Gedeelte uit de samenvatting van een artikel van Gerard Rouwhorst
( hoogleraar Liturgiegeschiedenis aan de Katholieke Theologische
Universiteit in Utrecht): Bronnen van liturgiehervorming tussen
oorsprong en traditie.In: Jaarboek voor liturgieonderzoek
deel 20, 2004, p. 7 v.
Vier categorieen werden onderscheiden: de traditionalisten,
de neo-traditionalisten, de hervormers en de voorstanders
van een overwegend inductieve liturgie (of inductieve rituelen).
De benadering van de geschiedenis van de liturgie die aangenomen
wordt binnen de verschillende categorieen blijken nauw verwant
aan, en beinvloed door, de ideeen over de wenselijkheid van
liturgische hervorming. Traditionalisten en neo-traditionalisten
zijn geneigd de historische continuiteit te benadrukken, hetgeen
past bij het idee dat liturgische hervorming een breuk zou
betekenen met de traditie. Hervormers zijn geneigd zich te
beroepen op zekere (grondleggende) perioden in het verleden
om hun hervormingsideeen te ondersteunen en deze grondleggende
perioden zijn, in de regel, verder verwijderd van het heden
naarmate de hervormingsideeen radicaler zijn. Terwijl de
belangrijkste verleiding voor wetenschappers uit de eerste
categorie bestaat in het overbenadrukken van de historische
continuiteit, lopen de hervormers constant het gevaar hun
grondleggende periode te idealiseren en ten onrechte de periode
van de Middeleeuwen af te schilderen in enkel donkere kleuren.
Met deze constatering wordt niet bedoeld de onderlinge relevantie
van liturgiestudie en historische studie te ontkennen. Er
moet echter wel vastgesteld worden dat een vooroordeel onvermijdelijk
is en dat, zoals blijkt uit studie van inductieve rituelen,
er geen nieuwe rituelen ontstaan zonder band met bestaande
rituelen, of dat nu christelijk of van een andere soort is.
|