De preek en de preekstoel


Waar is de preekstoel gebleven?
In de Ontmoetingskerk in Noord-Scharwoude stond vroeger een grote preekstoel. Bij de herinrichting van de kerkruimte bleef een sober, laaggeplaatst preekgestoelte over (nog wel uitgevoerd in solide eikenhout). In de Allemanskerk in Oudkarspel rest ons een doorkijkpreekstoel van ijzer die licht te verplaatsen is in verband met het multifunctionele gebruik van de kerkruimte. Wat is er gebeurd met de preekstoel en de preek, want daar heeft het stellig mee te maken.
Elke kerk heeft een preekstoel, zo denken veel mensen. Maar lang niet elke kerk heeft een preekstoel.Ofwel omdat deze er nooit in is aangebracht, of omdat de preekstoel bij een renovatie gesneuveld is en een lessenaar afdoende geacht wordt. Ook niet elke kerkdienst kent een preek. In de middeleeuwen was de preek een optie, vaak voorbehouden aan bisschoppen of speciaal opgeleide predikers. In de getijden was een preek al helemaal uitzonderlijk. Gods lof werd daar bij voorkeur met bijbel (psalm-) woorden voltrokken. De aanwezigheid en vormgeving van preekstoelen is afhankelijk van de kerkelijke richting, en vooral van het gewicht dat men geeft of gaf aan bijbeluitleg.
Na de kerkvrede van 311 wordt de zogenaamde basiliek (een rechthoekige zaal) de gebruikelijke vorm voor een kerkgebouw. Die vorm was gebruikelijk binnen het Romeinse cultuurgebied. Maar ook elementen van de synagoge werden overgenomen. De gemeenschappelijke praktijk van het gelezen en onderwezen woord binnen de eredienst was bepalend voor de bouw en inrichting. Altijd is er in een synagoge, kerk en later ook de moskee een plek waar de heilige boeken bewaard, voorgelezen en uitgelegd kunnen worden. Dat voorlezen vond plaats daar waar de sacrale ruimte overgaat in het voor ieder toegankelijke gedeelte, op de trappen van het koor. Daar werden dan ook verhogingen om vanaf te lezen gemaakt (ambo's). Plechtig werd gepreekt vanaf de zetel van de bisschop, dus van achter het altaar..

Voor de gewone vieringen werd voor de uitleg een plek uitgezocht midden in de gemeenschap, net als in de synagoge, een plek die goed verstaanbaar is voor de bezoekers. Een stenen vlonder in het midden van de kerk. Deze zelfstandige preekstoelen (pulpitum) in het schip werd verbonden met het koor met omheinde gangen. De geestelijken hielden daarmee een vrije gang naar de preekstoel. De platen die de doorgang afscheiden heten ‘cancelli' en geven naam aan het latere woord kansel. Er zijn in Zuid-Europa nog een paar voorbeelden van deze opstelling te vinden. De meeste van dit soort opstellingen verdwijnen in de middeleeuwen om plaats te maken voor een massievere scheiding tussen koor en schip met een koorhek of oksaal, dat steeds indrukwekkender vormen aanneemt. In de kerk van het oosten ontwikkelt deze afscheiding zich tot de even majesteitelijke iconostase (wand met ikonen).

De preekstoel zoals wij die kennen komt pas in de loop van de middeleeuwen op. De preekstoel werd vaak versierd met beelden uit de heilsgeschiedenis.
Pas in de loop van de vijftiende eeuw wordt de preekstoel een gangbaar meubelstuk in kerk of kapel. De preekstoel was veelal aangebracht in het schip, aan de noord of zuidzijde, aangehangen tegen een van de schipzuilen. Zo was het voor de brand van 1969 ook in de Allemanskerk. Daar omheen vergaderde voor de Reformatie het vrome volk zich om het gesprokene tijdens de mis en vooral tijdens meer op een predikatie gerichte diensten (het begrip 'preken a1s Brugman', stamt uit die tijd) te kunnen horen. Daarmee krijgt het kerkgebouw meer en meer twee brandpunten: altaarruimte en preekruimte.

Preekstoel en dooptuin
In de kerken die overgingen naar de eredienst van de reformatie werden beelden verwijderd. Soms werden bijbelse beelden op de preekstoel ontzien. Na de reformatie volgt de vormgeving van preekstoelen de cultuur van de tijd. Veelal werd een hoog preekgestoelte gebruikt, met voet, kuip en klankbord, met een dooptuin eromheen (waar de voorlezer en voorzanger hun lessenaar hadden). Hier werd de dienst geleid, gepreekt, hier werd gedoopt en soms ook nog ook bet avondmaal bediend, terwijl de ambtsdragers het geheel bewaakten.
Het komt nogal eens voor dat het koor van de kerk afgesloten werd en hooguit gebruikt werd als grafkapel, als consistorie, of als opslagruimte. Met een houten of stenen wand, of zelfs door een orgel, werd het koor aan de blik onttrokken.

De moderne tijd weet niet zo goed raad meer met de kansel.Dat past bij de veranderende achting voor bet gepreekte woord.
In vroeger eeuwen was het zo dat de preekstoel de prediker een waardigheid gaven die de priester voor zijn altaar moest evenaren. Trappen en baldakijnen hebben in de geschiedenis van de architectuur steeds een functie om niet enkel de plek te markeren maar ook de waardigheid te onderstrepen van degene die bij die plek hoort.
Het gewicht van kansels voor de gepreekte zaak blijkt ook in de negentiende eeuw, tijd van Afscheiding en Doleantie. De preekstoelen in de nieuwe kerken worden steeds groter, en van de weeromstuit gebeurde hetzelfde in veel Hervormde Kerken. In de preekstoel van de Utrechtse Dom, werk van een restauratie uit de jaren twintig van de twintigste eeuw, zou een asielzoeker kunnen wonen. De preekstoel in de Ontmoetingskerk was wat bescheidener, maar toch omvangrijk. Ook in de rooms-katholieke kerk werd gepreekt en bouwde men preekstoelen die indruk moesten maken zelfs tijdens de meest slaapverwekkende preek.

Preken zonder preekstoel
Veel oudere kansels worden niet meer gebruikt. Ze zijn te groot, staan niet erg handig in de ruimte, vragen te veel aandacht, of, en dat is een belangrijk argument, onderstrepen te zeer de positie van de prediker in de liturgie. Menige prediker ziet af van de klimpartij naar boven. Bij ontwerpen voor nieuwe kerken of herinrichting van bestaande kerkgebouwen verdwijnt de kansel uit beeld, met uitzondering van de zwaardere hoeken van her protestantse erf. Een lezenaar is meestal toereikend, vaak met een daaraan gehangen antependium (kleed in de kleur van het kerkelijk jaar).