Recensie Dienstboek - een proeve afkomstig uit het Reformatorisch Dagblad

Boekrecensie
Titel: Dienstboek – een proeve. Schrift, maaltijd, gebed
Uitgeverij: Boekencentrum
Zoetermeer, 1998
ISBN 90 239 0378 1
Pagina's: 1288
Prijs: ƒ 37,50

Recensie door ds. H. J. de Bie - 5 mei 1999

”Dienstboek” bundelt kennis uit diverse tradities

Liturgie, een gevoelige zaak

Voor de lezers van het Reformatorisch Dagblad is liturgie een gevoelig onderwerp. In de kerkdienst staat de prediking centraal. Want het geloof is uit het gehoor en het gehoor is uit het Woord van God. Meer liturgie betekent minder ruimte voor de preek. We vinden dat al gauw 'rooms', dus verkeerd. Zelfs bij de geringste verandering in de gang van zaken bij een kerkdienst beginnen vaak allerlei rode lampjes te branden. Gaat het over liturgie, dan is voorzichtigheid geboden. In dit licht bezien zullen wij in reformatorische kring met het nieuwe ”Dienstboek – een proeve” niet zo veel kunnen beginnen.

Het vierde en vijfde deel van het nieuwe Dienstboek van de SoW-kerken, samengevat in één band, heeft als ondertitel ”Schrift, maaltijd, gebed”. Het telt maar liefst 1288 bladzijden. Eerder zijn al drie afleveringen verschenen: ”Liturgie in dagen van rouw” (64 bladzijden), ”Bevestiging van ambtsdragers” (102 bladzijden) en ”Doop en belijdenis” (112 bladzijden).

Leg daar nu eens het onder ons meest gangbare kerkboek naast. Het bestaat uit de Bijbel in de Statenvertaling met achterin de psalmberijming van 1773 en een aanhangsel dat bestaat uit de Drie Formulieren van Enigheid, de belijdenissen van de Vroege Kerk, een aantal gebeden, de formulieren voor doop, avondmaal, enzovoort, en de Ziekentroost. Dat zijn in de bekende uitgave van Jongbloed in totaal 1480 bladzijden, waarvan vijftig met liturgische teksten. Het nieuwe Dienstboek, zonder Bijbel en Liedboek, telt er 1566. Dat is ruim dertigmaal zo veel.

Luther
De voornaamste oorzaak van deze uitbreiding ligt in de opzet. In het deel dat gaat over ”Schrift, maaltijd, gebed” zijn liturgische teksten uit verschillende tradities bijeengebracht. De inbreng van de kleinste SoW-kerk, de Evangelisch-Lutherse Kerk, is daarbij het grootst. Dat hangt samen met de visie van Luther op de liturgie. Daarbij zal zeker zijn conservatieve inslag een rol hebben gespeeld. Die werd nog versterkt door zijn afkeer van de revolutionair-doperse beweging in die tijd. Zij trok een spoor van vernieling. Voor Luther was de kerkdienst een van typisch roomse elementen gezuiverde mis.

Zo zijn de kleine missen die Johann Sebastian Bach schreef, muziek voor een protestántse eredienst. Door zich waar mogelijk te houden aan de (rooms-)katholieke traditie handhaafde Luther ook het kerkelijk jaar. Elke zondag had daarin een eigen plaats met een eigen karakter. Het begint bij de eerste zondag van advent en loopt door tot de tiende zondag van de herfst. Daarvoor zijn al ruim 500 pagina's nodig.

Tijdeigen
Het woord ”tijdeigen” lijkt op ”eigentijds”. Maar als het over de prediking van het Woord van God gaat, zijn ze elkaars tegenstelling. ”Eigentijds” wil zeggen: verstaanbaar voor de mensen van onze eigen tijd. Als het Woord van God ook werkelijk verstaan wordt, is dat een gave van de Heilige Geest. Maar dat ontslaat ons niet van de roeping om verstaanbaar te preken. Wie een samenkomst van de gemeente binnenstapt, moet meteen kunnen begrijpen waarover het gaat. Dat vindt tenminste de apostel Paulus.

Met het ”tijdeigen” van een zondag moeten wij echter denken aan dat thema van het kerkelijk jaar dat dan aan de orde is. Daar hoort een bepaalde psalm bij, bepaalde gebeden en bepaalde bijbelgedeelten. Er zijn drie Schriftlezingen: uit het Oude Testament, uit de Brieven en uit het Evangelie. De orde van het kerkelijk jaar weerspiegelt de geschiedenis van de Godsopenbaring. Het is de weg die de Heere gaat van Zijn eerste advent, de moederbelofte, naar Zijn tweede advent, de wederkomst. Het zijn de daden des Heeren in hun onderlinge samenhang. Dit is de leer.

Er zijn gemeenten waar wij ons vanwege de daar gebrachte prediking niet thuis voelen. Maar gelukkig houden zij zich nog (of weer) aan de orde van het kerkelijk jaar. Laten we dat positief waarderen. Er blijft dan in de zondagse Schriftlezingen altijd nog iets over van de structuur van het christelijk geloof. Als dat wegvalt, is alles verloren.

Avondmaal
Er zijn vier orden van dienst. Orde I wordt genoemd ”de heilige Schrift en de Maaltijd van de Heer”, orde II ”de heilige Schrift, gebeden en gaven”, orde III ”de leerdienst” en orde IV ”de huisdienst”. De eerste en de tweede orde vallen volgens de toelichting in principe samen. Elke kerkdienst op zondagmorgen is „in beginsel” een avondmaalsdienst, ook al wordt het avondmaal niet gevierd (blz. 849).

Deze visie heeft wel oude papieren. Men vindt haar ook bij Calvijn in de eerste editie van zijn Institutie. Met dit principiële verschil dat hij op grond van de Heilige Schrift het hoofdaccent verlegt van de eucharistie naar de verkondiging van het Evangelie. Calvijn heeft de liturgie van de catholica gereformeerd. In de rooms-katholieke traditie is een dienst zonder eucharistie geen echte dienst. Het mysterie van het geloof wordt daarin niet gevonden. In de gereformeerde traditie is een dienst zonder de bediening van het Woord geen echte kerkdienst.

De opdracht om het Evangelie te verkondigen, wordt zowel in Markus 16 als in Matthéüs 28 direct in verband gebracht met de doop, maar niet met het avondmaal. Terecht belijdt de Heidelbergse Catechismus dat de Heilige Geest het geloof in onze harten werkt door de verkondiging van het heilig Evangelie en het sterkt door het gebruik van de sacramenten (zondag 25). Het mysterie van het geloof ligt verankerd in de prediking van het evangelie en niet in ”de maaltijd van de Heer”. De sacramenten zijn teken en zegel. Zij visualiseren en bevestigen het Woord van God.

Middelpunt
Dat doet niet alleen het avondmaal maar ook de doop. Het doopbekken werd aan de preekstoel gehangen en de avondmaalstafel na de viering weer snel opgeruimd. Zo hoeft het nu ook weer niet. Maar uit de inrichting van het kerkgebouw moet al duidelijk worden dat de lezing en verkondiging van het Woord van God het middelpunt en hoogtepunt van de eredienst zijn.

In de Rooms-Katholieke Kerk mag een leek best een preek houden, maar om voor te gaan in de eucharistie moet je door een bisschop gewijd zijn tot priester. In de gereformeerde traditie is het precies andersom. Daar is de bediening van de sacramenten toevertrouwd aan de dienaren van het Woord. De visie die men heeft op liturgie hangt nauw samen met de ambtsopvatting en deze wordt op haar beurt weer bepaald door de vraag welk beeld men heeft van de kerk. Wij belijden met de Heidelbergse Catechismus dat de Zoon van God Zich een gemeente vergadert door Zijn Geest en Wóórd.

Wij spreken liever niet over de ”maaltijd van de Heer”. Het stoort het verband tussen doop en avondmaal. De doop is door de Heere Jezus ingesteld na Zijn opstanding uit de doden. Het is het sacrament van de nieuwe dag. De nacht is voorbijgegaan en de dag is nabijgekomen. In Hem. Maar nog is het nacht. Het avondmaal is het sacrament van de nacht. Het wordt ook wel eens het ”nachtmaal” genoemd. De Heere Jezus heeft het immers ingesteld in de nacht van het verraad. Zijn gelovigen hebben het hard nodig om het vol te houden in het duister van de eindtijd totdat Hij komt.

Het klassieke avondmaalsformulier heeft in dit Dienstboek ook een plaats gekregen. Van de terugwijzing van de onboetvaardigen wordt naast de oude tekst een nieuwe versie aangeboden waarin de zonden van onze tijd worden genoemd.

Balans
Voor de praktijk van de eredienst hebben we nog steeds genoeg aan de vijftig bladzijden van het onder ons gangbare kerkboek. Wie zich interesseert voor de ontwikkeling van de liturgie in de christelijke kerk, zal getroffen worden door de enorme hoeveelheid gegevens en kennis van zaken die in dit Dienstboek is opgeslagen. Dat vraagt om respect. Er is ook veel in hoofdlijnen en details dat wij op grond van Schrift en belijdenis afwijzen. Bijvoorbeeld het gebruik van de apocriefen als Heilige Schrift.

Laat alle dingen in het huis van God eerlijk en met orde geschieden. Dat vraagt om een sobere, geen slordige liturgie. Ook om een diepgaande bezinning. Want Zijn Naam moet eeuwig eer ontvangen. Daar gaat het om.