Heen, maar ook weer
Volgens Handelingen 1 werd Jezus veertig dagen na zijn verrijzenis
ten hemel opgenomen. De liturgische kalender heeft zich keurig
aan deze veertigdaagse periode gehouden, hetgeen met zich
meebrengt dat Hemelvaart steevast op een donderdag valt. Een
ideale gelegenheid dus voor het nemen van een lang weekend.
Dit is ook vaak de eerste associatie die dit feest tegenwoordig
bij velen oproept. Hemelvaart zelf komt als feest zelden goed
uit de verf. Het ontbreken van typische folkloristische gebruiken
bij dit feest zou men symptomatisch kunnen noemen. In tegenstelling
tot bijvoorbeeld Pasen en Pinksteren valt het ook niet samen
met één van de belangrijke seizoenswisselingen.
Het borduurt zelfs niet voort op één van de
traditionele joodse feesten. Dit laatste wil echter niet zeggen
dat Hemelvaart geen wortels zou hebben in de bijbelse overlevering.
Het tegendeel is waar. Er zijn weinig figuren die zoveel sporen
nagelaten hebben als juist Henoch en Elia, de oudtestamentische
hemelvaarders. Aan Mozes viel de eer van een posthume hemelvaart
ten deel. Zonder te weten wat de hemelvaart van deze oud-testamentische
persoonlijkheden teweegbracht, is het onmogelijk de hemelvaart
van Jezus op zijn juiste waarde te schatten.
Henoch, de wandelaar met God
Het belang van Henoch is omgekeerd evenredig aan het luttele
aantal verzen dat in het Oude Testament aan zijn persoon is
gewijd. Zijn hele geschiedenis wordt in Genesis 5,21-24 binnen
de geslachtslijst van Adam kort samengevat. Wel is direct
al duidelijk dat Henoch binnen deze lijst een bijzondere plaats
inneemt. Zo is het waarschijnlijk niet toevallig dat hij de
zevende is in de serie. Bovendien blijken verschillende elementen
af te wijken van het traditionele schema van een geslachtslijst.
Zo horen we tweemaal de ongebruikelijke zinsnede: 'Henoch
wandelde met God', hetgeen een plastische uitdrukking is voor
een uitermate vroom leven. Normaal gesproken moet een dergelijk
iemand zeer oud worden. Henoch werd slechts 365 jaar, een
zeer jeugdige leeftijd voor iemand uit de voortijd, waar 900
jaar een redelijk gemiddelde was. We vinden bij hem echter
niet het gebruikelijke doodsbericht. We horen van Henoch dat
hij verdween, omdat God hem wegnam. Dat dit deze vrome Henoch
op jonge leeftijd overkwam, leverde het bijkomende voordeel
op dat hij geen slachtoffer werd van de aanstaande zondvloed.
Over het waarheen hij weggenomen werd, horen we niets. Dit
werd overgelaten aan latere speculatie.
De anekdote van de hemelvaart van Henoch lijkt, net als vele
andere verhalen uit de beginhoofdstukken van Genesis, in eerste
instantie geïnspireerd te zijn door de Babylonische en
Assyrische mythologie. De koningen die daar werden weggenomen,
gingen net als Henoch vertrouwelijk met God om. Deze nauwe
relatie met God leverde uiteraard grote kennis op van de gang
van zaken in deze en de komende wereld. De wijsheid van hemelvaarders
is spreekwoordelijk. Het is dan ook niet verbazingwekkend,
dat Henoch een symbool werd van inzicht in heden en verleden,
maar vooral van de toekomstige eindtijd. Zo horen we in Sirach
44,16 dat hij een toonbeeld van wijsheid voor alle geslachten
was. Vooral in de pseudepigrafische intertestamentaire literatuur
werd dit meer inhoudelijk uitgewerkt in de twee op zijn naam
gezette 'Boeken van Henoch'.
Aan mensen die de wijsheid bezitten maar zijn weggenomen,
heeft men weinig. Het voordeel van een hemelvaart is echter
dat de persoon in kwestie niet dood is en dus kan terugkeren
om zijn kennis te kunnen overdragen. Die terugkeer of te verwachten
terugkeer vormt dan ook een essentieel onderdeel van het genre
'hemelvaartsverhalen'. Het precieze tijdstip van die terugkeer
is en blijft onduidelijk. Wel gaat men ervan uit dat zij op
een keerpunt van de geschiedenis verwacht mag worden. Het
aanbreken van de messiaanse eindtijd is daarvoor een ideale
gelegenheid.
Mozes, een posthume hemelvaarder
Als we ons alleen tot het Oude Testament zouden beperken,
hoort Mozes niet in het rijtje hemelvaarders thuis. Mozes
stierf bij wijze van spreken zelfs voortijdig. Over het feit
dat hij zeer vertrouwelijk met JHWH omging, bestaat gezien
Exodus 33,11 geen enkele twijfel. Toch verloor hij in het
zicht van het beloofde land zijn vertrouwen even. Dat had
zijn consequenties. Mozes die met JHWH onder andere op de
Sinai oogcontact had gehad, moest net voor het bereiken van
zijn doel de leiding afstaan aan Jozua. JHWH was onverbiddelijk
en Mozes stierf op een steenworp afstand van het land van
melk en honing. Daarmee leek de kous af. De latere traditie
was echter aanzienlijk minder onverbiddelijk tegenover deze
Mozes, die veertig woestijnjaren lang zijn uiterste best had
gedaan om Israël in het juiste spoor te krijgen. Een
aanknopingspunt voor zijn rehabilitatie was de notitie in
Deuteronomium 34,6, waarin staat dat niemand tot op heden
weet waar zijn graf ligt.
Mogelijk was dus ook hij alsnog ten hemel opgenomen. Het
feit dat Elia, die in vele opzichten een tweede Mozes was,
dit ook was overkomen, kon dit gevoel alleen maar versterken.
Hoe dan ook, het is interessant dat precies ten tijde van
het leven van Jezus een pseudepigrafisch geschrift het licht
zag met de veelzeggende titel 'De tenhemelopneming van Mozes'.
Het is net als de boeken van Henoch een apocalyptisch getint
werk, dat inzicht wil geven in het wel en wee van de komende
eindtijd. Wat in ieder geval leek vast te staan was, dat een
gelouterde Mozes in die eindtijd zijn opwachting zou maken.
Zijn verschijning bij de verheerlijking op de berg Tabor
berust dan ook niet op toeval.
Elia, een tweede Mozes, Elia is de man van de strijd tegen
de Baälpolitiek van het Huis van Achab. Hij handelde
volgens het woord van JHWH, het geen hem in 1 Koningen 18
op de berg Karmel een klinkende overwinning opleverde op deze
door Jezebel vanuit Fenicië geïntroduceerde vruchtbaarheidsgod.
Net als Mozes maakte Elia echter op het laatst een klein vertrouwensfoutje.
Door zijn angst voor de bedreigingen van Jezebel liet hij
het woord van JHWH links liggen, met het gevolg dat hij na
een veertigdaagse woestijntocht op de berg Horeb te horen
kreeg dat niet hij maar een opvolger zijn werk zou afmaken.
Dit zou Elisa worden, wiens naam 'God redt' de naam van Mozes'
opvolger Jozua 'JHWH redt' oproept. Deze Elisa zou de eerste
getuige van een hemelvaart worden. Vergezeld door vijftig
collega-profeten daalde hij samen met Elia af naar de oever
van de Jordaan. Daar wordt de neerwaartse beweging omgezet
in een opwaartse. Elia wordt er door JHWH in een stormwind
ten hemel opgenomen. Elisa is de enige die dit ziet en bijgevolg
de twee delen van Elia's geest erft die volgens Deuteronomium
21,17 het aandeel zijn van een eerstgeborene. Hij zal zich
daarna inderdaad als een tweede Elia ontpoppen.
De rol die Elia speelde in de strijd tegen de Baälpolitiek
van het Huis van Achab mag niet onderschat worden. Toch valt
hij in het niet bij het belang dat door de latere traditie
aan Elia na zijn hemelvaart werd toegekend. Ook hij zal terugkeren
en een belangrijke rol aan het einde der tijden spelen. Maleachi
3,23-24 laat hierover geen twijfel bestaan: 'Zie, Ik ga u
de profeet Elia zenden voordat de dag van JHWH komt, de grote,
vreeswekkende dag. En hij zal het hart van de vaders naar
de zonen keren en het hart van de zonen naar de vaders, zodat
Ik niet behoef te komen om het land met de ban te slaan'.
Deze tekst van Maleachi wordt geciteerd door alle synoptici
(zie o.a. Mt. 17,1 l).
De terugkeer van Elia betekent herstel van recht, van vrede
en het begin van het messiaanse tijdperk. Het feit dat er
tijdens de jaarlijkse sedermaaltijd zoals we al gezien hebben
voor de aanstaande Elia alvast een glas wijn apart werd gezet,
een stoel werd gereserveerd en de deur op een kier werd gezet,
moge dit illustreren.
Wie is de teruggekeerde Elia?
Met de geboorte van Jezus, wiens naam opnieuw 'JHWH redt'
betekent, was volgens zijn volgelingen de messias geboren
en dus de messiaanse eindtijd aangebroken. De verrijzenis
is hiervan uiteindelijk het sluitend bewijs. De verwachte
terugkeer van hemelvaarders als Henoch, Mozes en Elia zou
men als een nadere bevestiging kunnen beschouwen van het begin
van die eindtijd. Henoch laat het in het Nieuwe Testament
een beetje afweten. In de evangelies wordt hij niet genoemd.
Wel valt zijn naam in Hebreeën 11,5, maar daar lezen
we alleen dat hij vanwege zijn geloof is opgenomen. Over zijn
eventuele terugkeer wordt niet gesproken.
Wel keurig op tijd zijn Mozes en Elia als vertegenwoordigers
van de Wet en de Profeten present en flankeren Jezus bij zijn
verheerlijking op de Tabor. Met name Elia meende men in het
Nieuwe Testament daarvoor al gesignaleerd te hebben. Zo rees
de vraag of Johannes de Doper mogelijk de langverwachte Elia
was. Jezus zelf leek in Mattteüs 11,14 deze conclusie
te trekken, maar de evangelist Johannes ontkent in 1,21 op
zijn beurt de juistheid van deze identificatie. Ook bij Jezus
zelf werd de mogelijkheid opengehouden dat hij de voorloper
van de komende messias zou kunnen zijn en eventueel met Elia
geïdentificeerd kon worden. Teksten als Matteüs
16,13-16, Marcus 8,7-20 en Lucas 9,18-21 brengen de onzekerheden
duidelijk aan het licht. Het is Petrus die uiteindelijk de
knoop doorhakt door te stellen dat Jezus niemand minder was
dan de langverwachte messias zelf. Het feit echter dat zowel
Johannes de Doper als Jezus voor mogelijke reïncarnaties
van Elia werden gehouden, maakt duidelijk hoezeer men op de
terugkomst van deze profeet zat te wachten en ervan overtuigd
was dat de tijd daarvoor meer dan rijp was.
De verheerlijking op de Tabor
In alle drie synoptici staat het verhaal van de verheerlijking
op de berg Tabor tussen het verhaal over de doop van Jezus
en dat over zijn verrijzenis en hemelvaart in letterlijke
zin cen
traal. Het is duidelijk dat er nauwe verbindingen tussen deze
verhalen bestaan. Zo klinkt er in het 'dit is mijn Zoon' op
de Tabor onmiskenbaar het 'dit is mijn Zoon' van de doop door
Johannes in de Jordaan aan het begin van de evangelies door.
Aan de andere kant roepen alleen al de terugkeer van zowel
Elia als Mozes de hemelvaart van Jezus aan het einde van dezelfde
evangelies op. In feite lijkt de verheerlijking op de berg
Tabor een soort voorproefje van de goddelijke Jezus na zijn
verrijzenis en de daarmee verbonden hemelvaart.
De verheerlijking op de berg Tabor kan gezien worden als
een tussentijds hoogtepunt in de pogingen Jezus als de langverwachte
messias te profileren. Woorden alleen waren daarvoor niet
voldoende. Zijn boodschap moest net als die van Mozes en Elia
bevestigd worden door wonderen en tekenen. Door parallelle
tradities als spijswonderen en dodenopwekkingen in de evangelies
wordt op z'n minst al de herinnering aan deze twee messiaanse
voorlopers opgeroepen. We zagen dan ook al dat mensen dachten
dat ze misschien met Elia te doen hadden, terwijl Petrus uiteindelijk
de juiste conclusie trok. De duidelijkste bevestiging dat
Jezus inderdaad de messias was, kon uiteraard alleen uit de
hemel komen, zoals we bij de doop in de Jordaan en de verheerlijking
op de Tabor inderdaad zien. In het laatste geval krijgen we
midden in de evangelies vooraf een glimp te zien van Jezus
hoe hij er uiteindelijk na zijn verrijzenis en hemelvaart
ongeveer uitgezien moet hebben. Het lijkt een troostrijk tegenwicht
te vormen voor het net daarvoor aangekondigde onvermijdelijke
lijden. Het is dan waarschijnlijk niet toevallig dat uitgerekend
de drie leerlingen die later in de hof van Getsemane aanwezig
waren, van dit schouwspel getuigen zijn. Jammer is alleen
dat ze hierover volgens de synoptici in ieder geval tot na
de verrijzenis niets mochten of wilden zeggen (zie o.a. Mc.9,9).
De beschrijving van de verheerlijking op de berg Tabor gebeurt
aan de hand van beelden uit het Oude Testament. Ook in dit
opzicht staat Jezus in de lijn van de traditie. Opvallend
is dat de beelden voornamelijk zijn ontleend aan het verhaal
van de woestijntocht onder leiding van Mozes, beelden die
men ook in de latere apocalyptiek telkens weer kan tegenkomen.
Zo vinden we het beeld van de 'wolk' waarin JHWH zijn volk
toespreekt en het beeld van de 'tent' waarin gehuisd wordt.
Meer algemeen is het symbool van de 'berg' waar God en mens
elkaar ontmoeten, zoals bijvoorbeeld op de Sina:i of de Horeb.
Het glanzende gelaat roept dat van Mozes in Exodus 34,29 op,
terwijl ook de witte kleding voor een kenner van Daniël
niet bepaald nieuw in de oren klinkt (vergelijk Da.7,9;10,5).
Het is hetzelfde merk kleding waarin de vrouwen van Marcus
16,5 een hemelse jongeling in een verder zeer leeg graf ontwaren
en waar een hemels figuur zich in een boek als de Apocalyps
in dient te hullen om herkenbaar te blijven (vergelijk Ap.1,12-16;
4,4; 7,9).
De hemelvaart van Jezus
Is met de terugkomst van Mozes en Elia bij de verheerlijking
op de Tabor het onderwerp hemelvaart in het Nieuwe Testament
al aangestipt, de feitelijke hemelvaart vinden we na Jezus'
dood en verrijzenis. Overigens melden alleen Lucas en Marcus
deze gebeurtenis uitdrukkelijk aan het slot van hun evangelie,
waarbij men overigens wel moet bedenken dat Marcus 16,19 hoogstwaarschijnlijk
onderdeel van een latere toevoeging vormt. Hoewel ook andere
evangelisten, en met name Johannes (zie Joh.6,64; 7,33; 13,13;
16,5-10 en 20,17-18), niet onbekend met dit thema waren, blijft
Lucas als enige over die de hemelvaart ook echt aan het eind
van zijn evangelie vertelt. Overigens is zelfs ook Lucas 24,51
niet geheel onomstreden. De zinsnede 'Hij werd ten hemel opgenomen'
ontbreekt in een aantal oude handschriften, hetgeen kan impliceren
dat er alleen nog staat dat Jezus zijn leerlingen zegent en
zich verwijdert. Waarschijnlijk werd er aanvankelijk geen
onderscheid gemaakt tussen de opgaande lijn van Jezus' opwekking
en de doorgezette opwaartse beweging van het komen bij zijn
Vader. Pasen en Hemelvaart vielen dus, net als Pinksteren
bij Johannes, op één dag. Lucas heeft echter
ook nog een vervolg op zijn evangelie geschreven. Daarin heeft
de hemelvaartstraditie definitief haar eigen plaats gekregen.
Het gaat hier om het boek Handelingen. In Handelingen 1,9
horen we hoe Jezus omhoog werd geheven en door een wolk die
ons uit het Taborverhaal bekend zou moeten voorkomen
- aan het oog werd onttrokken. Volgens Lucas zijn alle leerlingen
daar getuigen van. Net als de enige getuige van Elia's hemelvaart,
Elisa, ontvangen of erven zij met Pinksteren de geest van
hun meester en zullen als zijn opvolger en representant verder
door het leven gaan. Dat zijn in feite de consequenties van
de hemelvaart en die lijken interessanter dan de hemelvaart
zelf. Overal, of het nu de hemelvaart van Henoch of die van
Jezus betreft, zien we dat de eigenlijke hemelvaart één
of minder dan één vers in beslag neemt.
In het perspectief van hemelvaart
De verrijzenis van Jezus bewees dat de messiaanse eindtijd
was aangebroken, hetgeen reeds aangeduid was door de terugkeer
van Mozes en Elia. De jonge kerk dacht aanvankelijk dat daarmee
ook het definitieve einde der tijden nu elk ogenblik kon plaatsvinden.
Het is geen toeval dat in Handelingen 1,6 de vraag klinkt:
'Heer, gaat Gij in deze tijd voor Israël het koninkrijk
herstellen?'.
Binnen dit concept betekende een hemelvaart en een daaraan
gekoppelde terugkeer in feite een tamelijk zinloos tijdverlies.
Dit was mogelijk één van de redenen waarom de
gedachte aan een hemelvaart van Jezus zich relatief laat ontwikkelde.
Naarmate de definitieve eindtijd uitbleef, kon een hemelvaart
alsnog gestalte krijgen. Over hoe het verblijf in de hemel
er uitziet horen we weinig. Volgens Marcus 16,19 zit Jezus
daar aan de rechterhand van God waar hij volgens Psalmen 110,1
inderdaad thuishoort. Net als Henoch, Mozes en Elia was men
bij de hemelvaart meer geïnteresseerd in de uiteindelijke
terugkeer. Dat is het waar het wachten op is. In de tussentijd
blijft Jezus inspirerend in de wijsheid van zijn geest present.
Dat voor de achterblijvenden de hemelvaart van Jezus in eerste
instantie het wachten op zijn terugkeer betekent, houdt bepaald
geen wachten in ledigheid in. Er wordt zelfs geen pauze gegund.
Als Jezus in Handelingen 1,9 door een wolk aan de ogen van
zijn leerlingen wordt onttrokken, staan er meteen twee mannen
in de bekende witte kleding paraat om de intussen klassieke
vraag te stellen: 'Wat staat ge naar de hemel te staren?'
Net als Jozua het werk van Mozes, en Elisa dat van Elia voortzet,
moeten de leerlingen dat doen bij het werk van Jezus. Ze hebben
aan het eind van de evangelies een duidelijke opdracht gekregen:
verkondiging en bekering (zie o.a. Mt.28,19-20). Zoals Jezus
beloofd had zal hij hen echter in de tussentijd niet in de
steek laten. Ze erven zijn geest en daarmee ook de kwaliteiten
hun woord met tekenen kracht bij te zetten zoals onder meer
in Marcus 16,17-20 toegezegd was. De resultaten daarvan zien
we in het boek Handelingen. Genezingen en geestuitdrijvingen
vinden we daar te over.
Het feit dat we de meest duidelijke verwijzing naar de hemelvaart
van Jezus niet aan het eind van de evangelies, maar aan het
begin van Handelingen vinden, moge illustreren dat deze hemelvaart
minder als een afsluiting dan wel als het begin van een nieuw
tijdperk gezien moet worden. Hier ontstaat immers de jonge
kerk die voor verkondiging in Jezus' geest zijn invloed in
steeds ruimer wordende geografische golfbewegingen uitbreidt.
De hele structuur van Handelingen wordt hierdoor bepaald.
Het is een proces dat dient door te gaan tot Jezus' terugkeer.
De leerlingen waren de eerste erfgenamen van Jezus' opdracht
tot verkondiging en doop. Wij op onze beurt zijn hun erfgenamen
en hebben precies dezelfde opdracht. We erven echter niet
alleen de opdracht, maar ook de inspiratie van de door Jezus
aan zijn leerlingen gegeven geest. Theoretisch zouden we zelfs
in staat moeten zijn de juistheid van Jezus' boodschap met
tekenen te onderstrepen. Het zullen alleen tekenen van onze
tijd zijn.
|