Van Loofhutten, Palmpasen, tot Vreugde der wet

Van Loofhutten, Palmpasen, tot Vreugde der wet

Op zoek naar vastigheid

De herfstmaand 'Tisjri' is een echte feestmaand voor de joden. De maand opent met het nieuwjaarsfeest, waarna tien dagen later een periode van inkeer met de Grote Verzoendag wordt afgesloten. Vijf dagen later is het opnieuw raak. De vijftiende begint met 'Soekkot' of Loofhutten, een negendaagse feestperiode die uitmondt in Vreugde der wet. Het is aan deze feesten duidelijk af te lezen dat men nog in nieuwjaarsstemming verkeert. Men sluit af en begint opnieuw, zowel in de natuur als in de Tora.

Vreugde der wet, 'Simchat Tora', is een tamelijk jong feest: het kan nooit door Jezus gevierd zijn, en komt dan ook op de christelijke feestkalender niet voor. Bij Loofhutten ligt de zaak anders. Het was vanouds een belangrijk feest. Jezus ging er speciaal voor naar Jeruzalem, en het zou dan ook vreemd zijn als er van dit feest op de christelijke kalender niets terug te vinden zou zijn. Men moet echter wel zoeken. Aangezien Jezus' lijden en verrijzenis voor de christen zo centraal stonden dat alles in dat licht gezien en geplaatst werd, is het achteraf niet zo verrassend dat men het terugvindt in de contekst van Pasen. Men komt, om precies te zijn, bij Palmzondag uit.
Loofhutten
'Soekkot' is net als Pasen oorspronkelijk een landbouwfeest. Het was voor de herfst wat Pasen voor de lente was en het Wekenfeest voor de zomer zou zijn. Er bestaan dan ook tal van overeenkomsten tussen deze feesten. Het zijn bijvoorbeeld alle drie pelgrimsfeesten waarbij men geacht werd, indien enigszins mogelijk, de tempel in Jeruzalem te bezoeken. Net als Pasen en het Wekenfeest kreeg Loofhutten vervolgens een religieuze dimensie, waarbij opnieuw de uittocht-tradities het aanknopingspunt vormden. De 'soekkot', de loofhutten, die tijdens de oogst als tijdelijke onderkomens op de landerijen fungeerden, moeten volgens het boek Leviticus zeven dagen lang de herinnering oproepen aan de omstandigheden tijdens de lange woestijntocht. Veertig jaar leidde men daar een soort nomadisch leven in wat men eufemistisch 'tenten' zou kunnen noemen. Men nam dit ongemak echter graag voor lief, omdat men uit een slavenhuis vertrok, en uitzicht had op het beloofde land, waar men een vaste behuizing zou krijgen na alle ontberingen in de woestijn. JHWH zelf had het in die woestijn ook met een eenvoudige, verplaatsbare tempel moeten doen. Het is dan ook niet toevallig, dat het Loofhuttenfeest de ideale gelegenheid was om de definitieve behuizing van JHWH in het beloofde land in te wijden. Ook na de herbouw van de tempel blijft men consequent. Opnieuw wordt volgens Nehemia 8 de vijftiende dag van de maand 'Tisjri' de inwijdingsdag.

Soekkot en loelav

De armzalige onderkomens in de woestijn en de tijdelijke behuizingen op de landerijen kan men zien als symbolen van de betrekkelijkheid van het menselijk bestaan. Het feit dat op de sabbat van de loofhuttenfeestelijkheden het boek Prediker gelezen wordt, lijkt dit te onderstrepen. Dit besef van betrekkelijkheid roept echter bepaald geen onverschillige of negatieve gevoelens op; integendeel, vreugde is met Leviticus 23,40 het parool. Met groot enthousiasme worden ook heden ten dage overal krakkemikkige hutjes opgetrokken. Men ziet ze zelfs op balkons van flats waar gezellig onder de sterrenhemel met familie en buren gegeten wordt. De primitieve bedoening van het hutje geeft vreugde, omdat ze een situatie in herinnering roept die zeker achteraf als uiterst positief werd ervaren. De woestijnjaren waren volgens Jeremia de bruidsdagen van Israël. Het was een schoolperiode, waarin men alles van JHWH leerde. Alle wetgeving is in het kader van deze periode geplaatst. Het was ook een periode van loutering. JHWH maakte duidelijk dat men zich aan de regels van het verbond moest houden, maar bewees tegelijkertijd dat Hij bovenmatig rechtvaardig en vergevingsgezind kon zijn. Er valt bij sommige profeten dan ook en soort heimwee te bespeuren naar de woestijntocht en de tijden, waarin JHWH en zijn volk echt op elkaar waren aangewezen (zie o.a. Jer.2,2 en Hos.2,16).

Iets dat zeker tot de feestvreugde bijdroeg, was het besef dat de situatie in de woestijn allesbehalve uitzichtloos was. Men was vertrokken met de belofte van een God die zich aan zijn woord hield. De hut in de woestijn was een soort tussenstation voor mensen die zonder iets uit de slavernij waren ontsnapt, en die nu op stap waren naar een beloofd land, waar geoogst kon worden. De loofhut staat voor perspectief. Dat dient ook nu nog het geval te zijn. Het is niet de bedoeling dat men een loofhut bouwt als een nostalgische herinnering aan iets dat ooit geweest is. Men toont zich ook nu tevreden met de beperkingen van het huidige bestaan, omdat men zich ervan bewust is te kamperen op slechts een steenworp afstand van de messiaanse tijd.

Het bouwen van de soekkot van twijgen en palmbladeren is niet het enige symbool. Ook het zwaaien met de 'loelav' onder hosanna-geroep behoort hiertoe. De 'loelav' is een bundel planten die volgens Lev.23,40 (zie ook Neh.8,15) moet bestaan uit een palmtak, een citrusvrucht, twee wilgentakjes en drie mirtetakjes. In feite bestaat de bundel voor het grootste gedeelte uit materiaal waaruit ook de hut werd opgetrokken. Volgens rabbijnse tradities vertegenwoordigt dit materiaal in allerlei combinaties geur en smaak (of het tegendeel daarvan) niet alleen een aantal natuurlijke eigenschappen, maar correspondeert het bovendien met een aantal menselijke karaktertrekken. Binnen deze opvatting kon men dan maar het beste

zo weinig mogelijk van een wilgentak hebben. Deze heeft immers kraak noch smaak, en symboliseert mensen die noch op enige kennis van de Tora, noch op goede daden kunnen bogen. Het gaat hier echter vooral om het boeket als geheel. Dat suggereert volledigheid. Het zwaaien met deze hele bundel natuurlijke en menselijke componenten, en dan liefst in alle vier windrichtingen, probeert op bijna magische wijze de ideale situatie van volheid en vervulling op te roepen. Op het niveau van landbouw was dat zonder twijfel regen; op hoger niveau was dat de vervulling van alle langgekoesterde messiaanse verwachtingen.

Een loelav voor Jezus

'Soekkot' was een pelgrimsfeest. Vervuld van messiaanse verwachtingen trokken elk jaar weer zo veel mogelijk joden richting tempel van Jeruzalem. Volgens de profeet Zacharia, wiens boek op de eerste dag van de 'Soekkot' gelezen wordt, zullen zich daar ooit nog eens alle volkeren verzamelen (zie Zach.14,17). In Jezus' tijd leek het daar langzamerhand aardig op. Er is immers geen enkele reden te veronderstellen dat het minder druk zou geweest zijn dan op Pasen of bij het Wekenfeest, toen er zelfs een talenwonder aan te pas moest komen wilde men zich nog enigszins verstaanbaar maken. Ook Jezus sloot zich bij de massa aan. In Johannes 7,1-24 horen we dat Jezus - ondanks het feit dat zijn leven gevaar liep met Loofhutten naar Jeruzalem vertrok, en daar op die dag onderricht gaf. Duidelijk is ook dat Jezus en zijn leerlingen daar de lezing van het boek Zacharia moeten hebben aangehoord. Aanzienlijk interessanter is het, te beseffen dat Jezus in feite als niets minder gezien is dan de belichaming van alle aan dit feest verbonden verwachtingen. In zijn persoon zouden de profetieën van Zacharia in vervulling zijn gegaan. Volgens de evangelisten was men zich hiervan al tijdens Jezus' teven bewust. Door zijn leer, en het onderstrepen daarvan met wonderen en tekenen had Jezus immers laten zien dat hij de langverwachte messias moest zijn. Dat was overigens niet geheel onomstreden, blijkens de lijdensweek. Dat een groot gedeelte van het volk het daar echter wel mee eens was, proberen alle evangelisten duidelijk te maken door, als contrast, aan het begin van de lijdensweek het verhaal van de triomfale intocht in Jeruzalem te plaatsen. De banden van dit verhaal met Loofhutten zijn onmiskenbaar, hoewel dit feest natuurlijk niet uitdrukkelijk bij naam genoemd kon worden, al was het alleen maar om kalender-technische redenen. Het zwaaien met palmtakken onder geroep van hosanna's is echter al meer dan voldoende om dit feest op te roepen. De laatste twijfel daaraan wordt definitief weggenomen door het feit dat het intochtverhaal is geplaatst binnen het kader van de vervulling van Zacharia's profétien. Waar Jezus aan het begin van het verhaal als een koning op een ezel gezeten de stad binnentrekt, klinkt bij Matteüs het citaat uit Zacharia 9,9: 'Zegt aan de dochter van Sion: Zie, uw koning komt tot u, zachtmoedig en gezeten op een ezel, op een veulen, het jong van een lastdier'. Op de slotzin van het boek Zacharia: 'Op die dag zal er geen handelaar meer zijn in de tempel van JHWH der machten' lijkt vervolgens door de synoptici gezinspeeld te worden, wanneer Jezus direct na zijn intocht schoon schip maakt in de tempel.

Een loofhut voor Jezus

In het verhaal van de intocht speelt alleen de 'loelav', de palmbundel die zich in katholieke kringen tot de palmpaas compleet met broodhaantje en vruchten heeft ontwikkeld, een rol. Een mogelijke toespeling op het andere symbool van het loofhuttenfeest, de 'soekkot', vinden we waarschijnlijk in het bekende verhaal van de verheerlijking op de berg Tabor, waar we overigens bij de behandeling van Hemelvaart nog iets nader op in zullen gaan. Geflankeerd door Mozes en Elia, voorboden van de eindtijd, verschijnt Jezus daar aan een selecte groep leerlingen in een gedaante die even liet zien wie hij eigenlijk was. Ze krijgen alvast een glimp van de toekomst te zien. Het lijkt op het verhaal van Kaleb en Jozua die in Numeri 13 het volk in de woestijn een voorproefje geven van wat ze in het komende beloofde land mogen verwachten. Het gaf het volk moed om door te gaan. Het vroegtijdige vertoon van Jezus had precies dezelfde functie. Er moest perspectief zijn voor de apostelen om de nog komende ontberingen als tijdelijk ongemak te kunnen accepteren. Petrus voelde dit blijkbaar feilloos aan. Spontaan komt hij op het idee op de berg drie hutten te bouwen. Ook hier fungeert de loofhut als symbool voor een tijdelijke maar allesbehalve uitzichtloze situatie.

Slotfeest en Vreugde der wet

Loofhutten duurt officieel zeven dagen. De zevende dag kreeg de naam 'Hosjanna Rabba' vanwege de vele hosanna's die klonken en al geklonken hadden. Het zingen van de zogeheten 'Hallel'-psalmen 113-118 is hier niet vreemd aan. Volgens aloude tradities was er echter nog een aparte achtste feestdag, waarop offers gebracht moesten worden, en waarop werken uit den boze was. Dit feest droeg de naam Slotfeest. In de Bijbel wordt geen verklaring voor deze extra feestdag gegeven. Volgens latere tradities bewijst dit echter dat men gewoon zijn vreugde niet opkon. Dit was blijkbaar echter toch nog niet voldoende. Omstreeks de elfde eeuw bereikt de vreugde haar climax op de negende dag. Men gaat dan 'Simchat Tora' (Vreugde der wet) als extra feestdag vieren. Liep men tijdens Loofhutten met de 'loelav' om de Tora-rollen, nu loopt men enthousiast met de Tora-rollen zelf rond.

'Simchat Tora' is een feest waarop men de jaarlijkse lezingencyclus van de Tora, de vijf boeken van Mozes, afsluit met de lezing van het hoofdstuk 34 van Deuteronomium, en daar de eerste verzen van Genesis op laat volgen. Na het verhaal over de dood van Mozes is er geen einde, maar een nieuw begin. Het begin van het nieuwe jaar, met kort daarop een belangrijke seizoenswisseling, was natuurlijk een ideaal tijdstip om ook in de Tora opnieuw te beginnen en bij die Tora even stil te staan. De Tora bood net als de Loofhutten houvast en dus reden tot enthousiasme.

De Tora is, net als Loofhutten, ondenkbaar zonder de woestijn. Meer dan driekwart van de vijf boeken speelt zich daarin af. Nadat in Genesis 1 - 11 een overzicht van de wereldgeschiedenis gegeven is, en daarna de verschillende aartsvaders met nog tamelijk dubieuze beloften op stap gingen, wordt Israël in de woestijn tot een echt volk gevormd. Alles wat een volk nodig heeft om te overleven, beloften en regels incluis, wordt daar geregeld. Wie de Tora gelezen heeft, en zich aan de daarin gegeven spelregels houdt, heeft in principe alles gelezen. De Profeten en de Geschriften zijn dan eigenlijk ook vooral interessant als commentaar op en actualisering van die Tora. Het is niet meer dan logisch dat men de Tora koesterde en zijn grote tevredenheid over het bezit ervan nadrukkelijk liet blijken. Terecht vraagt men zich in Deuteronomium 4,8 af: 'Is er soms een andere grote natie die zulke volmaakte voorschriften en bepalingen heeft als de wet die ik u heden geer'

Jezus en de Tora

'Simchat Tora' was In Jezus' tijd nog lang geen officieel feest. Als men het respect ziet waarmee Jezus met de Tora omging, zou men dit bijna vergeten. Men kan zelfs stellen dat zijn leven zo'n beetje om de Tora draaide. Zowel in synagogen als in de tempel las hij voor uit de Tora, en voorzag hij deze van commentaar. Hij was hier blijkbaar al op zeer jeugdige leeftijd zo bedreven in, dat hij iedereen versteld deed staan. De meestertitel 'rabbi' had hij niet alleen bij wijze van spreken reeds in het eerste hoofstuk van Marcus te pakken (zie Mc.1,21-22). Het is niet verwonderlijk dat hij als expert vaak verwikkeld raakte in heftige discussies over de Tora. Ook zijn gedrag leek daar soms aanleiding toe te geven. Jezus plaatste in deze discussies geen vraagtekens bij de Tora, hoewel hij daarvan beschuldigd werd, maar duidelijk wel bij de interpretatie ervan. Zijn uitleg lag in het verlengde van die van de Profeten en de Geschriften. Zoals we ondermeer in Matteüs 5,17-18 horen werd aan de Tora zelf geen jota veranderd. Hooguit werden de puntjes op de i's nog eens aangestipt.

Jezus' gedragingen en woorden waren zo in overeenstemming met de Tora en de interpretatie daarvan door Profeten en Geschriften, dat langzamerhand het idee begon post te vatten dat hij wel eens de messias kon zijn. Hoewel zijn gewelddadige dood duidelijk maakt dat hierover geen eenstemmigheid bestond, nam zijn verrijzenis voor velen het laatste rest
je twijfel weg. In het evangelie laten Jezus' leerlingen vervolgens geen enkele mogelijkheid onbenut om aan te tonen dat Jezus de vervulling was van alle in de Schriften opgeroepen verwachtingen. Hun commentaar op het leven van Jezus ligt dan ook geheel in de lijn van de Schriften. Het zorgde wel voor nieuw élan, en gaf een nadere definiëring van hoopvolle perspectieven. Reden voor vreugde dus. Het is niet voor niets dat men aan Jezus' boodschap de titel 'evangelie', blijde boodschap, meegegeven heeft. Wat nog ontbreekt is een officieel met Vreugde der wet vergelijkbaar feest.