Als we enkel naar het historische liturgische materiaal kijken
dan zien we een aantal patronen:
1. De ontwikkeling van pluriformiteit naar een min of meer
grote uniformiteit. De lokale liturgische vieringen worden
op den duur gevat in 'interlokale' liturgische families, die
zich vormen rond de toenmalige belangrijke culturele en theologische
centra, zoals Antiochie, Alexandrie, Rome en Constantinopel.
...
2. De ontwikkeling van het vrije en geimproviseerde gebed
(een patroon werd gevolgd maar de tekst lag niet vast) naar
formulier-gebeden. Een formulier-gebed is een onveranderlijk
gebed en is vaak het eindpunt van een lange mondelinge overlevering.
3. De ontwikkeling van eenvoudig naar versierd, dat wil zeggen
dat een oorspronkelijk eenvoudig ritueel door toevoegingen
wordt verfraaid, dikwijls ten koste van de doorzichtigheid.
4. De ontwikkeling waarin oude riten moeten plaats maken voor
nieuwe. Sommige oude riten worden bij speciale gelegenheden
bewaard. Dit gebeurde bijvoorbeeld met de voorbeden, die gaandeweg
uit de zondagse liturgie verdwenen, maar in die van Goede
Vrijdag werden bewaard.
5. De ontwikkeling van teksten, waarin met bijbelse motieven
wordt 'gespeeld', naar teksten waarin bijbelcitaten thematisch
worden toegepast (vergelijk Wegman 1991, p. 10/11)
|