Nieuwjaar en Grote Verzoendag
Dagen van inkeer
Tot de belangrijkste feesten binnen de joodse taditie behoren
onmiskenbaar Nieuwjaar en de op de tiende dag daarna gevierde
Grote Verzoendag. Het zijn feesten met sabbat-allures. Het
zijn de enige sabbatdagen die niet noodzakelijk met een gewone
sabbat hoeven samen te vallen. Ze openen en besluiten een
periode van inkeer, en zijn dus in feite onlosmakelijk met
elkaar verbonden. Men kan dan misschien ook beter spreken
van een tiendaagse feestperiode dan van twee afzonderlijke
feestdagen. Hoe groot het belang van de combinatie echter
ook moge zijn, op de christelijke liturgische kalender is
er geen spoor meer van te vinden. Toch moet Jezus bijna zeker
deze feesten gevierd hebben, ook al wordt dit nergens uitdrukkelijk
vermeld. Minstens inhoudelijk kon men er in de christelijke
traditie echter niet omheen. Vooral in de brief aan de Hebreeën
vinden we dan ook een aantal van de sleutelbegrippen rond
deze feesten terug. Interessant is dat ze zoals zoveel feesten
weer in de context van de lijdensweek, vlak voor Pasen, blijken
voor te komen.
Nieuwjaar
Over het joodse nieuwjaarsfeest horen we in Leviticus 23,2425.
JHWH geeft daar Mozes de opdracht: 'Zeg aan de Israëlieten:
Op de eerste dag van de zevende maand is het sabbat, een heilige
dag, die gevierd wordt met bazuingeschal. Ge moogt dan niet
werken en moet een offer opdragen aan JHWH'. Logischerwijs
zou men verwachten dat dit bazuinfeest op de eerste dag van
de eerste maand zou vallen. Oorspronkelijk was dat waarschijnlijk
ook wel zo. De maand Tisjri werd echter tot de zevende maand
gedegradeerd, toen de herinnering aan de uittocht uit Egypte,
het paasfeest, als religieus-historische concurrent de jaartelling
ging bepalen. Ondanks het feit dat sinds Exodus 12,2 het begin
van het jaar voortaan vanaf het paasfeest in de lente geteld
moest worden, bleef het traditionele bazuinfeest in de herfst
zijn oorspronkelijke functie van Nieuwjaar behouden. Zoiets
is minder vreemd wanneer men bedenkt dat december bij ons
ook niet meer is wat het was.
Het paasfeest met zijn herinnering aan de bevrijding uit
de slavernij van Egypte is een kenmerkend feest voor de joodse
gemeente. Het klassieke nieuwjaarsfeest heeft een iets universeler
karakter. Het herinnert niet alleen aan het nieuwe begin van
een volk, maar aan het begin van de hele mensheid. Nieuwjaar
is de verjaardag van de schepping. De herinnering aan de schepping
van de mensheid betekende dan wel iets meer dan alleen een
vage herdenking van iets uit de oertijd. Het was een dag om
te controleren of de zaken die JHWH in den beginne als goed
of zeer goed bestempeld had, er nog wel zo goed bijstonden.
De bijna onvermijdelijke conclusie van deze beschouwing was
dat er iets was misgegaan en dat men tot inkeer moest komen
om een nieuw begin te maken. De kans dat men zich als beeld
van God gedragen had, en aan de opdracht van Leviticus 20,26
om heilig te zijn voldaan had, was betrekkelijk klein.
Uitzicht op vergeving
Nieuwjaar is een allesbehalve negatief getint feest. Ondanks
de wetenschap dat in het afgelopen jaar veel is misgegaan,
en de zekerheid dat in het komende jaar ook niet alles koek
en ei zal worden, overheerst op Nieuwjaar toch duidelijk het
optimisme. Er is geen sprake van een nog wrange nasmaak van
bittere kruiden zoals met Pasen; op Nieuwjaar komt er uitsluitend
zoetigheid op tafel, in de hoop en het vertrouwen dat het
komende jaar inderdaad veel goeds zal gaan brengen. Dit onverwoestbare
optimisme is vooral gebaseerd op JHWHs spreekwoordelijke vergevingsgezindheid
in het verleden. JHWH had immers stelselmatig meer gedaan
dan zich alleen houden aan de beloften van het met zijn volk
gesloten verbond. JHWH liet zijn volk nooit definitief vallen.
Zo constateert Mozes in Exodus 34,6-7 weliswaar dat JHWH schuldigen
niet ongestraft laat, maar dat Hij tegelijkertijd 'een barmhartige
en medelijdende God is: lankmoedig, groot in liefde en trouw,
die goedheid bewijst tot in het duizendste geslacht, die misdaden,
overtredingen en zonden vergeeft'. JHWH straft in feite alleen
de onverbeterlijken, de mensen die geen schuld willen bekennen.
Pas als mensen initiatief tot inkeer wensen te vertonen, is
het mogelijk deze vergevingsgezindheid op te roepen. Hoe dit
werkt zien we misschien nog wel het duidelijkst in het raamwerk
van het boek Rechters. De hele structuur van dit boek wordt
bepaald door schreeuwen om hulp na gerechtvaardigde strafmaatregelen
van de kant van JHWH. JHWH blijkt dan telkens opnieuw flexibel
genoeg om de rust te verschaffen die een nieuw begin mogelijk
maakt. De rust als gevolg van bezinning laat iets zien van
hoe JHWH zich zijn schepping voorgesteld had, en hoe deze
er aan het einde der tijden eigenlijk weer uit zou moeten
zien. Tegen het aanbreken van de messiaanse eindtijd zal volgens
Jesaja 27,13 ook net als aan het begin van elk Nieuwjaar bazuingeschal
tot bezinning en inkeer oproepen, en - als het goed is - de
eeuwige rust inleiden.
Grote Verzoendag
Hoopvolle verwachtingen en goede voornemens aan het begin
van het nieuwe jaar kunnen natuurlijk helemaal geen kwaad.
Nog leuker is het als men met een schone lei kan beginnen.
Ondanks al JHWH's vergevingsgezindheid gaat dit alles echter
niet zomaar. Net als in het boek Rechters zijn er inkeeractiviteiten
nodig om JHWH te vermurwen. Als één figuur dit
voor elkaar wil krijgen, moet hij wel van zeer goede huize
komen. Zelfs persoonlijkheden als Mozes en Jezus konden zonder
de nodige medewerking weinig uitrichten. Als een heel volk
tot inkeer komt, sorteert dit aanzienlijk meer effect.
Als bovendien die inkeer iets meer dan een momentaan karakter
draagt, mag men verwachten dat JHWH de neiging zal hebben
dit nog serieuzer op te vatten. Beide voorwaarden lijken tijdens
deze feestperiode uitvoerig vervuld. Het nieuwjaarsfeest is
een feest voor het hele volk, waarbij een periode van inkeer
begint die pas tien dagen later op Grote Verzoendag zal eindigen,
en waarop de verzoening voor heel het volk een feit zou moeten
zijn. Die tiende dag, in het hebreeuws Jom Kippoer geheten,
is het hoogtepunt. Het is niet alleen net als Nieuwjaar een
sabbat waarop geofferd moet worden, het is bovendien nog een
vastendag ook. Vasten is daarbij geen doel op zichzelf, maar
dient er vooral toe de concentratie te bevorderen. Waar het
om gaat is de juiste instelling. Men diene zich in dit verband
de woorden van Jesaja 58 ter harte te nemen, een tekst die
ook op Grote Verzoendag gelezen wordt.
De Grote Verzoendag brengt men in feite voor het grootste
deel in de synagoge door. Zelfs joden die zich daar zelden
of nooit vertonen, zijn nu wel aanwezig. Men opent de feestelijkheden
op de vooravond van Jom Kippoer met de 'Kol Nidrei-dienst'.
Het daarbij gezongen 'Kol Nidrei-lied', waarvan dankzij Max
Bruch de melodie ook vele niet-joden bekend in de oren zal
klinken, heeft in bepaalde kringen nogal eens tot misverstanden
en vooroordelen aanleiding gegeven. Het feit dat men in dit
lied nu alvast vraagt ontslagen te worden van eden en geloften
die men eventueel in het komende jaar zal gaan doen, heeft
op de joden vaak het odium van onbetrouwbaarheid gelegd. Zozeer
zelfs dat de joden zelf herhaaldelijk overwogen hebben de
tekst te vervangen. Men vergeet dan echter wel dat we het
hier niet over rechtszaken Of rechtszalen hebben, maar in
feite alleen over geloften die men mogelijk gedachteloos of
misschien onder dwang jegens God zal maken.
Bij Grote Verzoendag zijn persoonlijke missers in het verleden
of de toekomst niet het allerbelangrijkste. Men blijft zelfs
niet stilstaan bij de joodse gemeente alleen. Uiteindelijk
gaat het om schuld en inkeer van de gehele mensheid. Dit universalisme,
dat bij Nieuwjaar al als herinnering aan de schepping naar
voren kwam, komt op Jom Kippoer duidelijk aan de orde tijdens
de middagdienst wanneer in de synagoge het boek Jona gelezen
wordt. We horen daar niet alleen hoe de mens, net als Jona,
niet aan zijn verplichtingen kan ontkomen, maar ook hoe de
inwoners van het 'heidense' Nineve tot inkeer komen, wanneer
ze beseffen dat de genade van JHWH zich niet alleen tot Israël
beperkt, maar zich over de hele wereld uitstrekt.
Offers en zondebok
Vasten en vieren van de sabbat kan eventueel ook zonder tempel.
Offers en het verschijnsel zondebok zijn echter elementen
die niet los gezien kunnen worden van het bestaan van de tempel
in Jeruzalem. De tempel had iets speciaals, zeker op Grote
Verzoendag. Daar was immers het heilige der heiligen, dat
alleen op deze dag door de hogepriester betreden mocht worden.
Daar besprenkelde hij de ark met het bloed van een bok die
door het lot voor JHWH was bepaald. Voor offers die volgens
de regels van Leviticus 23 met Nieuwjaar en Grote Verzoendag
gebracht moesten worden, en waarover we met betrekking tot
Grote Verzoendag preciezere gegevens vinden in Leviticus 16
en Numeri 29,7-11, was de tempel in Jeruzalem opnieuw de enig
mogelijke plaats. Na de verwoesting van de tempel werd het
brengen van de gebruikelijke dierenoffers dan ook onmogelijk.
Daar kwamen echter meer vergeestelijkte offers voor in de
plaats. Gebed, studie van de Schrift, het geven van aalmoezen
en vasten gingen als alternatieven voor offers gezien worden.
Deze verschuiving verliep tamelijk glad, mede omdat verschillende
profeten als Amos en Hosea er al op gewezen hadden dat het
JHWH niet om het uiterlijk vertoon, maar om de juiste instelling
gaat. Bij meer vergeestelijkte offers blijft het gevaar van
uiterlijk vertoon overigens even levensgroot om de hoek kijken,
zoals door Jesaja 58,67 in verband met het vasten al wordt
opgemerkt. Uiterlijkheden en symbolen hebben alleen zin als
er ook werkelijk iets achter zit.
Met het verdwijnen van de tempel raakte automatisch ook het
verschijnsel van de zondebok in onbruik. In Leviticus 16,8
10.20-22, waar dit ritueel wordt beschreven, horen we hoe
de hogepriester op Grote Verzoendag het lot wierp over twee
bokken. De ene was bestemd als offer voor JHWH, de ander ging
naar Azazel, de onreine geest die ergens in de woestijn moest
huizen. Het arme dier voor Azazel werd symbolisch met zonden
beladen, en vervolgens de woestijn in gestuurd. Vergelijkbaar
met dit voor de dierenbescherming waarschijnlijk verwerpelijk
gebruik is de 'Tasjlich', het wegwerpen van de zonde. Dit
gebruik, dat vanaf de dertiende eeuw bekend is, speelt zich
niet op Grote Verzoendag maar aan het begin van de inkeerperiode,
op Nieuwjaar, af. Bij dit gebruik gaan de zonden niet de woestijn
in, maar worden door de verzamelde gemeente op symbolische
wijze in het stromende water van de rivier geworpen. Net als
bij offers diende men zich er echter van bewust te blijven
dat het wegzenden van een bok in de woestijn of het afwassende
water van een rivier slechts een uiterlijke symbolische functie
hebben. Ook hier geldt dat inkeer van binnenuit moet komen,
en dat de feitelijke verzoening uiteindelijk alleen via JHWH
zelf kan komen.
Verzoening door Jezus
Toen Jezus leefde stond de tempel nog recht overeind en werden
er dus zowel met Nieuwjaar als Grote Verzoendag offers gebracht.
Ook het ritueel van het wegzenden van de zondebok in de woestijn
op Jom Kippoer moet toen nog gebruik geweest zijn. Het is
eigenlijk dan ook vreemd dat we in de evangelies nergens enige
uitdrukkelijke verwijzing naar deze feesten vinden. Hoogstens
kan men zeggen dat het opvallend is dat Jezus aan het begin
van zijn openbaar leven vast, en dat direct daarvoor, bij
de doop in de Jordaan, de oproep tot inkeer klinkt (zie o.a.
Lucas 3,1-4.13). Het lijkt een soort voorafspiegeling van
het latere 'Tasjlich'-gebruik op Nieuwjaar, en fungeert in
feite ook als een inleiding op het nieuwe messiaanse tijdperk.
Alleen de klanken van de bazuin ontbreken, maar daarvoor is
het klinken van de stem van God bij de doop een redelijk alternatief.
Veel duidelijker wordt echter de dood van Jezus met de periode
van inkeer en vooral met Grote Verzoendag in verband gebracht.
Dit gebeurt in het bijzonder in Hebreeën 7-10, de centrale
hoofdstukken van deze brief. Jezus wordt daar afgeschilderd
als de ideale hogepriester en middelaar tussen God en mens.
Zoals de hogepriester éénmaal per jaar op Jom
Kippoer het heilige der heiligen mocht betreden na het zware
voorhangsel opzij te hebben geschoven, zo ging ook bij Jezus'
dood het voorhangsel opzij en kwam hij in de hemel voor zijn
Vader te staan. Net als de hogepriester bracht hij een zoenoffer.
Het grote verschil is echter dat hijzelf als offer fungeerde
en niet een stier of een bok. Hij heeft daarbij volgens Johannes
1,29, als een combinatie van zondebok en paaslam, alle zonden
van de wereld op zich genomen. Als middelaar van het Nieuwe
Verbond worden in de persoon van Jezus ongeveer alle functies
verenigd. Hij opereert bovendien zo ingrijpend, dat het zoenoffer
niet langer jaarlijks herhaald hoeft te worden, in tegenstelling
tot het Oude Verbond. Met de offerdood van Jezus heeft een
definitieve verzoening plaatsgevonden, en is er een niet aflopend
Nieuwjaar begonnen. De messiaanse eindtijd, de eeuwige rust
is in principe aangebroken. Wat na de verwoesting van de tempel
niet meer mogelijk was, is na Jezus' zelfópoffering
in feite overbodig geworden. Bidden, vasten en gerechtigheid,
de alternatieven voor offers, blijven echter hun zin behouden.
Ook Jezus mag immers niet tot uiterlijk symbool verworden.
De eis tot innerlijke overtuiging is door Jezus hoogstens
nog duidelijker geformuleerd.
Nieuwjaar met Pasen
Door de verbinding in de peroon van Jezus van elementen van
de Grote Verzoendag met de lijdensweek wordt in feite de nieuWjaarsperiode
met de paasperiode gecombineerd. Het is dan ook een misverstand
te denken dat de christenen zich van het joodse nieuwjaarsfeest
gedistantieerd zouden hebben. Men kan beter stellen dat het
paasfeest een dubbel nieuwjaarsfeest werd. Een aparte nieuwjaarsperiode
werd daardoor overbodig. Door Jezus' offerdood en verrijzenis
kreeg zowel de herdenking van de bevrijding uit de slavernij
van Egypte een nieuwe dimensie als de met Jom Kippoer nagestreefde
verzoening definitief gestalte. Het feit dat de joden zelf
Pasen ook al als een soort Nieuwjaar beschouwden, en daar
op den duur hun jaartelling begonnen, vergemakkelijkte dit
combinatie proces. Het resultaat is dat er een uitermate rijk
geschakeerd christelijk paasfeest ontstaan is, waarin paaslam,
zoenoffer en hogepriester hand in hand gaan.
|