Gerard Kock (Uit Eredienstvaardig, jaargang 21 Nummer 3 juni
2005)
Het is ermee als met een eeneiige tweeling! Je komt de verschillen
pas op het spoor door ze naast elkaar te zetten. Ik doel hier
op de twee delen van het Dienstboek - Een proeve, althans
wat het uiterlijk betreft. Beide zijn zegehuld in een chiquegroene
omslag, maar het eerste dee1, in 1998 verschenen en gewijd
aan
de Dienst van Schrift en Tafel en aan hetgetijdengebed, heeft
a1s ornament viergouden blokjes, centraal bovenin. Verbeelden
die wellicht dat het hier om het centrum, het hart van het
liturgisch vieren gaat of is dat inleg van mijn kant? Het
groter aantal gouden blokjes (8) op de omslag van het tweede
deel suggereert
- met de grijstinten op de snede - een veel gevarieerder inhoud.
En als die blokjes dan ook nog in een cirkel staan, zou je
daar met enige fantasie aan af kunnen lezen, dat het in dit
deel om al die rituelen gaat die de individuelegelovige en
de geloofsgemeenschap willen vergezellen tijdens heel de kringloop
van het leven, van de wieg tot in het graf. En daarmee is
de bedoeling en de inhoud van dit tweede deel van het Dienstboek
- Een proeve - zo dacht ik - heel aardig onder woorden gebracht.
B ij de voorbereiding van liturgische activiteiten en /of
publicaties ligt het eerste deel van het Dienstboek
nogal eens bij me op tafel als naslagwerk of bron van inspiratie.
Met een zekere spanning keek ik dan
ook uit naar her tweede deel, niet in het minst omdat het
hierbij zou gaan om allerlei rituelen en zegeningen, die ik
- vergeef het me - zo niet direct als 'typisch protestants'
zou betitelen. Toen het boek eind 2004 beschikbaar kwam, haastte
ik me dan ook om het aan te schaffen. Nu is aanschaffen en
lezen bij mij niet hetzelfde. Het gebeurt me regelmatig, dat
ik, snuffelend in de boekhandel, weer voor de bekoring bezwijk
en dat interessante boek dat ik toch eigenlijk wel moet hebben
weer niet kan laten liggen. Thuis gekomen komt de nieuwe aanwinst
na een eerste vluchtige kennismaking op een stapel terecht,
waar lotgenoten geduldig afwachten of en wanneer er tijd gevonden
wordt om wat serieuzer bestudeerd te worden.
Een zegening
Onverwacht gauw is het tweede deel van het Dienstboek van
de stapel gekomen. De redactie van dit blad vroeg me namelijk,
om als roomse jongen (sic!) iets van mijn indrukken bij een
eerste kennismaking met het boek aan het papier toe te vertrouwen.
Men sprak zelfs van een 'recensie', maar dat is voor het onderstaande
zeker te veel eer. Is een boek als dit eigenlijk uberhaupt
wel te bespreken? Is het juist met eigen aan een 'Dienstboek',
dat het pas door het langdurig te gebruiken in de praktijk
van alledag zijn
waarden en feilen prijsgeeft? Heel terecht trekt men daar
dan ook tien jaar voor uit!
Die eerste kennismaking heeft me veel meer tijd gekost, dan
in het kader van een artikel verantwoord is, maar het was
een te boeiend avontuur. Gaandeweg kwam ik steeds meer onder
de indruk van de complexiteit aan theologische opvattingen
en liturgische sporen en de verschillen in taalgebruik waarmee
de samenstellers rekening dienden te houden, waarvoor ze oplossingen
moesten zien te vinden.
Een blijk van waardering is op voorhand al op zijn plaats.
Dat het boek er gekomen is, lijkt me op zich zelf al een 'zegening'
en een bijzonder proficiat waard. En ik moet bekennen dat
ik er in bladerend soms een
licht gevoel van jalousie niet kon onderdrukken. Trof ik in
het eerste deel bepaalde geliefde, eigentijdse
liturgische teksten aan die bij ons helaas niet haalbaar blijken,
in dit deel zijn het nu weer allerlei actuele rituele mogelijkheden,
die binnen het huidige officiele liturgische klimaat in de
rooms-katholieke kerk in Nederland - voorlopig althans - weinig
kans zullen maken. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de 'zegening
van andere levensverbintenissen' dan het huwelijk en aan de
'woorden en gebeden als de wegen scheiden'.
Duidelijk lees ik aan dit boek ook de oprechte zorg af, om
vertrekkend vanuit de eeuwenoude traditie mensen van nu liturgische
modellen te bieden, waarin men zich werkelijk herkennen kan.
Niet van bovenaf opgelegd, maar eerst hier en nu 'beproefd'.
Of, om in de terminologie van Gerard Lukken te spreken, geen
deductieve maar - minstens een oprecht streven naar - een
inductieve, adequate liturgie.
Rijke inhoud
Een boek met rijke inhoud, deze kwalificatie is zeker in
meerdere opzichten van toepassing op dit tweede deel van het
Dienstboek. Je proeft er het duidelijke streven, de liturgie
in te bedden en te verwortelen in het leven van mensen. En
dat niet alleen binnen her kerkgebouw en de samengekomen gemeente.
Er is ook aandacht voor de levensweg van ieder individueel
gemeentelid. Voor de 'grote' kerkelijke rituelen, zoals de
'Liturgie in dagen van rouw', de 'Bevestiging van ambtsdragers'
en 'Doop en belijdenis' is er sprake van een soort 'tussenbalans',
omdat dankzij eerder verschenen 'Proeven voor de Eredienst'
er al een zekere evaluatie en bijstelling heeft kunnen plaatsvinden.
Uit veel van het 'nieuwe' dat hier werd opgenomen blijkt,
hoe men gepoogd heeft de vinger aan de pols te houden. Veel
nieuwe rituelen en gebeden voorzien in behoeften waar onze
samenleving nu om vraagt.
Kenmerkend daarvoor is bijvoorbeeld de zegening van kinderen
en volwassenen op weg naar de doop
of de dankzegging bij geboorte of adoptie, als ook de - reeds
eerder genoemde - inzegening van andere levensverbintenissen
dan het huwelijk.
Als nieuwigheden, die me als katholiek van huis uit wel heel
vertrouwd in de oren klinken, gelden zeker de orden . voor
de viering van het heilig Avondmaal in bijzondere omstandigheden
( ziekencommunie), de bediening van de verzoening (biecht)
en de zegening en zalving van zieken (ziekenzalving). Van
veel realiteitszin getuigt zeker ook dat er niet alleen wordt
voorzien in een ritueel voor de (her-) ingebruikneming van
kerken, maar ook in een ritueel voor de buitengebruikstelling
ervan. Dat men ook naar een tafelzegen, een huis- en reiszegen
niet tevergeefs zoekt, bewijst dat men ook aandacht heeft
willen schenken aan het geloofsleven thuis.
Voor elk wat wils
Naast het aanbieden van rituelen voor alle kernmomenten van
het leven, stonden de samenstellers voor nog een andere opdracht
die hen wellicht meer kruim gekost heeft. Ze zagen zich -
zoals we reeds constateerden - voor de mijns inziens bijna
onmogelijke taak gesteld, tegengestelde opvattingen te honoreren
en het bijna onoverbrugbare te overbruggen. Dat maakt dit
tweede deel tot een wat wonderlijk en soms zelfs tegelijk
wat tegendraads boek. Bij het meeste dat dit boek aan rituelen
en teksten te bieden
heeft voel ik mij persoonlijk heel goed thuis. Dat kan echter
zeker niet gezegd worden van de liturgische formulieren uit
de gereformeerde traditie, die in een hertaling werden opgenomen.
Ik moet bekennen dat ik sommige passages met name in de formulieren
over de verzoening en het huwelijk met bijna 'rooie oortjes'
heb gelezen. Toch is het zeer te waarderen dat ook zij, die
in deze traditie staan, in dit boek vinden wat hen dierbaar
is.
.Wellicht wat minder op de voorgrond tredend zijn andere
mores en onderlinge theologische geschilpunten waarmee men
toch ook rekening diende te houden. Als illustratie daarvan
kunnen de 'Orden voor doop en belijdenis' gelden. De verantwoording
constateert: 'De kerk wordt hier geconfronteerd met zeer uiteenlopende
gezichtspunten die alle bedoelen het hart van doop en belijdenis
te verhelderen, maar die elkaar soms dreigen uit te sluiten.
Te denken valt bijvoorbeeld aan de in sommige kringen verlangde
doop van volwassenen met uitsluiting van de doop van zuigelingen
en de verschillende theologische benaderingen
van de doop'. Van dit laatste getuigt, zowel bij de doop van
volwassenen als die van kinderen, het subtiele verschil tussen
Orde I en Orde II. Het viel me aanvankelijk wat tegen, dat
er naast de eerste orde niet een geheel ander alternatief
werd geboden. Pas na uitvoerig met elkaar vergelijken, bleek
er tussen de twee orden bijna geen ander verschil, dan dat
de 'gelofte' in de ene orde na de doop een plaats had gekregen
en in de andere orde daarvoor. Meer dan zomaar een variatie
in het verloop van het ritueel, maar de weerslag van een theologische
visie! Als ik die goed op het spoor ben gekomen, gaat bet
er om of men de doop louter beschouwt als genade van Gods
kant of dat er ook iets van de aanstaande dopeling wordt verwacht.
Opzet
Hoe gevarieerd de inhoud van dit tweede deel van het dienstboek
ook is, de opzet is bijzonder overzichtelijk en helder. Om
daarop wat zicht te krijgen is een blik op de inhoudsopgave
voldoende. Heel belangrijke algemene inleidingen met onder
meet een uitgebreide plaatsbepaling en verantwoording, een
handige leeswijzer en een twee excerpten over muziek in de
liturgie en over de liturgische kleuren beslaan de eerste
vijftig pagina's. Daarna volgen achtereenvolgens de hoofdstukken:
Doop en belijdenis; Maaltijd van de Heer; Bevestiging van
Ambtsdragers; Inleiding in een bediening (van kerkelijke werkers);
Bediening van de verzoening; Zegeningen (van kinderen, reizigers,
zieken, het huis, de tafel, het kerkgebouw); Liefde en trouw
(zegening van levensverbintenissen) en Uitvaart en rouw (een
uitgebreid aanbod aan rituelen rond overlijden en uitvaart).
Op de snede van het boek worden deze hoofdstukken met verspringende
grijstinten gemarkeerd.
Elk hoofdstuk (of nieuw onderdeel) begint met een inleiding
en een toelichting. Ofschoon er altijd de verleiding is om
in de praktijk van alledag maar direct naar de uitgewerkte
orden van dienst te grijpen, zijn die inleidingen - zoals
overigens ook zeker geldt voor de Romeinse liturgische boeken
- niet alleen vaak het meest interessant, maar ook zeer verhelderend
en daarom onmisbaar voor een goed verstaan. Na de uitgewerkte
'Orden' volgen dan meestal nog een aantal keuzeteksten en
- indien van belang - een reeks suggesties voor toepasselijke
Schriftteksten.
Elk hoofdstuk (in het hoofdstuk van de zegeningen elke zegen!
) besluit met liedsuggesties. Dat is steeds een heel uitvoerige
opsomming van muzikale mogelijkheden, met verwijzingen niet
alleen naar het Liedboek voor de Kerken en de bundels Zingend
Geloven, maar eveneens naar onder meer de 'Amsterdamse' bundel
Liturgische Gezangen, naar het Oud-Katholiek Gezangboek en
naar de Rooms -katholieke bundel Gezangen voor Liturgie. En
daarmee word ik maar weer eens bevestigd in mijn vaste overtuiging,
dat nergens de oecumene zo bloeit als op het terrein van de
kerkmuziek. Liederen met muzieknotatie staan er in heel de
bundel maar twee: bij de doop een 'Klein credo' van Joke Ribbers
en Bernard Smilde en bij de uitvaart van een kind 'Het paradijs',
een lied waarvoor Jan D. van Laar tekent, zowel wat de tekst
als de melodie betreft. Dat men muziek als een wezenlijk en
onmisbaar onderdeel van de liturgie, als zelf liturgie beschouwt,
komt ook heel duidelijk tot uitdrukking in de uitvoerige en
zeer gedegen inleiding die aan het begin van het boek aan
'muziek in de liturgie' is gewijd.
Typerend vind ik het, dat wanneer er daarin sprake is van
de ambachtelijkheid van de liturgische volkszang (waar de
reformatie toch veel oudere papieren heeft dan de Romana!
) er wordt verwezen naar de vernieuwende impulsen die van
de liturgievernieuwing van het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965)
zijn uitgegaan.
Slot
Tot zover enkele kanttekeningen in de marge van iemand die
- toch min of meer als buitenstaander - het hier besproken
liturgische Dienstboek 'voor de Protestantse Kerk in Nederland'
wat heeft doorgebladerd. Ik hoop dat u tussen de regels hebt
kunnen proeven, dat ik niet meer en niet minder heb willen
doen, dan het grote belang van deze uitgave onderstrepen!
Wanneer uw nieuwsgierigheid wat is gewekt en ik u misschien
zelfs heb verleid om zelf wat nader kennis te gaan maken met
dit bijzondere boek, dan
weet ik me in mijn opzet meer dan geslaagd.
Liturgist drs. G. L. N.Kock is onder meer redacteur van het
Werkboek Weekendliturgie en eindredacteur van Continuo, beide
uitgaven van Gooi en Sticht. Tot voor kort maakte hij deel
nit van het dagelijks bestuur van de landelijke Sint-Gregoriusvereniging,
is heden nog bestuurslid van de diocesane afdeling van de
NSGV in het bisdom Den Bosch.
|