Van opstand tot opstanding
Het behoeft weinig fantasie te begrijpen dat bij veeteelt-
en landbouwvolkeren de grote feesten in de regel samenvallen
met de grote seizoenen. Het oude Israël vormde op deze
regel geen uitzondering. Ook in Israël waren lente en
zomer, herfst en winter aanleiding tot feestelijkheden. Het
lentefeest had hierbij als feest van het nieuwe leven een
bijzondere betekenis. Dit feest heette vanouds 'Pesach', hetgeen
van het werkwoord 'springen' is afgeleid. Deze naam heeft
waarschijnlijk alles te maken met dartel rondhuppelende lammetjes
in de wei. Men vierde het paasfeest met een uitvoerige maaltijd.
Een aantal van de pasgeboren lammeren werd geslacht en men
bakte brood van het nieuwe graan waaraan geen gist - oud brood
- was toegevoegd. Dat hierbij ook overvloedig nog redelijk
jonge wijn vloeide, behoeft nauwelijks betoog.
Het paasfeest heeft vanaf dit oorspronkelijke lentefeest via
het joodse bevrijdingsfeest tot en met het christelijke verrijzenisfeest
een lange en complexe ontwikkeling doorgemaakt. Er kwam telkens
een nieuwe dimensie bij. Toch is het interessant te zien dat
de basiselementen van het oorspronkelijke lentefeest steeds
herkenbaar blijven. 'Nieuw leven' was en is het sleutelbegrip
en heeft eerder aan betekenis gewonnen dan verloren. Hetzelfde
geldt voor het maaltijdaspect.
Van lentefeest naar bevrijdingsfeest
In de oud-testamentische traditie is het paasfeest onverbrekelijk
verbonden met de bevrijding uit de slavernij van Egypte. De
Israëlieten kregen zicht op een nieuw leven in een eigen
land. Het woord 'Pesach' kreeg daarbij een aangepaste betekenis.
'Springen' werd 'overspringen' of 'overslaan' en heeft nu
betrekking op de doodsengel die aan de huizen van de Israëlieten
in Egypte voorbijging. Volgens Exodus 12, waarin we deze verklaring
van het woord Pesach vinden, moesten voor dit overslaan ter
identificatie van Israëlieten de deurposten met het bloed
van een lam gemarkeerd worden. Na de opstand tegen de slavernij
komt vervolgens bij het vertrek uit Egypte de maaltijd aan
de orde. Met de staf in de hand dient het lam verorberd, en
ongezuurd brood genuttigd te worden. Daarbij zien we dat de
reden voor het eten van brood zonder gist niet meer zoals
bij het lentefeest in 'nieuwheid' ligt, maar dat 'haast' als
verklaring wordt gegeven. Ook houdbaarheid zal een rol gespeeld
hebben.
De bevrijding uit Egypte werd jaarlijks herdacht tijdens
het paasfeest nieuwe stijl. Het werd een feest dat niet minder
dan zeven dagen duurde. Net als de twee andere oogstfeesten
was het een pelgrimsfeest. Men werd verondersteld, indien
enigszins mogelijk, tijdens dit feest naar Jeruzalem af te
reizen en de tempel met een bezoek te vereren. Met de verwoesting
van de tempel kwam hieraan uiteraard een einde. Het paasfeest
werd een typisch huiselijk feest. De maaltijd compleet met
lam en ongezuurd brood kwam centraler te staan dan ooit. Het
ongezuurde brood werd daarbij vooral met de armoede tijdens
het verblijf in Egypte geassocieerd. Naast het lam en het
brood kwamen nog de bittere kruiden, die aan de bittere onderdrukking
in het slavenhuis moesten herinneren, en vijf glazen wijn.
Daarvan is het vijfde gereserveerd voor Elia naar wiens komst
als aankondiger van de messias verlangend werd uitgezien.
Tot op de huidige dag staat voor deze welkome profeet bovendien
nog een stoel klaar en de deur op een kier. Bij de sedermaaltijd
beperkt men zich echter niet tot eten en drinken alleen. Zo
maakt bijvoorbeeld het zingen van de Hallelpsalmen 113-118
een essentieel onderdeel uit van de maaltijd.
Het feest is ook zeker niet compleet zonder de uitvoerige
beantwoording van de hamvraag: 'Wat betekent dit alles nu
eigenlijk allemaal precies'? Het is dan wel de bedoeling dat
pa iets te vertellen heeft.
Van bevrijdingsfeest naar verrijzenisfeest
Toen Jezus leefde stond de tempel nog recht overeind. Als
rechtgeaard jood trok Jezus dan ook in de paasweek richting
Jeruzalem om daar in een gehuurd zaaltje met zijn leerlingen
de sedermaaltijd te vieren. Op zich was dit niets bijzonders
en dat zou het misschien ook nooit geworden zijn als Jezus'
laatste levensweek niet met één van die jaarlijkse
paasvieringen was samengevallen. Zijn uiteindelijke opstanding
uit de dood gaf het paasfeest echter opnieuw een extra dimensie.
Van de bevrijding uit de slavernij van Egypte werd het tot
symbool van bevrijding uit de ketenen van de dood. Het sleutelbegrip
'nieuw leven' kreeg hierdoor meer inhoud dan ooit. Het lag
voor de hand dat vervolgens Jezus' laatste sederviering, het
laatste avondmaal, in het licht van zijn sterven en verrijzenis
een nieuwe duiding kreeg. Bij het antwoord op de traditionele
vraag 'Wat betekent dit alles?' worden de verschillende elementen
van de sederviering nu op Jezus persoonlijk toegepast. Het
brood is zijn lichaam dat gegeven wordt, en de wijn zijn bloed
van het nieuwe verbond. Opmerkelijk genoeg horen we tijdens
deze instelling van de eucharistie niets over het paaslam.
Dat Jezus echter het lam is dat geslacht wordt en wiens bloed
voor het heil van de mensen vergoten wordt, komt in teksten
als Johannes 1,29 en Apokalyps 5,6vv. duidelijk genoeg naar
voren. Voordat tenslotte de maaltijd met het zingen van de
Hallelpsalmen lijkt te worden afgesloten (zie Marcus 14,26),
wordt ook hier met een 'doe dit tot mijn gedachtenis' (vergelijk
Lucas 22,19) de feestelijke herinnering aan al deze gebeurtenissen
levendig gehouden. Hoe nauw deze elementen van maaltijd en
herinnering samengaan, merken we vervolgens in het Emmaüsverhaal
in Lucas 24,13-35 dat zich kort na de verrijzenis afspeelt.
De nog maar net opgestane Heer verschijnt daar aan twee enigszins
gedesillusioneerde leerlingen en legt hen tijdens de maaltijd
de grote lijnen van de Schriften uit. De sfeer tijdens deze
verlate maaltijd was overigens aanzienlijk beter dan die tijdens
de officiële sedermaaltijd waar de stemming onmiskenbaar
gedrukt werd door verraad en aanstaand lijden. De liturgische
kleurencombinatie paars-wit geeft heden ten dage in feite
dezelde ambigue stemming rond de maaltijd weer. Om het in
termen van seizoenen uit te drukken: de stemming weerspiegelt
meer die van de aflopende winter dan die van de aangebroken
lente. Paasvuren zijn nog net nodig, maar het is ook tijd
voor paashazen en paaseieren.
De verrijzenis als inspirerende conclusie
Hoewel in de huidige paasliturgie de eucharistie nog elementen
van het oorspronkelijke lentefeest bevat en in de lezing van
Exodus 14 met het verhaal van de doortocht door de Rode Zee
de bevrijding uit Egypte aan de orde komt, overheerst bij
christenen duidelijk het aspect van de herinnering aan de
opstanding. Hier was immers iets gebeurd dat de meest mythische
cyclus, die van leven en dood, doorbrak. Ook Jezus' leerlingen
waren zich daarvan terdege bewust. Uit de verhalen van de
vier evangelisten wordt duidelijk dat dit een gebeurtenis
was die definitief hun ogen opende en hen tot de overtuiging
bracht dat Jezus de langverwachte Messias moest zijn. Die
paaservaring was aanleiding tot verkondiging en kleurde hun
beschrijving van het leven van Jezus. Zo is het bijvoorbeeld
onmogelijk de geboorteverhalen van Matteüs en Lucas op
hun juiste waarde te schatten, tenzij men ze in het licht
van de uiteindelijke verrijzenis leest.
Ondanks het feit dat de verrijzenis van Jezus gezichtsbepalend
is geweest voor de vier evangelies, vinden we nergens een
beschrijving van de verrijzenis zelf. Om dat te vinden moeten
we bij het apocriefe Petrus-evangelie zijn. Van de vier evangelisten
zelf horen we weinig meer dan de conclusie dat Hij moet zijn
opgestaan of opgewekt. Het is een 'geloofsconclusie' die gedeeltelijk
gebaseerd was op Jezus' eigen woorden dat hij na drie dagen
zou opstaan (zie onder meer Matteüs 16,21; 17,23; 20,19
en 28,6). Het lege graf en vooral de verschijningen leken
deze conclusie te bevestigen.
Het lege graf
Als Jezus inderdaad verrezen was, ligt het voor de hand dat
het graf waarin hij was neergelegd, leeg moest zijn. Het feit
dat bij het eerste bezoek aan het graf de steen ervoor weggerold
is en het graf leeg blijkt te zijn, vormt dan ook een traditioneel
element in alle evangelies. In het evangelie van Johannes
leidt dit in eerste instantie tot de conclusie dat het lijk
mogelijk ontvreemd was. Matteüs probeert dit misverstand
al bij voorbaat te ontzenuwen door Pilatus het graf te laten
verzegelen en bewaken. Vervolgens laat hij een engel op de
weggerolde steen zowel aan beide Maria's als aan de lezer
de juiste interpretatie van het ontbreken van Jezus' lichaam
geven. Hoewel het 'bewakingsmotief' bij Matteüs zonder
twijfel een zekere apologetische tendens verraadt en een aanknopingspunt
vormt voor latere legendevorming, is aan het lege graf toch
nooit echte bewijswaarde voor de verrijzenis toegekend. Het
was niet meer dan een logische voorwaarde. In feite zien we
dat de 'beminde leerling' Johannes de enige is die, zonder
enige vorm van valse bescheidenheid, van zichzelf zegt, dat
hij spontaan tot de conclusie komt dat Jezus verrezen moet
zijn, wanneer hij samen met Petrus het graf bezoekt en constateert
dat het inderdaad leeg is. Voor de rest is twijfel troef.
De verschijningen
De verschijningen hebben als bevestiging van de verrijzenis
aanzienlijk meer indruk gemaakt dan het lege graf. Alle elf
nog resterende leerlingen konden zich er volgens de traditie
op beroepen Jezus na zijn dood weer in levende lijve gezien
te hebben. Ze waren niet de enigen, zoals uit de evangelies
blijkt, en ook Paulus stelt in 1 Korinte 15, waarschijnlijk
de oudste bron die we hebben, dat de verrezen Heer hem persoonlijk
verschenen is. Hij verscheen volgens Paulus zelfs aan meer
dan vijfhonderd broeders van wie het merendeel in ieder geval
in die tijd nog in leven was. Er was dus nog controle mogelijk
in die tijd. Toch nam men, ondanks alle verschijningen, de
verrijzenis bepaald niet voetstoots aan. In Marcus 16,11-14
en Lucas 24,10-12 horen we hoe Maria Magdalena en anderen
aan wie Jezus verschenen was, domweg niet geloofd werden.
Volgens Johannes 20,14-15 herkende Maria Magdalena Jezus in
eerste instantie niet eens. Hetzelfde gold voor de twee leerlingen
uit Emmaüs. De ongelovige Tomas moet eerst zelfs even
voelen voordat hij overtuigd is. Ook bij Matteüs blijven
verschillende van de elf leerlingen tot drie verzen voor het
einde van het evangelie twijfelen. Het 'Zalig die niet gezien
en toch geloofd hebben' was ook voor de jonge kerk een moeizaam
ideaal.
Ondanks alle overeenstemming over het feit van de verschijningen
zelf, bestaat nogal wat verwarring over de vraag aan wie Jezus
nu precies waar verschenen is. Johannes is de enige die Jezus
zelf bij het lege graf laat verschijnen, terwijl elders één
of meer engelen of mannen daar de verrijzenisboodschap doorgeven.
Volgens Lucas en Johannes verschijnt Jezus in Jeruzalem, terwijl
Matteüs en het waarschijnlijk later toegevoegde Johannes
21 de verschijningen in noordelijk Galilea laten plaatsvinden.
Toch lijkt hier minder van echte verwarring sprake dan wel
van doordachte theologische interpretatie. Jeruzalem en Galllea
zijn beladen begrippen. Jeruzalem was het einddoel van Jezus'
levensreis en het politiek-religieuze centrum waar de discussie
met het traditionele jodendom uitgevochten werd. Galilea was
daarentegen traditioneel veel minder orthodox dan Jeruzalem
en Judea. Hier had Jezus dan ook drie jaar lang tamelijk ongestoord
zijn boodschap kunnen verkondigen. Het waren twee extreme
situaties voor verkondiging, hetgeen interessant is wanneer
men ziet dat de verschijningen uiteindelijk allemaal in het
teken van die verkondiging staan.
Afgezien van Johannes 21 blijken alle verschijningen in de
evangelies uit te lopen op een zendings- en yerkondigingsopdracht.
Zending en verkondiging vormen dus blijkbaar structurele onderdelen
van verschijningen en daarmee van het verrijzenisverhaal.
Het maakt duidelijk dat met de verrijzenis eerder een nieuwe
periode begonnen is dan dat iets definitief is afgesloten.
De messiaanse tijd is nu aangebroken en er is dus een blijde
boodschap wereldkundig te maken. Dat de paasboodschap bij
Marcus 16,8 - waarschijnlijk het oorspronkelijke einde van
dit evangelie - verzwegen wordt, heeft weinig te maken met
het voor Marcus zo typische 'messiasgeheim'. Bij de verrijzenis
zou dit volgens Marcus 9,9 juist opgeheven zijn. Het is alleen
voor de zekerheid dat er in Marcus 16,9-20 later aan dit evangelie
een extra zendingselement is toegevoegd.
Het perspectief van Pasen
Pasen betekende en betekent voor zowel joden als christenen
een omwenteling en keerpunt in de geschiedenis. Het is een
element dat herinnerd en doorverteld moet worden. Het is niet
voor niets dat we juist hier telkens weer op de noodzaak van
het doorgeven van de traditie gewezen worden. Het begint met
het 'Gij zult deze dag gedenken' en het 'Vertel toch wat dit
alles betekent' in de joodse traditie en loopt vervolgens
via dezelfde vraag tijdens het laatste avondmaal uit op de
verkondigingsopdracht 'Doe dit tot mijn gedachtenis'. Het
gaat hier niet alleen om een goede gelegenheid om nostalgische
herinneringen op te halen aan de grote daden van JHWH en Jezus
uit een intussen ver verleden. De herinnering heeft een meer
positieve en op de toekomst gerichte functie.
Voor de joden bijvoorbeeld bood het aloude verhaal van de
bevrijding uit de slavernij van Egypte een aanknopingspunt
voor hoop in vergelijkbare situaties van onderdrukking. Volgens
de joodse Pesach haggada moet 'in elke generatie de mens zich
beschouwen alsof hij zelf uit Egypte vertrokken is'. De ballingschap
is zo'n typische situatie. Interessant is in dit verband dat
Ezechiël 37,1-14, in het befaamde verhaal van de dorre
beenderen die opnieuw met vlees bekleed worden, het verrijzenisthema
voor het eerst introduceert. Hier moet dit echter nog geïnterpreteerd
worden als hoop op een nationale opstanding. In Daniël
12,2 zijn we waarschijnlijk al een stukje verder. Hier lijkt
de hoop op een persoonlijke verrijzenis gestalte te krijgen.
Zolang men onderdrukt werd, zoals later bijvoorbeeld onder
de Romeinen, bleef de hoop op nationale bevrijding echter
de belangrijkste component. Het ligt voor de hand dat tijdens
de jaarlijkse bedevaarten naar de hoofdstad Jeruzalem de politiek
getinte, messiaanse verwachtingen extra hoog gespannen waren.
Ook Jezus kreeg hiermee te maken. Zo liep de viering van het
in het volgende hoofdstuk te behandelen loofhuttenfeest bij
zijn medestanders uit op palmpasen terwijl Pilatus zijn tegenstanders
rechts passeerde met het opschrift INRI op het kruis. Jezus
zelf wees er echter uitdrukkelijk op dat zijn boodschap elk
nationaal-politiek belang ver oversteeg. Het was een heilsboodschap
van zuiver ethischreligieuze aard, die op niets minder uitliep
dan de overwinning op de dood. Voor ons betekent de verrijzenis
in eerste instantie een bevestiging van de waarde en juistheid
van die boodschap. Jezus' verrijzenis impliceert echter nog
meer. Het feit dat de dood niet onoverwinlijk bleek, opent
voor ons het zicht op een eigen opstanding in de toekomst.
We moeten weliswaar nog even wachten op de eindtijd, maar
het is geen uitzichtloos wachten meer. Rustig afwachten met
de handen in de schoot is er echter ook niet bij. Er moet
aan gewerkt worden.
|