GEUZENLIEDEREN LATER

        19e eeuw: Romantische herwaardering van het Verleden als deel van een geidealiseerde eigen identiteit

In de negentiende eeuw, onder invloed van de Romantiek, werden veel volksliedjes genoteerd. Nostalgie naar een geidealiseerd verleden dat eigen identiteit en nationaliteit moest legitimeren dreef grote belangstelling voor (eigen) verleden. De belangrijkste verzameling is die van F. van Duyse,  (4 delen, 1903-08), met 714 volksliedjes, ruim 1500 varianten en ruim 1000 muzieknotaties. De volksliedjes kunnen veel ouder zijn, maar zijn moeilijk te dateren.

In de 19e en 20e eeuw werden ook wel nieuwe liedjes gemakt in de trant van volksliedjes. (Bijv: Jan Pieter Heije: "Heb je van de zilveren vloot wel gehoord"; "In 't groene dal"; "Een karretje op een zandweg reed"; en "Klein vogelijn op groene tak". )

Zeer invloedrijk tot ver in de 20e eeuw was de bundel: Kun je nog zingen, zing dan mee (samengesteld door Jan Veldkamp en Klaas de Boer, 1906), met liederen uit de tweede helft van de negentiende en uit het begin van de twintigste eeuw. Géén liedjes uit de orale traditie dus, maar zgn. 'kunstliederen', vaak in de trant van volksliedjes en niet gemaakt om naar te luisteren, maar om te zingen. Bekend: liedjes van J.P. Heije en : "Langs berg en dal klinkt hoorngeschal"; "Op de grote stille heide"; "Uren, dagen, maanden, jaren"; en "Waar de blanke top der duinen".

Tweede Wereldoorlog: Geuzenliederen als gemaskeerde strijdliederen: nieuwe uitgaven van Valerius' Nederlandsche Gedenckclanck: ed. Meertens e.a. 1942.

Halverwege de 20e eeuw kwam de zeer populaire bundel Nederlands volkslied(Jop Pollmann en Piet Tiggers, 1941, laatste druk 1977). Het werd zeer populair en er werden bijna 500.000 exemplaren van verkocht (laatste druk 1977). Het werd gebruikt bij het muziekonderwijs.

Na de 60er jaren veranderde de zangcultuur van actief naar passief (luisteren).