Wie doet wat in de eredienst?

Wie doet wat: Koster, ouderling, diaken, predikant, organist, gemeentelid
Waar is dit handelen op gericht?
Hoe (via welke menselijke mogelijkheid: Reuk, Smaak, Tast, Gezicht, geHoor, via het geVoel, de Intuïtie, het Verstand, de Ervaring)?
 
 
Onderdeel Koster Ouderling Diaken
Mededelingen
Aanvangspsalm
Votum en groet
Gebed v. Toenad
Kyriegebed
Glorialied
Zondagsgebed|
1e lezing
Lied
2e Lezing
Lied
Evang. Lezing|
Lofverheffing
Preek
Lied
Gebed
Collecte
Lied
Zegen
     
organist Koor predikant Diaken
       
 
Ambten

Priester: OT: Levitische, maar ook los van de Levitische lijn in het koninklijke priesterschap zoals dat van Mechizedek.
NT: Alleen in Hebreeën nadrukkelijk toegepast op Jezus.
Priesterschap van alle gelovigen: 1 Petrus 1:9-10: het lichaam van Christus bekleed zo het priesterschap. Nergens in het NT wordt een individu als priester in de kerk gezien.
Vanaf de 3e eeuw )Apostolische Traditie) worden termen als hogepriester gebruikt voor de bisschop, beelden die herinneren aan Mozes en de 70 oudsten worden gebruikt voor presbyteriale ordinatie. Vanaf de 3e en 4e eeuw wordt ook het presbyterium geacht het priesterschap te bekleden.

voorgangers: -episkopoi (bisschoppen, vooral bij de Helleense christenen): leiders Phil 1.1, I Tim 3.1-7, Titus 1.7-9. Meerdere in Phil 1.1 en Hand 20.17,28.
-presbyteroi (oudsten, vooral bij de Judeese christenen): leiders

-door elkaar gebruikt voor de leiders van de kerk van Ephese: Hand 20.17,18

2e eeuw: presbyteroi (oudsten of leiders): groep leiders met aan het hoofd een episkopos (bisschop of hoofdleider)

Diakenen: In het Nieuwe Testament komen we diakenen al tegen als de dragers van een bijzonder ambt (Fil. 1:1, Tim 3:8). In Handelingen 6 wordt een zevental aangesteld omdat weduwen bij de dagelijkse verzorging verwaarloosd werden. Die verzorging van de behoeftigen wordt daar bediening van de tafels genoemd, men at immers gemeenschappelijk (ieder nam mee wat hij kon) en gedacht daarbij het verlossend werk van Christus.

In de geschiedenis is het met het werk van de diakenen verschillend gegaan. In de Oosters Orthodoxe kerken heeft de diaken een liturgische functie (dienen aan de tafel van de Heer), in de westerse kerk was er eerst zowel een administratieve en financiële functie als een dienende liturgische functie. Later werd diaken een voorstadium van het priesterschap. De zorg voor de armen werd veelal uitgeoefend door monniken. In de calvinistische traditie heeft de diaken de zorg voor de behoeftigen terug gekregen, lange tijd is dat ten koste gegaan van zijn (en later ook haar) liturgische functie. Bij de vernieuwingen die in alle kerken deze eeuw opkwamen is ook in de reformatorische kerken het besef gegroeid dat de tafel van de Heer het teken bij uitstek is van de liefde van God en dat de eerste diakenen niet voor niets vanuit de viering van Gods goedheid ervoor zorgden dat er voor iedereen genoeg was.

Calvijn kende vier ambten: Dienaren des Woords (predikanten), Doctoren (=bijbelgeleerden die het leerambt hadden), ouderlingen en diakenen