De hoofdsom van de leer des heiligen Doops is in deze drie
stukken begrepen:
Eerstelijk, dat wij met onze kinderen in zonden ontvangen
en geboren, en daarom kinderen des toorns zijn, zoo dat wij
in het rijk van God niet mogen komen, tenzij wij van nieuws
geboren worden. Dit leert ons de ondergang en besprenkeling
met het water, waardoor ons de onreinigheid onzer zielen wordt
aangewezen, opdat wij vermaand worden, een mishagen aan ons
zelven te hebben, ons voor God te verootmoedigen, en onze
reinigmaking en zaligheid buiten ons zelven te zoeken.
Ten tweede betuigt en verzegelt ons de heilige Doop de afwassing
der zonden door Jezus Christus. Daarom worden wij gedoopt
in den naam des Vaders, zoo betuigt en verzegelt ons God de
Vader, dat Hij met ons een eeuwig verbond der genade oprigt,
ons tot zijne kinderen en erfgenamen aanneemt, en daarom van
alle goed verzorgen, en alle kwaad van ons weren, of ten onzen
beste keeren wil. En als wij in den naam des Zoons gedoopt
worden, zoo verzegelt ons de Zoon, dat hij ons wascht in zijn
bloed van al onze zonden, ons in de gemeenschap zijns doods
bevrijd, en regtvaardig voor God gerekend worden. Desgelijks
als wij gedoopt worden in den naam des Heiligen Geestes, zoo
verzekert ons de Heilige Geest door dit heilig Sacrament,
dat hij bij ons wonen, en ons tot lidmaten van Christus heiligen
wil, ons toeëigenen hetgeen wij in Christus hebben, namelijk
de afwasching onzer zonden, en de dagelijkse vernieuwing onzes
levens, tot dat wij eindelijk onder de gemeente der uitverkorenen
in het eeuwige leven onbevlekt zullen gesteld worden.
Ten derde. Overmits in alle verbonden twee deelen begrepen
zijn, zoo worden wij ook weder van God door den Doop vermaand
en verpligt tot eene nieuwe gehoorzaamheid, namelijk, dat
wij dezen eeniggen God, Vader, Zoon en Heiligen Geest, aanhangen,
betrouwen en liefhebben van ganscher harte, van ganscher ziele,
van ganschen gemoede en met alle krachten, de wereld verlaten,
onze oude natuur dooden, en in een nieuw Godzalig leven wandelen.
en als wij somtijds uit zwakheid in zonden vallen, zoo moeten
wij aan Gods genade niet twijfelen, noch in de zonde blijven
liggen, overmits de Doop een zegel en ongetwijfeld getuigenis
is, dat wij een eeuwig verbond der ggenade met God hebben.
En hoewel onze jonge kinderen deze dingen niet verstaan, zoo
mag men dezelve nogtans daarom van den doop niet afsluiten,
aangezien zij ook zonder hun weten der verdoemenis in Adam
deelachtig zijn, en alzo ook weder in Christus tot genade
aangenomen worden, gelijk God spreekt tot Abraham, den Vader
van alle geloovigen, en overzulks mede tot ons en onze kinderen,
Gen XVII:7, zeggende: Ik zal mijn verbond oprigten tusschen
Mij en tusschen u, en tusschen uwen zade na u in hunne geslachten,
tot een eeuwig verbond, om voor u te zijn tot eenen God, en
uwen zade na a.
Dit betuigt ook Petrus, Hand II: 39, met deze woorden: Want
u komt de belofte toe, en aan uwe kinderen, en aan allen,
die verre zijn, zoo velen als er de Heere onze God toe roepen
zal.
Daarom heeft hen God voormaals bevolen te besnijden, hetwelk
een zegel des verbonds en der geregtigheid des geloofs was;
gelijk ook Christus hen omhelsd, de handen opgelegd en gezegend
heeft. Mark. X: 16.
Dewijl dan nu de Doop in de plaats der Besnijdenis gekomen
is, zoo zal men de jonge kinderen, als erfgenamen van het
rijk van God en van zijn verbond doopen; en de ouders zullen
gehouden zijn hunne kinderen, in het opwassen, hiervan breeder
te onderwijzen.
Opdat wij ook deze heilige ordening van God, tot zijne eere;
tot onzen troost en tot stichting der gemeente uitrigten mogen,
zoo laat ons zijnen heiligen naam aldus aanroepen:
O almagtige, eeuwige God! Gij, die naar uw streng oordeel
de ongeloovige en onboetvaardige wereld met den zondvloed
gestraft hebt, en den geloovigen Noach zijne achten uit uwe
groote barmhartigheid behouden en bewaard; Gij, die den verstokten
Farao, met al zijn volk, in het Roode meer verdronken hebt,
en uw volk Israël droogvoets daardoor geleid, door hetwelk
de Doop beduidt werd; wij bidden U, bij uwe grondelooze barmhartigheid,
dat Gij deze kinderen genadiglijk wilt aanzien, en door uwen
Heiligen Geest uwen Zoon Jezus Christus inlijven; opdat zij
met hem in zijnen dood begraven worden, en met hem mogen opstaan
in een nieuw leven; opdat zij hun kruis, hem dagelijks navolgende,
vrolijk dragen mogen, hem aanhangende met waarachtig geloof,
vaste hope en vurige liefde; dat zij dit leven, (hetwelk toch
niet anders is dan een gestadige dood,) om uwentwille, getroost
verlaten, en ten laatsten dage voor den regterstoel van Christus,
uwen Zoon, zonder verschrikken mogen verschijnen, door denzelven,
onzen Heere Jezus Christus, uwen Zoon, die met U en den Heiligen
Geest, één eenig God, leeft en regeert in eeuwigheid.
Amen.
Vermaning aan de Ouders en die mede ten Doop komen.
Geliefden in den Heere Christus! gij hebt gehoord, dat de
Doop eene ordening van God is, om aan ons en onzen zade zijn
verbond te verzegelen; daarom moeten wij denzelven tot dat
einde, en niet uit gewoonte of bijgeloovigheid gebruiken.
Opdat het dan openbaar worde, dat gij alzoo gezind zijt, zult
gij van uwent wege hierop ongeveinsdelijk antwoorden:
Eerstelijk, hoewel onze kinderen in zonden ontvangen en geboren
zijn, en daarom aan allerhande ellendigheid, ja aan de verdoemenis
zelve onderworpen, of gij niet bekent, dat zij in Christus
geheiligd zijn, en daarom als lidmaten zijner gemeente behooren
gedoopt te wezen?
Ten andere, of gij de leer, die in het Oude en Nieuwe Testament,
en in de Artikelen des Christelijken geloofs begrepen is,
en in de Christelijke Kerk alhier geleerd wordt, niet bekent,
de waarachtige en volkomene leer der zaligheid te wezen?
Ten derde, of gij niet belooft en voor u neemt, deze kinderen
als zij tot hun verstand gekomen zijn, een iegelijk de zijnen,
waarvan hij vader of getuige is, in de voorzeide leer naar
uw vermogen te onderwijzen, of te doen onderwijzen?
Antw. Ja.
Daarna in het doopen spreekt de Dienaar des Goddelijken woorde
aldus:
N. IK DOOP U IN DEN NAAM DES VADERS, EN DES ZOONS, EN DES
HEILIGEN GEESTES.
Dankzegging
Almagtige, barmhartige God en Vader! wij danken en loven U,
dat Gij ons en onze kinderen, door het bloed van uwen lieven
Zoon Jezus Christus, al onze zonden vergeven, en ons door
uwen Heiligen Geest tot lidmaten van uwen eeniggeboren Zoon,
en alzoo tot uwen kinderen aangenomen hebt, en ons datzelve
met den heiligen Doop verzegelt en bekrachtigt. Wij bidden
U ook, door denzelven uwen lieven Zoon, dat Gij deze gedoopte
kinderen met uwen Heiligen Geest altijd wilt regeren, opdat
zij Christelijk en Godzaliglijk opgevoed worden, en in den
Heere Jezus Christus wasschen en toenemen, opdat zij uwe Vaderlijke
goedheid en barmhartigheid, die Gij hun en ons allen bewezen
hebt, mogen bekennen, en in alle geregtigheid, onder onzen
eenigen Leeraar, Koning en Hoogepriester, Christus Jezus,
leven, en vromelijk tegen de zonde, den duivel en zijn gansche
rijk strijden en overwinnen mogen, om U, en uwen Zoon Jezus
Christus, mitsgaders den heiligen Geest, den eenigen waarachtigen
God, eeuwiglijk te loven en te prijzen. Amen.
|