Belijdenis - Confirmatie (artikel Henk van Waveren in Eredienstvaardig)

Oorspronkelijk ging de confirmatie om eenvoudig om de afronding, de bekrachtiging van de doop, waarbij onder handoplegging en zalving de Geest werd afgebeden over de zo juist gedoopte volwassenen. Die geurige zalf of chrisma is het teken van de Geest die in al je porien binnen dringt en je doet leven in geur van heiligheid en toewijding. In een volgend stadium horen we van (paas-)waken, waarin de nieuwe gelovigen na hun onderdompeling in het bassin van de doopkapel het kerkgebouw werden binnengeleid om temidden van de daar verzamelde gemeente door de bisschop onder handoplegging gezalfd te worden en aan de tafel des Heren genodigd. Daarmee was dan hun initiatie voltooid.

Ingewikkeld sinds de kinderdoop
U begrijpt, dat dit symbolisch heldere gebeuren nogal in de war raakte, toen het dopen van kinderen in zwang begon te komen. Voordien was de doop allesbehalve vanzelfsprekend geweest. Daarvoor was de prijs te hoog. Het kon immers levensgevaarlijk zijn om tot zo'n gemeenschap met maatschappelijk nogal dwarse opvattingen toe te treden. Pas na de tweede helft van de tweede eeuw begon de kinderdoop terrein te winnen en na Constantijn, toen de kerk ongevaarlijk en zelfs een stut onder de troon geworden was, werd de kinderdoop algemene praktijk. Van een brevet van staatsgevaarlijkheid werd de doop een bewijs van goed gedrag. De kinderdoop past beter bij een christelijk gemenebest dan bij een kerk die zich geroepen weet door een Stem, die het geweten van volk en staat nog al een hinderlijk kietelen wil. Maar ook liturgisch raakte een en ander door de kinderdoop in het ongerede. De voor de hand liggende volgorde belijdenis (ja van de dopeling), doop (wederkerig gebaar van toewending en overgave)
en bevestiging (Gods ja-bij monde van de gemeente) is voor een zuigeling uiteraard niet te handhaven, al werd de fictie volgehouden door anderen voor bet kind te laten antwoorden. Uit de symbolisch heldere trits belijdenisdoop-bevestiging werd de doop los geplukt. Belijdenis en bevestiging werden uitgesteld. In her christelijk Oosten daarentegen handhaafde men her ritueel en voltrok de plaatselijke pastor aan bet kind bet volledige doopritueel inclusief confirmatie en eerste communie (een druppeltje wijn). In bet Westen werd met handoplegging en zalving een aantal jaren gewacht tot de bisschop in de gelegenheid was de parochie met een bezoek te vereren. Op her eerste gezicht een tamelijk pragmatische keuze. Maar wel een die op den duur toch ook inhoudelijk verschil zou gaan uitmaken. Wat oorspronkelijk afronding en bekrachtiging van de doop was, een klinkend slotakkoord van de gehele viering, werd in her christelijk Westen meer en meer een zelfstandig gebeuren, waarvan de betekenis al naar gelang her kerktype nog al in verschillende richtingen zou gaan uitwaaieren.

Vormsel tussen acht en tien
Bij katholieken werd het vooral bet sacrament, waardoor de opgroeiende vormeling de Geest ontvangt om voortaan getuige van Christus te zijn. Vandaar die tot vriendelijk wangtikje gereduceerde ridderslag waarmee de bisschop bet vormritueel besluit. De tot getuigenis geschonken Geestkracht staat centraal. Confirmare betekent immers sterk maken. Je hoort er de stam firm (ferm, vorm en vroom) in. Denk maar aan bet vaderlandse lied waarin bet belegerde Bergen op Zoom wordt opgeroepen om niet bezwijken... De toelating tot de tafel des Heren is niet aan bet vormsel gebonden. Meestal wordt her pas enkele jaren na de eerste communie toegediend. Hoewel door de kinderdoop ook de belijdenis (anders dan bij monde van ouders of peten) was komen te vervallen, heeft dat er bij katholieken pas in de twintigste eeuw toe geleid om kinderen rond her verlaten van de lagere school (los van de confirmatie) hun doopbeloften te laten hernieuwen, een mogelijkheid die in de vijftiger jaren, bij bet herstel van de paaswake, jaarlijks aan alle gelovigen geboden zou gaan worden. Zo werden twee door de kinderdoop verloren geraakte momenten (de belijdenis als ja van de dopeling en de confirmatie als ja van Godswege) op verschillende, niet gecombineerde, tijdstippen 'ingehaald'.

Terug naar de doop op belijdenis
Bij protestanten zou hetzelfde toch nog weer anders gaan. Niet alleen anders dan bij katholieken maar ook onderling verschillend. Doopsgezinden en baptisten keerden eenvoudig terug naar de nieuwtestamentische doop op belijdenis. In de vroege kerk waren die twee immers onontwarbaar verstrengeld geweest. Er bestond in de eerste eeuwen zelfs niet eens een doopformule ('ik doop u ...'). Je hoefde bet niet te zeggen, want her gebeurde. Na elk ja op een van de belijdenisvragen werd je ondergedompeld.

Belijdenis en bevestiging rond de achttien
De meeste andere reformatoren handhaafden de kinderdoop wel en haalden rond de volwassenwording in ieder geval de belijdenis in. Maar de confirmatie verdween, afgezien van een korte periode in Straatsburg (Martin Bucer), geheel uit het zicht. Pas in 1816 wordt in de reglementen van de Nederlandse Hervormde Kerk bepaald dat de 'bevestiging van ledematen' overal in her openbaar moet geschieden. Voorheen gebeurde de 'aanneming' vaak buiten de eredienstten overstaan van de kerkenraad. Sinds 1816 kwam er een meer liturgisch element in, al zal het tot 1955 duren alvorens de bevestiging ook in het Dienstboek verschijnt. Ecn geliefd gebruik bij deze 'volwassenverklaring' werd bet meegeven voor onderweg van een bijbelwoord voor ieder persoonlijk. Meer dan als bekrachtiging van de doop werd de bevestiging beleefd als toetreding tot de (eigen) kerk en als toelating tot bet sporadisch gevierde avondmaal. Vandaar de keuze voor Palmzondag als bevestigingsdag. Het is ook maar zeer de vraag of men in 1816 bij het woord bevestiging aan de aloude confirmatie gedacht heeft of aan de analogie met her bevestigen van ambtsdragers. De term confirmatie is in alle ons omringende landen (denk maar aan het Konfirmandenunterricht en de silberne of goldene IConfirmation in Duitsland ) zeer algemeen, maar wat er mee bedoeld wordt liep nogal uiteen. In de katholieke traditie ligt het accent op de gave van Godswege, in de reformatorische traditie op heh door onderricht mondig geworden zijn en in de doperse (en remonstrantse) traditie op de noodzaak van het persoonlijk verwoorde belijden. Drie elementen die elkaar, zoals van der Zee terecht opmerkt, kunnen verrijken.

Oecumenisch convergerende lijnen
Sinds 'Lima' beginnen de lijnen weer naar elkaar toe te buigen. Dat wordt zeer helder beschreven in het boekje Geboren en Getogen dat Wim van der Zee, de toenmalige secretaris van de Raad van Kerken, in 1993 het licht deed zien. Om te beginnen wijst hij er op, hoe juist bij zeer meelevende ouders de kinderdoop steeds minder vanzelf sprekend wordt (in tegenstelling tot de kindercommunie). Een consequentie daarvan is, dat in steeds meer dienstboeken een of andere vorm van kinderzegen begint op te duiken. En ook, dat men steeds meer terugkomt van de confirmatie (en de doop?) als toegangskaartje tot de tafel des Heren. Uit de stapels nieuwe dienstboeken uit Noord-India, NieuwZeeland, de Verenigde Staten, Engeland, Frankrijk, Duitsland en Scandinavie, die hij meebracht van oecumenische conferenties, destilleerde hij met vreugde hoe zeer inzake de confirmatie de tendenties begonnen te convergeren:
l. De liturgie van de volwassenendoop wordt duidelijk primair, die van de kinderdoop wordt daarvan afgeleid.
2. De confirmatie hoort bij de doop: de dienstboeken geven dan ook eerst een doorlopende orde van doop-confirmatiecommunie; aparte confirmatie wordt als uitwijkmogelijkheid beschouwd.
3. Het accent verschuift van het doen van belijdenis, het opgenomen worden in een (bepaalde) kerk en het toegelaten worden tot bet avondmaal naar een bemoediging met de kracht van de Geest; een verschuiving van inwijding naar uitzending.
4. De confirmatie wordt steeds meer ingebed in een vernieuwing van de doopbeloften door de gemeente als geheel: deep en confirmatie zijn een gemeenschaps gebeuren en de kandidaten staan er niet alleen voor; meestal wordt van hen zelfs niet meer gevraagd dan instemmen en meespreken met het credo van de geloofsgemeenschap.

Dienstboek PKN
Ook in bet nieuwe PK 1V-Dienstboek3, is dat allemaal terug te vinden. Met name de samenhang tussen belijdenis, doop en confirmatie wordt er principieel hersteld. Wel wordt de persoonlijke belijdenis als afwending van her kwaad en toewending tot God helemaal opgenomen in de belijdenis van de gemeente (de doopvragen worden gesteld aan 'Jij die vandaag de doop wilt ontvangen en u allen die uw doop wilt gedenken'). Allen antwoorden dan collectief weliswaar niet met 'wij', maar met 'ik'. Doop en confirmatie gebeuren vrijwel in een adem. Direct na de deep tekent de voorganger een kruis op het voorhoofd van de dopeling en zegt: 'Je bent een kind van God, getekend met her kruis van Christus' om na bet 'Amen' van de dopeling hem of haar de handen op te leggen met de woorden 'Ontvang de heilige Geest', eventueel gevolgd door een andere tekst, voor iedere dopeling persoonlijk gekozen.
Ook het karakter van de doop als een levenslang proces komt in dit Dienstboek tot uitdrukking doordat voorafgaand aan de doop de mogelijkheid wordt geboden van een Presentatie van wie zich op de doop voorbereiden (zoals vanouds bij voorkeur op de Eerste Veertigdagenzondag) of een Zegening van zuigelingen op weg naar de doop. Als doopgelegenheid bij uitstek wordt de Paasnacht aanbevolen waarin ook alle aanwezigen worden uitgenodigd hun doopbeloften c.q. belijdenis te vernieuwen. Als goede alternatieven worden Pinksteren en Epifanie 2 (Jezus' doop in de Jordaan) genoemd. Persoonlijke geloften van de dopeling worden in orde II zoals vanouds voor doop en confirmatie gevraagd, maar in orde I pas na doop en confirmatie. Dat laatste lijkt de voorkeur te hebben, om met de indruk te wekken dat de bediening van de doop geconditioneerd zou worden door enige andere geloofsdaad dan het ons mee laten opnemen in her belijden en vieren van de gemeente. En de persoonlijke belijdenis dan?
Die solidaire verbondenheid heeft iets ontroerends en geeft ook blijk van bet besef dat geloof geen veilig bezit is, maar iets dat om voortdurende vernieuwing vraagt. Niettemin blijft Orde I daarmee een liturgisch novum. Voor het eerst in de kerkgeschiedenis ontbreken daar de persoonlijk te beantwoorden belijdenisvragen. Is dat eigenlijk geen wonderlijke ontwikkeling in een tijd waarin de mondigheid van het individu zo hoog staat aangeschreven? Van harte stem ik toe dat doop en confirmatie een gemeenschapsgebeuren zijn, waarin gevierd wordt dat de kandidaten er niet alleen voor staan. Maar ook dan blijft de vraag staan of de persoonlijke belijdenis van de nieuwe gelovige helemaal niets nieuws toevoegt aan het geloof van de gemeenschap. Het geloof van de kerk is nu eenmaal geen afgerond pakketje, maar een overtuiging aan de groei waarvan elke nieuwe gelovige uit kracht van de Geest het hare of het zijne bijdraagt. Met andere woorden: zou bet toch niet heilzaam zijn voor kandidaat en gemeente om iets meer te vragen dan slechts het instemmen met het credo van de geloofsgemeenschap? Een vraag die ik in dit tijdschrift4 al eens uitgebreider aan de orde gesteld heb.

Wat hebben we oecumenisch gewonnen?
Wat we minstens gewonnen hebben is begrip voor het doperse besef dat gedoopt worden eigenlijk geen kinderwerk is. De zuigelingendoop is lang niet zo vanzelfsprekend als wij eeuwenlang vertederd gedacht hebben. Want jezelf (of je kind) laten dopen is het aan den lijve ervaren van je overgave, is ondergaan in water van leven en dood in het vertrouwen daaruit te zullen opstaan. 'Doopgang is diepgang' (Willem Barnard). Maar wat moet je dan met je gevoelens van dankbaarheid dat dit kind je is toevertrouwd? Hebben gelovige mensen er geen behoefte aan daaraan uiting te geven, juist ook te midden van de gemeente waartoe zij behoren? Zeker wel. Maar ook daarin gingen de doopsgezinden ons voor met hun kinderzegen of geboortedankzegging. Laten we eerlijk zijn: precies het motief dat de meeste ouders noemen als je ze vraagt waarom ze hun kind willen laten dopen. Gelukkig dat het nieuwe Dienstboek die mogelijkheid nu ook biedt. Anderzijds zullen doopsgezinden, nu we allemaal samen beseffen, dat we zelfs na doop op belijdenis onze doop levenslang zullen moeten vernieuwen, niet meer geneigd zijn al te principieel de kinderdoop te verwerpen om maar te zwijgen van wederdoop. Toch? En dat is wederzijdse winst.
Oecumenische winst is ook dat, bij het besef dat de volwassenendoop eigenlijk het primaire model is, de verhouding belijdenis-doop-confirmatie veel argelozer wordt en zeker niet meer problematisch is. De stukjes van de puzzel vallen dan ineens vanzelf op hun plaats. En wie van daaruit vormen moet vinden voor uitgestelde belijdenis en confirmatie weet waar hij/zij mee bezig is. Opvallend is trouwens dat in het nieuwe Dienstboek van de PKIV die losse belijdenis of confirmatie helemaal niet meer voorkomen, of het moest wezen in de Paasnacht waarin alle gelovigen hun doop vernieuwen.
Wim van der Zee heeft destijds altijd vurig verdedigd, dat juist de confirmatie, verre van een loyaliteitsverklaring aan het eigen kerkgenootschap te zijn, moet laten zien dat de doop de plaatselijke gemeente en de eigen denominatie te boven gaat. Daar komt ook die bisschop vandaan. Maar vanwege de daar aan klevende bezwaren (loskoppeling van doop en confirmatie) delegeren rooms-katholieke bisschoppen het vormsel nog al eens naar de deken en in het oud-katholieke Kerkboek staat aangegeven dat degenen die door hun eigen priester geconfirmeerd zijn bij het eerstvolgende bezoek van de bisschop aan hun parochie aan hem voorgesteld dienen te worden. Wordt het misschien tijd om dopelingen niet alleen te laten confirmeren door iemand van buiten/boven de eigen parochie, maar ook door iemand van buiten de eigen denominatie? Als teken en gave van de Geest die waait waar zij wil?

Noten
1. Het zogenaamde BEM-rapport (Baptism, Eucharist and Ministry) uit 1985, waarin theologen van de lidkerken van de Wereldraad een grote matc van overeenstemming over doop, eucharistie en ambt bereikten.
2. WR. van der Zee, Geboren en getogen (over belijdenis en dopen) Zoetermeer 1993, ISBN 9023919459/CIP
3. Dienstboek, een Proeve, Dee1II Leven, Zegen, Gemeenschap, pagina 53 en verder: Deep en belijdenis.
4. Henk van Waveren, 'Wiens geloof belijden wij'? In: Eredienstvaardig 8-6 (1992), pagina 289-294.
Ds. Henk van Waveren was na zijn priesterwijding in 1963 achtereenvolgens werkzaam in het basispastoraat en diocesaan liturgisch vormingswerk. Vanaf 1972 ging hij over naar de Remonstrantse Broedersehap waar hij predikant werd. Hij was betrokken bij de Liturgiecommissie van de Remonstranten, de seetie Eredienst van de Raad van Kerken in Nederland, de lectionarium-commissie van de PIfIV en de redaetie van Eredienstvaardig.


Ds. Henk van Waveren was na zijn priesterwijding in 1963 achtereenvolgens werkzaam in het basispastoraat en diocesaan liturgisch vormingswerk. Vanaf 1972 ging hij over naar de Remonstrantse Broedersehap waar hij predikant werd. Hij was betrokken bij de Liturgiecommissie van de Remonstranten, de seetie Eredienst van de Raad van Kerken in Nederland, de lectionarium-commissie van de PKN en de redaetie van Eredienstvaardig.