hiervan breeder te onderwijzen.

Opdat wij ook deze heilige ordening van God, tot zijne eere; tot onzen troost en tot stichting der gemeente uitrigten mogen, zoo laat ons zijnen heiligen naam aldus aanroepen:
O almagtige, eeuwige God! Gij, die naar uw streng oordeel de ongeloovige en onboetvaardige wereld met den zondvloed gestraft hebt, en den geloovigen Noach zijne achten uit uwe groote barmhartigheid behouden en bewaard; Gij, die den verstokten Farao, met al zijn volk, in het Roode meer verdronken hebt, en uw volk Israël droogvoets daardoor geleid, door hetwelk de Doop beduidt werd; wij bidden U, bij uwe grondelooze barmhartigheid, dat Gij deze kinderen genadiglijk wilt aanzien, en door uwen Heiligen Geest uwen Zoon Jezus Christus inlijven; opdat zij met hem in zijnen dood begraven worden, en met hem mogen opstaan in een nieuw leven; opdat zij hun kruis, hem dagelijks navolgende, vrolijk dragen mogen, hem aanhangende met waarachtig geloof, vaste hope en vurige liefde; dat zij dit leven, (hetwelk toch niet anders is dan een gestadige dood,) om uwentwille, getroost verlaten, en ten laatsten dage voor den regterstoel van Christus, uwen Zoon, zonder verschrikken mogen verschijnen, door denzelven, onzen Heere Jezus Christus, uwen Zoon, die met U en den Heiligen Geest, één eenig God, leeft en regeert in eeuwigheid. Amen.

Vermaning aan de Ouders en die mede ten Doop komen.
Geliefden in den Heere Christus! gij hebt gehoord, dat de Doop eene ordening van God is, om aan ons en onzen zade zijn verbond te verzegelen; daarom moeten wij denzelven tot dat einde, en niet uit gewoonte of bijgeloovigheid gebruiken. Opdat het dan openbaar worde, dat gij alzoo gezind zijt, zult gij van uwent wege hierop ongeveinsdelijk antwoorden:
Eerstelijk, hoewel onze kinderen in zonden ontvangen en geboren zijn, en daarom aan allerhande ellendigheid, ja aan de verdoemenis zelve onderworpen, of gij niet bekent, dat zij in Christus geheiligd zijn, en daarom als lidmaten zijner gemeente behooren gedoopt te wezen?
Ten andere, of gij de leer, die in het Oude en Nieuwe Testament, en in de Artikelen des Christelijken geloofs begrepen is, en in de Christelijke Kerk alhier geleerd wordt, niet bekent, de waarachtige en volkomene leer der zaligheid te wezen?
Ten derde, of gij niet belooft en voor u neemt, deze kinderen als zij tot hun verstand gekomen zijn, een iegelijk de zijnen, waarvan hij vader of getuige is, in de voorzeide leer naar uw vermogen te onderwijzen, of te doen onderwijzen?
Antw. Ja.
Daarna in het doopen spreekt de Dienaar des Goddelijken woorde aldus:
N. IK DOOP U IN DEN NAAM DES VADERS, EN DES ZOONS, EN DES HEILIGEN GEESTES.
Dankzegging
Almagtige, barmhartige God en Vader! wij danken en loven U, dat Gij ons en onze kinderen, door het bloed van uwen lieven Zoon Jezus Christus, al onze zonden vergeven, en ons door uwen Heiligen Geest tot lidmaten van uwen eeniggeboren Zoon, en alzoo tot uwen kinderen aangenomen hebt, en ons datzelve met den heiligen Doop verzegelt en bekrachtigt. Wij bidden U ook, door denzelven uwen lieven Zoon, dat Gij deze gedoopte kinderen met uwen Heiligen Geest altijd wilt regeren, opdat zij Christelijk en Godzaliglijk opgevoed worden, en in den Heere Jezus Christus wasschen en toenemen, opdat zij uwe Vaderlijke goedheid en barmhartigheid, die Gij hun en ons allen bewezen hebt, mogen bekennen, en in alle geregtigheid, onder onzen eenigen Leeraar, Koning en Hoogepriester, Christus Jezus, leven, en vromelijk tegen de zonde, den duivel en zijn gansche rijk strijden en overwinnen mogen, om U, en uwen Zoon Jezus Christus, mitsgaders den heiligen Geest, den eenigen waarachtigen God, eeuwiglijk te loven en te prijzen. Amen.