Joodse feesten

Nieuwjaar: Rosj Hasjana (Het joodse Nieuwjaar valt vanwege de maankalender op een wisselende dag in het najaar)

Inleiding

Op 16 september 2004 begint het joodse jaar 5765. Die telling gaat terug op het geboortejaar van Abraham. Rosj Hasjana is "een dag van herinnering, aangekondigd door bazuingeschal" (Leviticus 23:24).Het herinnert aan het begin van de tijd, de schepping van de wereld. Het nieuwe jaar begint in de herfst, als de oogsten zijn binnen gehaald en de natuur afsterft. Dit wordt als een geschikt moment gezien om een nieuw begin te maken. Rosj ha Sjana en Jom Kippoer (Grote Verzoendag) vormen samen de Hoge Feestdagen. Tijdens deze feesten en de tussenliggende dagen staan de begrippen inkeer en omkeer centraal. Inkeer wil zeggen dat je terugkijkt op het afgelopen jaar, en denkt over de dingen die je gedaan hebt. Dit terugkijken doe je als individu maar ook als gemeenschap. Omkeer volgt als je besluit om dat wat verkeerd was in het komende jaar beter te doen.

Het vieren van Rosj Hasjana

Het vieren van Rosj ha Sjana begint aan de vooravond. Na het aansteken van de kaarsen wordt over de beker wijn uitgesproken: "Gezegend Gij, o God onze Heer, koning van het heelal, die ons in leven heeft gehouden, de kracht heeft gegeven, en ons in staat heeft gesteld dit moment mee te maken. Twee ronde broden worden daarna aangesneden en doopt men appeltjes in de honing. Nadat de appeltjes in de honing zijn gedoopt wordt de wens uitgesproken: "Moge het Uw wil zijn, o God , onze Heer en God van onze vaderen, dat U ons een goed en zoet nieuw jaar schenkt."
De twee zoete ronde broden, challoth, zijn een symbool voor de rondheid en de volheid van het leven.
Orthodoxe joden gaan 's middags ook wel naar een rivier om daar de woorden van de profeet Micha 7: 19 uit te spreken:" Opnieuw zult U zich over ons ontfermen, U zult onze schuld tenietdoen, al onze zonden verwijzen naar de bodem van de zee." Daarmee worden de zonden "weggeworpen" .
In de synagoge wordt op de sjofar, een ramshoorn, geblazen. De honderd tonen van de sjofar roepen de aanwezigen op tot bewustwording. In de tien dagen die volgen heb je tijd om dingen te veranderen of om datgene goed te maken waarvan je vindt dat je het verkeerd hebt gedaan. Dat zijn de dagen van zelfonderzoek en voorbereiding op Grote Verzoendag. Dan volgt de Grote Verzoendag.

De sjofar op Rosj Hasjana
Tijdens het blazen op de sjofar zijn er verschillende geluiden te horen, die elk hun eigen betekenis hebben:
De lange toon (tekiah) wordt gevolgd door drie kortere tonen (shevariem) en die weer door negen staccato tonen (teruah) en tenslotte klinkt er weer een lange toon. De tekiah herinnert de gelovige aan het ongebroken leven, de shevariem herinnert aan de gebroken beloften en de teruah aan de geestelijke deuken die er zijn in de ziel. De tekiah die aan het einde klinkt, is een symbool voor de hoop op een nieuw jaar op vervulling, innerlijke groei en kansen.
De sjofar is al vele eeuwen in gebruik. Zo klonk deze bij een dreigend gevaar, als een waarschuwing. En klonk deze bij de Openbaring van God op de Sinai. Het zal, volgens Jesaja 27: 12en13, ook de sjofar zijn die de messiaanse tijd inluidt: "Maar het zal te dien tijde geschieden, dat de Here de aren zal dorsen van de Rivier af tot de beek van Egypte toe, en gij zult ingezameld worden één voor één, kinderen Israëls. En het zal te dien dage geschieden, dat er op een grote bazuin geblazen zal worden, en zij die verloren waren in het land Assur en die verdreven waren in het land Egypte, zullen komen en zich neerbuigen voor de Here op de heilige berg in Jeruzalem."

De kaarsen worden aangestoken en de zegen wordt uitgesproken over de wijn: Gezegend zijt Gij.....
Ronde zoete broden voor de rondheid en de volheid van het leven.
Appels worden in de honing gedoopt voor een zoet nieuw jaar

Kol Nidrei en Grote Verzoendag: Jom Kippoer (de vooravond van de 10e dag van het nieuwe joodse jaar, en de tiende dag)

Kol Nidrei.
Dit heeft een heel ander karakter dan Rosj Hasjana. Op de avond voor de Grote Verzoendag worden de Thorarollen uit de Ark gehaald en begint men met het Kol Nidrei. Dit is een gezongen plechtige verklaring over de beloften die men tegenover zichzelf en tegenover God heeft gedaan."Alle onthoudingen en verplichtingen, die wij tegenover onszelf onder ede op ons zullen nemen, verklaren wij nu reeds te berouwen. Zij worden nietig verklaard, ontbonden en geannuleerd." Drie maal klinkt het Kol Nidrei, telkens iets harder. En de laatste keer voluit. Het is een voorbereiding op de Grote Verzoendag door het herdenken van 'alle Geloften'. Klik om een fragment van het Kol Nidrei te horen: Geluid
Ik eindig met een citaat op blz.88 uit : "Joodse riten en symbolen" (van rabbijn S.Ph.de Vries Mzn, A'dam, AP,7edruk) "Kol-Nidré-avond wordt besloten met gemeenschappelijke zang bij open arke, van Jigdal: een kunstig lied, waarin de zogenaamde 13 geloofspunten zijn verwerkt en waarmee vele bidstonden worden besloten; alsmede van het mooie Adon Olam, Heer der wereld, hetwelk eindigt aldus: "In Zijn hand vertrouw ik mijn geest, mijn lichaam: God is met mij, ik vrees niet! Dan wordt de heilige arke gesloten. De gebedsmantels worden afgelegd en het bedehuis loopt lanzaam leeg. "
Maar het licht zal blijven branden tot de volgende dag.

Grote Verzoendag.
De volgende dag is het Grote Verzoendag. Hier wordt de verzoening met de Schepper en de naaste gevierd. De hele dag wordt gevast (wie te jong, te oud of te zwak is om te vasten mag wel eten natuurlijk), gebeden en men is zoveel mogelijk in de synagoge: Na het Kol Nidrei volgen er nog vier diensten op Grote Verzoendag. Het ochtendgebed, het moesafgebed, het middaggebed en het slotgebed. Deze worden elk afgesloten met boetegebeden. Tijdens het middaggebed wordt het boek Jona in zijn geheel gelezen. Jona die zijn plicht niet kon ontlopen ook al wilde hij dat.
Het is gebruikelijk witte kleding (een teken van reinheid) te dragen zoals de hoge priester dat in de tempel ook deed. In de synagoge worden gebeden, gedichten en teksten gezegd die allemaal met verzoening te maken hebben, verzoening met jezelf, met de mensen om je heen, met God. Je geeft als het ware toe wat je verkeerd hebt gedaan. Wel is het zo dat vergeving samenhangt met het zelf vergeven van de medemens. Ook al is ieder individu zelf niet direct schuldig aan een overtreding, toch moet iedereen zich bewust zijn van misstappen die de mensheid begaat. Aan het eind van deze dag klinkt nog uit alle monden het Sjema, het Hoor Israël. "Hoor Israël! Adonai is onze God. Adonai is één! Geloofd zij de Naam van de heerlijkheid van zijn Koningschap immer en voor eeuwig! De Eeuwige Hij is God. De Eeuwige Hij is God." Klaar voor de eeuwigheid voor wie daarin zal gaan. En dan wordt er in de synagoge nog één keer op de ramshoorn geblazen, één lange stoot, en de groet "tot volgend jaar in Jeruzalem". Daarmee komt een eind aan deze dag van Verzoening. Thuis of bij vrienden wordt uitgebreid gegeten. Men is opgelucht, het nieuwe jaar kan met een schone lei worden begonnen

Loofhuttenfeest: Soekot (30 sept-6 okt.2004)
en Simchat Tora (8 oktober 2004)



Soekot
Over de instelling van het Loofhuttenfeest lezen wij in de Bijbel in Leviticus 23 vers 39-44 het volgende:
"Doch op de vijftiende dag van de zevende maand, wanneer gij de opbrengst van uw land inzamelt, zult gij zeven dagen het feest des Heren vieren; op de eerste dag zal er rust zijn en op de achtste dag zal er rust zijn. Op de eerste dag zult gij vruchten van sierlijke bomen nemen, takken van palmen en twijgen van loofbomen en van beekwilgen, en gij zult vrolijk zijn voor het aangezicht van de Here uw God, zeven dagen lang. Gij zult het als een feest des Heren vieren zeven dagen in het jaar, een altoosdurende inzetting voor uw geslachten; in de zevende maand zult gij het vieren. In loofhutten zult gij wonen zeven dagen; allen die in Israël geboren zijn, zullen in loofhutten wonen, opdat uw geslachten weten, dat Ik de Israëlieten in hutten heb doen wonen, toenIk hen uit het land Egypte leidde: Ik ben de Here uw God. Zo maakte Mozes de feesttijden des Heren aan de Israëlieten bekend."
Het loofhuttenfeest is een herinnering aan de tijd die het volk Israël doorbracht in de woestijn. Daar heeft het ervaren dat God hen daar leidde en voor hen zorgde door het manna en de kwartels, de waterbronnen en de kleding die niet versleet. Als bescherming bouwden ze loofhutten om in te wonen. Als ze een zelfstandig gesetteld volk worden zullen de komende geslachten die de woestijntijd alleen van horen zeggen hebben, dan niet gaan denken: alles wat ik heb is te danken aan mijn eigen inspanningen? Juist als de oogst is binnengehaald is het goed om aan die woestijntijd te denken en zich het vergankelijke te binnen te brengen. Dan kan het vertrouwen op God gericht worden.
In Deuteronomium 16 vers 13-15 wordt benadrukt dat het een vrolijk en blij feest is. Er is dus geen sprake van een wereldverachting, maar een wijding van de middelen van bestaan, van de oogst. Zo is er het gebruik om met een bundel van plant en vrucht voor Gods aangezicht te treden en zich er van bewust te zijn dat het van God is gekregen en aan Hem behoort.

De plantenbundel
De plantenbundel ook wel loelav genoemd, staat los van de loofhut, heeft een eigen betekenis en wordt gebruikt bij het gebed.
Deze bundel bestaat uit een palmtak, een loelav, groen of geel uitgedroogd, drie geurige mirtetakken rechts en twee wilgetakjes links van de palmtak De geurige etrog is apart en lijkt op een citroen.
Elke dag tijdens het loofhuttenfeest heft men het Hallel aan (psalm 113-118). Tijdens het zingen van de verzen 1-4, 25 en 29 van psalm 118, worden er met de plantenbundel bewegingen naar alle windstreken en naar boven en beneden gemaakt om daarmee te zeggen: het is allemaal van U, het behoort aan U.
In de synagoge wordt er gaande achter de voorzanger, rond de wetsrol op de lessenaar een rondgang gemaakt met de plantenbundel rond de Tora. Op de zevende dag gebeurt dit zeven keer. Op de sabbat van het loofhuttenfeest wordt het boek Prediker gelezen.
De achtste en negende dag van Soekkot (Loofhuttenfeest) vormen samen een afzonderlijk feest.

De loofhut
Vijf dagen na de Grote Verzoendag begint het loofhuttenfeest. Dan moet de loofhut klaar zijn. In de voorafgaande dagen van het feest helpt iedereen mee om de loofhut klaar te maken en op te sieren, zodat er een week lang in gekampeerd kan worden. Het is een soort tuinhuisje met drie wanden. Het dak is belangrijk. Het is gemaakt van takken, hooi, stro of riet. Deze liggen los of worden gevlochten in matten. In Nederland moeten er maatregelen genomen worden tegen de regen, zoals een zeil of luiken.
De loofhut wordt versierd met de vruchten van de oogst, lampionnen en slingers. Belangrijk is het open dak, waardoor de hemel zichtbaar is.
"Gezegend zijt Gij o God onze Heer, Koning van het heelal, die ons heeft gezegend met Zijn geboden en ons het plezier verleent in de soeka te verblijven."

De achtste dag heet Slotfeest, Sjemini Atseret. Op deze dag wordt gebeden om regen voor het komende seizoen. Hieraan kun je zien dat joodse feestdagen hun oorsprong in het Midden Oosten hebben, daar wordt de eerste regen in de herfst verwacht. Joden waar ook ter wereld vieren deze seizoensgebonden feesten, ongeacht de plaatselijke klimatologische omstandigheden.
Zoals de loelav, de dadelpalm smakelijk is maar geen geur heeft, zo kennen sommige Joden de Tora, maar het ontbreekt hen aan goede daden. Zoals de mirtetakken geurig zijn maar niet smakelijk, zo doen sommige Joden wel goede daden maar ontbreekt het hun aan Torakennis. Zoals de wilgetakken niet smakelijk zijn en niet geuren, zo zijn er sommige Joden die geen Tora kennen en geen goede daden doen. De palm, mirte en wilgetakken worden samengebundeld en zo kunnen de slechte eigenschappen van de één die van de ander compenseren. De etrog staat apart: Zoals de etrog smakelijk is en geurig, zo kennen sommige Joden de Tora en doen goede daden.


Het vreugdefeest van de Tora: Simchat Tora

Het feest van 'Vreugde der Wet' is een dankfeest voor de Thora. Dit zijn de boeken van Mozes met de levensrichtlijnen die de mensen van God hebben ontvangen. Het wordt gevierd als een trouwbelofte van de Schepper met zijn volk op aarde, een eeuwig durend Verbond.

Dit feest vormt de afsluiting van een jaar lang lezen uit de Tora. Elke maandag, donderdag en sjabbat wordt er een gedeelte uit de Tora in de synagoge gelezen. Vroeger waren die gedeeltes zo klein, dat de hele Tora pas na drie jaar uitgelezen was. In Babylonië heerste het gebruik langere delen te lezen en de Tora in één jaar te voltooien. Zo ontstond tenslotte dit feest waarin uit de Tora het laatste tekstfragment (einde Deuteronomium) en het eerste (begin Genesis) worden gelezen. Men viert het bestaan van de Tora en de daarmee verbonden opdracht om te leren, een leven lang

Na de laatste lezing wordt met de Thorarol in de armen gezongen en liefkozend en blij gedanst en ook worden bruidssuikers uitgedeeld. Aan de rondedansen, Hakkafot, doen ook de kinderen mee.met kleine Torarollen en vlaggetjes.

Het is een grote eer om het laatste hoofdstuk van de Tora te mogen lezen. En ook bijzonder om het begin van het eerste hoofdstuk te mogen lezen in de synagoge. Degenen die dit doen zijn de bruidegoms van de Leer. Nadat ze zijn verwelkomd worden ze naar speciale stoelen gebracht voor de ark. Soms houden de bruidegoms later op de dag een receptie, maar dit is niet verplicht.

Zingen en dansen

In veel gemeenten is het gewoonte om een kring te vormen en samen te dansen. Ook degenen die een Torarol dragen doen mee.
Dit zingen en dansen kan vele uren duren en zet zich ook wel voort op de straat. Het is een vrolijk gezicht al die draaiende en met de voeten stampende mensen. Kleine kinderen dragen vlaggetjes of kleine Torarollen en volgen zo de processie.
Omdat zoveel kinderen meedoen aan de processie, kwam het gebruik op om ze bij de volgende Toralezing te betrekken.

Hoewel kinderen die nog geen 13 jaar zijn worden ze naar voren geroepen en over hen heen wordt een gebedssjaal uitgespreid. Door een volwassene wordt een zegen uitgesproken. Na de lezing reciteert de gemeente Jakobs zegen voor Manasse en Efraim uit Genesis 48 vers 16: De Engel die mij verlost heeft uit alle nood, zegene deze jongelingen, zodat inhen mijn naam en die van mijn vaderen Abraham en Isaäk voortleven en zij in menigte mogen toenemen in het land.

Inwijdingsfeest: Chanoeka

Het Inwijdingsfeest is het enige belangrijke feest dat niet in de bijbel genoemd wordt. Het wordt gevierd ter herinnering aan de herinwijding van de Tempel in Jeruzalem door de Makkabeeën, nadat zij, in het jaar 165 voor de gewone jaartelling, de Syriërs verslagen hadden.
De koning van Syrië, Antiochus IV Epiphanes, verbood alles wat niet paste in de Griekse cultuur. Joden mochten geen sjabbat vieren, besnijdenissen uitvoeren en Tora-onderwijs volgen of in de Tora lezen. Ook mochten ze geen sabbat houden of feesten vieren. In de tempel werd een heidens altaar opgericht. De Makkabeeën kwamen hier tegen in opstand en na een paar jaar van strijd kon de Tempel weer opnieuw worden ingewijd, nadat het heidense altaar en alle onreine dieren waren verwij-derd. Maar voor deze herinwijding had men olie nodig;de Tempelkandelaar moest ontstoken worden. Volgens het verhaal konden de joden slechts één kruikje bruikbare olie vinden, genoeg om de kandelaar (menora) één dag te laten branden. Door een wonder brandde de menora echter acht dagen. Net lang genoeg om nieuwe kosjere olie te maken.
Na de verwoesting van de Tempel in het jaar 70 na Christus bleef Chanoeka als lichtfeest gehandhaafd. Het viert het behoud van de eigen, joodse identiteit. Thuis wordt acht dagen lang een volgend lichtje aangestoken met behulp van een extra lichtje, de dienaar. Er wordt gebeden en de hele familie zingt chanoeka liederen, zoals bijvoorbeeld Maoz Tsoer, Rots der eeuwen. Kinderen doen spelletjes en spelen met een speciaal tolletje (dreidel). en krijgen cadeautjes. Men eet gerechten die in olie gebakken zijn zoals aardappelpannekoeken of oliebollen.

Het Poeriemfeest (Voorjaarsfeest)

Poeriem (=lot) of het Lotenfeest is een vrolijk feest. Op deze dag wordt gewoon doorgewerkt. Het is een vrolijk feest, een feest waarbij gedacht wordt aan de verlossing van een dreigende ondergang van het joodse volk. Het plan voor deze ondergang was bedacht door Haman de vizier van Koning Ahasveros. Bij de verlossing van deze dreigende ondergang speelt Esther een grote rol. Daarom is het bijbelboek naar haar genoemd.
Joodse kinderen lopen op Purim met maskers op en ratels in hun handen en in carnavalskleren. Ze eten vruchten en speciale koekjes die Hamantaschen heten. Dat zijn driehoekige koekjes gevuld met pruimen of papaverzaad, die lijken op de driehoekige hoed die Haman heeft gedragen. Op dit feest wordt de boekrol van Esther gelezen thuis of in de synagoge. De lezing wordt afgesloten met een lofprijzing:
Geprezen, U, Eeuwige, onze God, Koning van
de wereld, de God die voor ons de strijd voert, die voor onze rechten opkomt, voor ons wraak neemt, al onze aartsvijanden hun verdiende loon geeft en voor ons onze onderdrukkers straft. Geprezen, U, Eeuwige die alle tegenstanders van zijn volk Israël straft, de helpende God.
Daarna (soms ook tijdens het lezen wanneer de naam Haman klinkt) mogen de kinderen lawaai maken met hun ratels. Dit doen ze om de naam van Haman uit te wissen. Vaak zijn ze verkleed als Esther of een piraat. Op de avond voor het eigenlijke feest wordt er gevast.

Het verhaal speelt zich af in het Perzisch-Medische Rijk ongeveer 450 voor Christus. Een deel van de joodse bevolking had de terugtocht aanvaardt naar het oude land. Velen waren achtergebleven. Deze laatsten verstopten hun afstamming voor de perzische bevolking. Dat Esther haar joodse afstamming verzwijgt voor hen die op zoek zijn naar mooie maagden voor de koning was dus heel gewoon.
Toen kwam Haman. Hij trok de touwtjes wat strakker aan. Mordechai, een jood, weigerde voor hem te knielen. Dat was iets heel bijzonders. Maar hij deed het niet. Het conflict tussen Haman en Mordechai verbreedt zich tot heel het joodse volk. Dat moet in het hele rijk van koning Ahasverus uitgeroeid worden. De De datum voor de uitroeiing wordt vastgesteld op de 14e adar. Wetten hiervoor worden door het hele rijk afgekondigd. Mordechai beweegt Esther, die in het paleis van de koning als koningin een hoge positie heeft gekregen, genade te vragen aan de koning. Zij doet het en waagt er haar leven mee. Maar de koning verleent haar zijn gunst en het onheil wordt afgewend.
Haman is het prototype van de jodenhater, van het antisemitisme. Poeriem maakt het mogelijk daarvan afstand te nemen. De redding is verzekerd. Het joodse volk zal niet sterven.
Aan de armen wordt op dit feest veel aandacht geschonken. Minstens aan twee arme mensen moet er een gave geschonken worden.

Het gebruik om met Poerim minstens twee soorten gerechten of snoepjes aan vrienden te sturen, is gebaseerd op Esther 9:22, waarin staat dat het er op Poerim om gaat dat men deze feestdag (waarin droefenis tot vreugde werd) zou maken tot dagen van de maaltijd en dagen van vreugde, en van het sturen van geschenken aan elkaar en aan de armen. Op deze manier wordt de blijdschap over de redding gedeeld met anderen.

Drinken is een traditioneel Poerim-gebruik. De oude rabbijnen zeiden dat je zoveel moest drinken dat je niet meer het verschil hoorde tussen «Gezegend is Mordechai» en «Verdoemd is Haman»!


Pesach of Paasfeest(17/18april -23/24april 2003)

Pesach is het oudste en ook het belangrijkste joodse feest. Het feest duurt zeven of acht dagen. Centraal hier staat de bevrijding van het joodse volk uit Egypte. We kunnen hierover lezen in Exodus 12. De Israëlieten waren als familie, zo'n 70 mensen, in Egypte komen wonen in een tijd van hongersnood, toen hun broer Jozef daar eerste minister was. In Gosen werkten en woonden zij. Zij kregen veel kinderen en werden een groot volk. Toen er een nieuwe farao kwam werd hij bang voor dat grote volk.Hij gebood dat de pasgeboren jongens moesten worden gedood en hij maakte de joden tot slaven in Egypte. Ze moesten voorraadschuren bouwen van de piramiden van Pitom en Raämses.
Om hun kindje (de latere Mozes) in leven te houden legden zijn ouders hem in een biezen mandje. Mirjam liet dit mandje drijven in de rivier de Nijl. De dochter van de farao vond het mandje, nam het jongetje mee naar huis en voedde hem op als haar eigen zoon.. Zij noemde het kind Mozes. Toen hij groter werd zag Mozes het lijden van zijn volk En eens toen hij een Egyptenaar iemand van zijn volk zag slaan, doodde hij de Egyptenaar. Daarop ging hij er vandoor en werd schaapherder in het land Midjan. Daar zag hij op een keer een braamstruik in brand staan, die toch niet verbrandde. Toen hij ging kijken hoorde hij uit die braamstruik de stem van God. Deze gaf hem de opdracht om naar de farao te gaan en te zeggen dat de God van de Israëlieten (Hebreeërs genoemd) de opdracht had gegeven om zijn volk vrij te laten wegtrekken. Maar de farao wilde dat niet. Tien keer ging Mozes naar hem toe. Steeds weer kwamen er plagen over het Egyptische volk omdat de farao de Israëlieten niet wilde laten wegtrekken. Pas toen de farao hoorde dat bij de volgende plaag alle oudste zonen gedood zouden worden, gaf hij de Israëlieten toestemming zijn land te verlaten.
De Israëlieten maakten zich toen klaar om op reis te gaan. Zij moesten een lam slachten en een beetje bloed daarvan strijken langs de deurposten van hun huis. Als de Engel van de dood dan zou komen om de eerstgeboren zonen van de Egyptenaren te doden, dan zou deze Engel voorbijgaan langs de huizen die getekend waren met het bloed van het lam. Toen ze dat gedaan hadden pakten ze in wat ze mee wilden nemen en ze aten het vlees van het lam werd gegeten, met ongezuurd brood en bittere kruiden (Ex. 12:8) En bovendien maakten ze vlug eten klaar voor de volgende dag.
Maar voordat het deeg klaar was om te bakken ( het moest nog rijzen) waren ze al op weg. Zij liepen tot ze bij de Rode Zee kwamen. Mozes strekte zijn staf over het water uit, zodat de wateren naar links en rechts vloeiden. In het midden was een pad ontstaan waardoor de Israëlieten naar de overkant konden trekken. Toen de Egyptenaren ook het pad opreden met hun paarden en wagens strekte Mozes opnieuw zijn staf uit en vloeide de wateren weer terug. De Egyptenaren verdronken. Zo werden de Israëlieten bevrijd.
Deze bevrijding wordt elk jaar gevierd op Pesach.
Voordat de Joden dit feest vieren maken ze hun huis schoon. Dat wil zeggen ze maken zo een nieuw begin. Geen kruimeltje mag er meer te vinden zijn. En het serviesgoed moet door en door schoon zijn (kosjer).De belangrijkste dag van het feest dat zeven of acht dagen duurt, is de eerste avond. De familie gaat zitten om de tafel met het mooiste tafelkleed gedekt, voor een maaltijd. Die maaltijd wordt Séder-maaltijd genoemd. Tijdens die Séder-maaltijd wordt het verhaal van de bevrijding van de Israëlieten verteld. Op iedere plaats ligt een boekje waarin het verhaal staat. Dat boekje heet Haggada. Bovendien staat er bij elke plaats een drinkbeker met wijn.
Het jongste kind uit het gezin vraagt: Waarom is deze avond zo anders dan andere avonden? Waarom eten wij op deze avond alleen matza? De vader leest het antwoord op deze vragen uit het boekje, de Haggada. "Omdat wij slaven waren in Egypte, en nu zijn we vrije mensen." En dan wordt het hele verhaal verteld. Ook worden er veel liederen gezongen zoals Dajenoe. Tenslotte wordt het laatste stukje matse opgegeten (ook wel afikomen genoemd, dit werd na de verwoesting van de tempel gezien als een symbolische heenwijzing naar het paaslam.) en wordt God gedankt omdat Hij hen de vrijheid heeft gegeven. Het laatste lied is : Tot volgend jaar in Jeruzalem.


Op de Sederschotel liggen: een gebraden beentje,
bittere groenten, charoset (een appel met notenpasta),
peterselie en een gebakken ei.


Van links naar rechts: Karpas : radijs of peterselie - een teken van de lente, de vruchtbaarheid en van hoop voor de toekomst. Het wordt in zout water (symbool voor de tranen van Israël) gedoopt.
Beetsa : een ei, als symbool voor de maaltijd die bij het paaslam gegeten werd.
Chazèrèt : ook een ‘bitter kruid’. Het is als het jong is zoet, met zachte bladeren. Later wordt het hard en bitter. Dat maakt het heel passend als maroor, bitter kruid: ‘zoals chazèrèt eerst zoet is en later bitter, zo was de houding van de Egyptenaren tegenover onze vaderen.
Zróa : een botje met een beetje vlees eraan, apart gebraden, als symbool voor het paaslam.
Charósèt : een mengsel van wijn, vruchten (bv. appels, noten, amandelen, vijgen, dadels, granaatappels) en specerijen (bv. gember, kaneel). De kleur doet denken aan klei (chèrès). Dus charoset doet eraan denken dat de Israëlieten als slaven stenen moesten bakken.
Maróór : bittere kruiden (mierikswortel of chèrèt (zie hieronder), soms ook radijs), ter herinnering aan de bitterheid van het leven in Egypte.


Voor het begin van de Seder wast men zich de handen
en voor de feestelijke maaltijd doet men dat nog een keer Aan de Sedertafel drinkt iedereen vier bekers wijn
Deze zijn een symbool voor de vier woorden van bevrijding: uitleiden, redden, verlossen en nemen.

De matse of matza is brood dat zonder gist is gebakken Bij het Paasmaal, de sedermaaltijd, liggen drie matsót op tafel, elk bedekt met een servet - of alledrie in een speciale hoes gedaan.

De middelste matse wordt op een gegeven moment gebroken en van het kleinste deel wordt gegeten. Het grootste stuk is de afikoman. Dat deel wordt in een ser­vet of handdoek gewikkeld. De kinderen mogen proberen de afikoman weg te ne­men, zonder dat degene die de maaltijd leidt (en die evt. zelf probeert de afiko­man te ‘verstoppen’) dat merkt.


De beker voor de profeet Elia. Hij wordt gezien als aankondiger van vrede en vrijheid voor de mensen Schaaltje met zout water, om de
matze in te dopen. De Haggada is het verhaal van Pesach


Sjawoeoth, Wekenfeest (vgl Pinksteren)

Zeven weken na Pesach wordt het Sjawoeoth, wekenfeest gevierd. Het is een oogstfeest, waarbij het einde van de gerstoogst en het begin van de tarweoogst wordt gevierd. Men offerde op dit feest twee broden. Het feest der eerstelingen. Maar al in de derde eeuw ging men tijdens het wekenfeest de schenking van de Wet gedenken, die door God aan Mozes werd geschonken op de Sinaï. De twee tafels van het verbond. In de ochtenddienst worden de tien geboden gelezen. Ook wordt er uit het boek Ruth gelezen. Op Sjawoeoth wordt melkkost gegeten zoals kaastaart. Dan zult gij het feest der weken vieren ter ere van de Here, uw God, naar de mate van de gaven, die gij vrijwillig geven zult, naar dat de Here, uw God, u gezegend heeft; gij zult u verheugen voor het aangezicht van de Here, uw God, gij met uw zoon en uw dochter, uw dienstknecht en uw dienstmaagd, met de Leviet, die binnen uw poorten woont, en met de vreemdeling, de wees en de weduwe, die in uw midden zijn, op de plaats die de Here, uw God, verkiezen zal om zijn naam daar te doen wonen. (Deuteronomium 16:10-11)


De tien Geboden

1. Je mag alleen Mij (God) dienen.
2. Je mag geen beeld van Mij (God) maken.
3. Je mag Mijn naam niet misbruiken.
4. Een keer in de week is het rust- en gedenkdag
(sjabbat).
5. Eer je vader en moeder (heb respect voor je
ouders).
6. Je mag niet doden.
7. Je moet trouw zijn aan je echtgeno(o)t(e).
8. Je mag niet stelen.
9. Je mag niet roddelen over anderen.
10. Je moet je zinnen niet zetten op wat van een
ander is.
Rond Sjawoeoth maken sommige joodse ouders ook een begin met de geloofsopvoeding van hun kinderen. Doordat ze iets vertellen van Gods wet en erover nadenken lijkt het alsof ze zelf aan de voet van de berg Sinaï staan.

(Bloem)slingers maken
Op Sjawoeoth zijn de synagoge en meestal ook de huizen zijn van binnen rijk versierd. Sjawoeoth biedt dan ook de mogelijkheid om met kinderen verschillende versieringen te verkennen door ze zelf te maken. Een versiering die het door zijn ketenvorm in zich heeft om er met meerderen aan te werken, is natuurlijk de slinger. Hoe meer handen, hoe gemakkelijker het is om er snel een te maken.
En aangezien Sjawoe'ot van oorsprong een oogstfeest is, biedt het de mogelijkheid daarvoor inspiratie en materialen te zoeken in de natuur: bloemen, bladeren, takken et cetera. Daarbij kunnen we de natuur op allerlei manieren en met allerlei materialen nabootsen (papieren bloemen et cetera), maar het is ook heel goed mogelijk om de natuur zelf binnen te halen en bijvoorbeeld slingers te maken van echte bloemen met klimop en verschillende soorten bladeren.