NOEME WILLEM
VISSER Wie en Waarom

LITURGIE &CETERA Thema's
 Kerkelijk Jaar
Hoofddienst  Getijden Devotie Uitingsvormen 
 
 

Tijdlijn Kerkgeschiedenis Derde Eeuw
Als er geen index links is, klik hier:  Index

201 Een overstroming vernietigde de Christelijke kerk in Edessa.

202 6e Vervolging van de Kerk, onder Septimius Severus (198-211).  Leonides, de vader van Origen (zie het jaar 211) werd martelaar en zijn bezit werd geconfiskeerd.

 Albanus, een Romeinse soldaat, werd in 209 in Verulamium gedood tijdens deze vervolging.  Eerste Britse martelaar.  Werd geëxecuteerd omdat hij onderdak bood aan een Christelijke priester.

203 Perpetua, haar slavin Felicitas en vier mannelijke slaven werden martelaar in Carthage, gedood door wilde dieren.  Op een na waren ze allen geloofsleerlingen toen ze gearresteerd werden en werden ze in de gevangenis gedoopt.  Felicitas baarde daar een kind.  Perpetua en een slaaf, Saturus, hadden visioenen terwijl ze in de gevangenis waren. 

210 Minucius Felix, een Noord Afrikaan, schreef zijn Octavius, een apologie voor het Christelijk geloof, in opvallend goed Latijn.

211 Origenes 'Adamantius' werd hoofd van de catechetische school in Alexandrie.  Hij verliet de school in 232 of 233.  Origenes was in Alexandrie rond 185 geboren en was onderwezen door Ammonius Saccas, dezelfde die later Plotinus onderwees (zie het jaar 244).  Velen speculeren dat Ammonius het Neoplatonisme begon. Later was Origen onderwezen door Clemens van Alexandrie.  Origenes stief in Tyrus in  253 of 254.  Zijn dood was grotendeels te wijten aan de slechte behandeling die hij ondergaan had in de gevangenis in Tyrus gedurende de vervolgingen onder keizer Decius (vanaf ca. 249).

Origines stelde de Hexapla op, zes vertalingen van het Oude Testament in parallelle kolommen inclusief de Hebreeuwse versie, een weergave van het Hebreeuws in Griekse letters, en de vier Griekse versies: de vertaling van Aquila van Sinope, de vertaling van Symmachus de Ebioniet, de Septuagint en de vertaling van Theodotion.
  Hij ging ervan uit dat de oudtestamentische canon bestond uit de boeken in de Griekse Bijbel, maar omdat dit boeken omvatte die niet beschikbaar waren in het Hebreeuws, adviseerde Origenes deze geschriften niet te citeren in disputen met de Joden. Zijn uitleg van de Schriften was grotendeels allegorisch en betrof geestelijke waarheid -- hij hechtte weinig waarde aan de letterlijke betekenis.  Net zoals Clemens wees hij een letterlijk duizendjarig rijk af.

Hij geloofde dat alle zielen bestaan voordat ze verenigd worden met het vlees.  Alle zielen op één na vielen weg bij God; en het was deze ene trouwe ziel die God koos om te verenigen met zijn Logos om de Zoon des mensen te vormen.  Origenes geloofde in de vrijheid van de wil en sloot de mogelijkheid niet uit dat de geredden afvallig worden, zelfs in de hemel.  Aan de andere kant ging Origenes ervan uit dat de duivel zelf gered zal worden. Veel van zijn opvattingen, in het bijzonder over de pre-existentie van zielen en universele redding, werden veroordeeld door het Vijfde Oecumenische Concilie in 553.  Eusebius van Caesarea vertelde later dat Origenes zichzelf gecastreerd had, maar Origenes' eigen commentaar op het Evangelie naar Mattheus maakt dat onwaarschijnlijk.

Origen was tegen het Monarchianisme, zowel in zijn modalistische vorm als in de visie dat de Zoon enkel een heilige man was die in unieke mate vervuld was van de Heilige Geest.  Hij leerde dat terwijl de Vader en de Zoon één zijn in macht en wil, ze twee aparte realiteiten zijn (dit lijkt op de Logos theologie van Justinus). Ze zijn apart zoals het archetype en de perfecte afbeelding.  Maar bij Origenes is de Zoon lager in wezen dan de Vader en aan hem onderworpen.  De zoon is verwekt, niet gemaakt, en zijn verwekking is eeuwig, niet in de tijd.  Hij is de middelaar tussen de geschapen wereld en de Vader.

Origenes legde er nadruk op dat Maria verzoening voor haar zonden, net als alle mensen.  In tegenstelling tot Tertullianus geloofde hij dat maria de rest van haar leven maagd bleef.  Hij geloofde dat Jesus' broers Jozef's zonen zijn en niet die van haar.

Over woorden:  Veel van het debat over de Triniteit en de Christologie draaide om de betekenis van de woorden hypostasis en ousia. Oorspronkelijk waren dit synonymen, het eerste een Stoicijns woord, en het laatste een Platoons waard, beide met de betekenis: echt bestaan of essentie.  Maar Origenes gebruikte het woord hypostasis vaak in de betekenis van individueel bestaan.

In zijn Commentaar op de brief aan de Romeinen, geschreven tussen 233 en 244, schreef Origenes: 'Het is ook te wijten aan deze [erfzonde] dat de kerk een overlevering van de apostelen heeft om de doop zelfs aan zuigelingen te bedienen.'

Origenes' interpretatie van Mt 16.17-18 staat haaks op pauselijke heerschappij over de kerk.  Origenes zag de Rots als Christus (1 Cor 10.4), en allen die in hem geloven (zoals Petrus) als 'rotsen'. Volgens Ep 2.2, zijn alle apostelen (en de profeten) de fundering waarop de kerk gebouwd wordt.

Eusebius vertelt (Boek VI, Hoofdstuk 33) dat Origenes de hand had in het corrigeren van de Christologie van Beryllus, de bisschop van Bostra in Arabie.  Beryllus' onderwijs had een discussie met andere bisschoppen doen ontstaan en resulteerde uiteindelijk in een conferentie waar Origenes bij was.  Blijkbaar had Beryllus geleerd dat de Zoon niet bestond voor zijn menselijke leven en geen eigen goddelijkheid bezat. 

Origenes zei aan de ene kant dat Het Boek van Henoch (1 Henoch) 'niet in de kerken circuleerde als goddelijk' (Adversus Celcus, Boek V, Hoofdstuk LIV) en haalde het elders aan als Heilige Schrift (De Principiis, Boek IV, 35).

211 Apollonius, een tegenstander van het Montanisme is actief.

212 Volledig burgerschap wordt gegeven aan alle vrije inwoners van het keizerrijk.

216 Keizer Caracalla (211-217) wreekte zich op de stad Alexandrie. Zijn toorn was het hevigst tegen de literaire gemeenschap daar omdat er sarcastische verzen over hem geschreven waren vanwege zijn moord op zijn broer Geta.

217 Callistus (217-222) werd bisschop van Rome, tot Hippolytus' afschuw.  Op een of ander tijdstip, hoe is onbekend, werd Hippolytus ook tot bisschop van Rome gewijd (een soort tegenpaus). Toch werd hij al snel na zijn martelaarschap als heilige beschouwd. 

De Monarchiaanse controverse ging door.  Tertullianus redeneerde in Afrika dat God één substantie is bestaand in drie personen (de terminologie die uiteindelijk door het grootste deel van de kerk geaccepteerd werd).

Callistus was de eerste bisschop van Rome waarvan bekend is dat hij de 'Rots' passage uit Mattheus aanhaalde en betrok op zijn eigen ambt, rond het jaar 220.  Sommigen geloven dat Tertullianus' Over Bescheidenheid geschreven werd als antwoordop een opdracht van de kant van Callistus dat penitentie opgelegd moest worden aan degenen die sexuele zonden begingen, voor ze opnieuw tot de eucharistie toegelaten zouden worden.  Als Montanist, was Tertullianus tegen hun toelating tot de eucharistie, en in Over Bescheidenheid legde hij een argument gebaseerd opMt. 16.18 in Callistus' mond.  Tertullianus liet Callistus niet het primaat over de kerk opeisen, maar enkel dat bisschoppen de macht hadden om zonden te vergeven.  Tertullianus redeneerde dat deze macht persoonlijk was en alleen te vinden was bij Petrus zelf.  De interpretatie van de passage werd verder ontwikkeld door Siricius (384/5).

220 Rond deze datum stelde Hippolytus de datum van Christus' geboorte vast als 25 december (zie het jaar 198).  In het Oosten was 6 januari de datum die voor deze gebeurtenis gereserveerd was.  Het Oosten nam de westelijke datum in de vierde eeuw over.

Keizer Elagabalus (218-222) introduceerde de cultus van de Syrische zonnegod Sol in Rome rond dit jaar.

222 Hippolytus introduceerde een methode om de datum van het Pascha (Pasen) te berekenen met een twaalfjarige cyclus.

222 Julius Africanus ging als geznt naar keizer Severus om steun te verwerven voor de bouw van Nicopolis in Palestina (voorheen Emmaus).  Africanus is best bekend om zijn chronology, waarin hij stelt dat de tijd sinds Adam tot het zestiende jaar van keizer Tiberius (29/30 A.D.) is 5531 jaar.  Zo zou het jaar 1 A.D. het jaar van de wereld 5501 zijn in Julius' chronologie.  Toch stelde de tijdrekenaar George Synkellos (zie het jaar 808-10) dat Africanus de schepping van de wereld 1 A.M. noemde(anno mundi, jaar van de wereld -- 5501 v.Chr.), de Zondvloed 2262 A.M. (3240 v.Chr.), de Uittocht 3707 A.M. (1795 B.C.), de Incarnatie 5500 A.M. (2 B.C.), en de kruisiging 5531 A.M. (30 A.D.).

Africanus was ook architect van de bibliotheek die Severus bouwde in het Pantheon in Rome, voltooid rond 227, en hij correspondeerde met Origenenes, waarbij hij volhield dat het boek van  Susanna (dat in de Septuagint tekst van Daniel voorkomt) niet canoniek was.

225?  Papyrus 45: 1e Chester Beatty, Evangelieën (Caesarea), Handelingen (Alexandrisch): 
Mt 20:24-32; 21:13-19; 25:41-26:39; 
Mk 4:36-40; 5:15-26, 38-6:3, 16-25, 36-50; 7:3-15, 25-8:1, 10-26, 34-9:9, 18-31; 11:27-12:1, 5-8, 13-19,24-28; 
Lk 6:31-41,45-7:7; 9:26-41, 45-10:1, 6-22, 26-11:1, 6-25, 28-46, 50-12:12, 18-37, 42-13:1, 6-24, 29-14:10, 17-33; 
Jn 10:7-25, 30-11:10, 18-36, 42-57; 
Ac 4:27-36; 5:10-21, 30-39; 6:7-7:2, 10-21, 32-41, 52-8:1, 14-25, 34-9:6, 16-27, 35-10:2, 10-23, 31-41; 11:2-14, 24-12:5, 13-22; 13:6-16, 25-36, 46-14:3, 15-23; 15:2-7, 19-27, 38-16:4, 15-21, 32-40; 17:9-17

Papyrus 967: Chester Beatty 9, Grieks Ezechiel 11:25-end, ~Codex Vaticanus

230 Van ongeveer dit jaar werden de bisschoppen van Rome begraven in de Catacombe van San Callisto (de crypte van de pausen) aan de Via Appia.

231 Een privé huis in de stad Dura-Europas aan de Euphraat werd aangepast voor de Christelijke eredienst.  Dit is het vroegst bekende voorbeeld van een kerk met religieuze afbeeldingen op de muren.  De kunstwerken lijken op dergelijke afbeeldingen in een synagoge in de zelfde stad.  Afgebeeld op frescoes zijn Adam en Eva, de Goede Herder en zijn kudde, de Samaritaanse vrouw bij de bron, Christus wandelend over het water, de opwekking van Lazarus, de opstanding van Christus, de genezing van de verlamde en David's overwinning over Goliath.

232 Dionysius, die later bisschop van Alexandrie werd, volgde Heraclus op als hoofd van de catechetische school in Alexandrie.

235 Vervolging onder keizer Maximin (235-238).  In deze periode werd de bisschop van Rome, Pontianus, en Hippolytus verbannen naar Sardinia.  Pontianus stierf kort daarna en Hippolytus rond 238.

240 Dhe Pythische spelen waren in veel steden van het Romeinse Rijk ingevoerd.  Het waren athletische wedstrijden die elke vier jaar gehouden werden ter ere van Apollo, en oorspronkelijk verbonden waren met het orakel van Delphi.

241 Einde van de annalen van de Fratres Arvales.  Dit was een heidense priestergemeenschap in Rome die jaarlijks offers bracht voor de vruchtbaarheid van het land.

244 Plotinus, een heiden uit Egypte, opende een school in Rome.  Plotinus' filosofie benadrukte de transcendentie van God, en dat hij onbegrijpbaar is (vanwege zijn eenvoud).  'Nous' (Geest) vloeit uit God en bevat ideeën zowel van begrippen (klassen) als individuen.  De twee Zielen (overeenkomend met Plato's Wereld Geest) komen uit de 'Nous' voort.  [Er worden vraagtekens gezet bij de interpretatie van Plotinus die 'Nous' en 'Ziel' als voortgevloeid beschouwd door sommige moderne filosofen - zie bijvoorbeeld Lloyd Gerson's Plotinus.]  Materiele schepping bestaat onderaan deze keten en is het principe van het kwaad.  Vreemd genoeg bekritiseerde Plotinus de Gnostici vanwege hun verachting van de materiele werkelijkheid, en beschouwde het materiele als van hoge waarde als het beeld van de intelligibele werkelijkheid.  Plotinus leerde dat de ziel door zuivering kan opstijgen tot vereniging met God, door de afwijzing van zintuigelijke waarneming ten gunste van filosofie en wetenschap, een stadium dat achter logisch denken ligt, en via een uiteindelijk stadium van mystieke vereniging aan scheiding voorbij.  Vladimir Lossky wijst erop dat terwijl Plotinus de vereniging beschouwde als eenvoud en het verwijderen van onderscheid, de Christelijke mystiek God's onbegrijpbaarheid niet ziet als een kenmerk van zijn eenvoud maar als absoluut gegeven, en daarom vereniging met God als een verlaten van het bestaan.  Plotinus stierf in 269 of 270.  Zijn belangrijkste leerling was Porphyrus, een kriticus van het Christendom, die het Neoplatonisme presenteerde aan de betere klassen als een cultureel alternatief voor het Christendom.

247 Het 1000e jaar van Rome gevierd.

247 Dionysius, een voormalige leerling van Origenes, werd bisschop van Alexandrie(247-64). 

248? Laat in dit jaar of vroeg in 249, begonnen heidenen in Alexandrie een vervolging van Christenen.  Sommige historici speculeren dat deze spontane vervolging wellicht veroorzaakt werd door de impopulaire belastinghervorming van keizer Philip (244-49) en zijn [mogelijke] associatie met Christenen: Van Philip wordt gezegd dat hij diensten in de Stille Week bijwoonde in Antiochie, waar bisschop Babylas hem tussen de penitenten zou hebben laten staan.

248 Cyprianus, een advocaat die Christen werd in 246, werd bishop van CarthagoZijn snelle verheffing tot het episcopaat leidde tot tegenstand, geleid door Novatus, een oudste.  Novatus zorgde ervoor dat Felicissimus, een diaken, gewijd werd als bisschop van Carthago.  Felicissimus was milder dan Cyprian ten opzichte van degenen die tijdens de vervolgingen van het Christendom afvielen.

249 Rond dit jaar besloot een concilie te Smyrna dat ketters opnieuw gedoopt moeten worden voor zij deer in de kerk mogen binnenkomen.

249-51 7e Vervolging van de Kerk, onder keizer Decius (249-251).  De bisschoppen van Rome (Fabian (236-50)), Antiochie (Babylas), en Jerusalem werden martelaar. 

Decius doodde keizer Philip in 249, en vaardigde in December een edict uit dat offeren aan de goden verplicht stelde.  Het is mogelijk dat Decius zich distancieerde van Philip's pro-Christelijke opstelling en zich stelde achter de oude tradities van het keizerrijk.  Hij eiste dat iedereen een certificaat bezat dat hij een offer aan de goden gebracht had (Joden waren hiervan uitgezonderd).  Veel Christenen ofwel offerden, ofwel kochten valse certificaten. Dit werd door sommigen als net zo kwalijk bestempeld.  

250 Rond dit jaar werd Babylas, bisschop van de kerk in Antiochie martelaar.

250 In een brief aan Paulus van Samasota, bestempelde Dionysius van Alexandrie Maria regelmatig als Theotokos (h qeotokoV Maria ).”

Diophantos van Alexandria was werkzaam rond dit jaar.  Hij introduceerde symbolisme in de algebra.

250?  Papyrus 72: Bodmer 5-11+, pub. 1959, 'Alexandrisch' tekst-type: Geboorte van  Maria; 3Cor; Odes van Solomon 11; Judas 1-25; Melito's Homilie over Pesach;  Hymne fragment; Apologie van Phileas; Ps 33,34; 1Pt 1:1-5:14; 2Pt 1:1-3:18; Judas 1-25

Papyrus 77:  Mt 23:30-39

Papyrus Chester Beatty: #5:R962: Gn 8:13-9:2; Gn 24:13-46:33, Henoch 91-105; 
#7: I 8:18-19:13,38:14-45:5,54:1-60:22; 
#8: Jr 4:30-5:24; 
#10: Dn 1-12:13 (+Add), Bel 4-39, Sus 5-end, Esther 1:1a-8:6(+Add)

De uncial 0189: Ac 5:3-21 

250 De Gothen doen invallen in Klein Azie.

251 Een plaag, waarschijnlijk de mazelen, arriveerde in het west Romeinse rijk.  Deze heerste ongeveer 15 jaar, maar het ergste was in 260 voorbij.  Op een gegeven moment stierven er op een dag 5000 mensen aan in Rome.

251 Twee kandidaten wedijverden om de vacante bisschopszetel van Rome.  Novatianus, een priester die prominent was in de kerk sinds de dood van Fabianus, stelde dat de kerk niet meer kan accepteren of vergeven degenen die schuldig zijn aan moord, echtbreuk of afval.  Cornelius, (251-53, naar men zegt een minder capabele man) stelde dat de bisschop zelfs deze zware zonden kon vergeven.  Novatian's visie werd ook al verdedigd door Hippolytus en Tertullianus tegen Callistus (zie het jaar 217).  Cornelius kon zich beroepen op Paulus' bejegening van de incestueuze Corinthier en in Irenaeus' visie dat een overspelige Christelijke vrouw door berouw weer tot herstel kon komen. 

Cornelius won de verkiezing (en dit was blijkbaar een verkiezing door de gemeente), en de volgelingen van Novatianus vormden hun eigen gemeenschappen, die uiteindelijk wegkwijnden.  Cyprianus van Carthago aarzelde eerst, maar sloot zich later bij Cornelius aan.

In zijn Over de Eenheid van de Katholieke Kerk, geschreven voor Cornelius, interpreteerde Cyprianus Mattheus 16.18 zo dat het niet een speciaal privilege aan Petrus gaf.  In zijn visie neemt Christus Petrus als een symbool voor eenheid.  De andere apostelen waren hetzelfde als Petrus.  Cyprianus zelf werd aangeduid als: 'De meest glorierijke en meest gezegende Paus.'

Als hij Cornelius, de bisschop van Rome, schrijft, spreekt Cyprianus hem aan als 'broeder', en dat deed Cornelius ook in zijn antwoord.  De bisschoppen van Rome begonnen pas is de tijd van Damasus hun medebisschoppen als 'zoon' aan te duiden.

In Brief XL gaf Cyprianus aan dat leken een rol hadden in de verkiezing van bisschoppen: 'ook zullen we niet ophouden hen te gebieden hun verderfelijke onenighede en disputen opzij te zetten, en zich bewust te zijn dat het goddeloos is om hun Moeder te verlaten; en te erkennen en begrijpen dat als een bisschop eenmaal gemaakt en goedgekeurd is door het getuigenis en het oordeel van zijn collega's en het volk, een ander geenszins aangesteld kan worden.'  Dit is uit een brief aan Cornelius, die toen net verkozen was als bisschop van Rome, waarin Cyprian beschreef hoe hij handelde ten aanzien van de volgelingen van Novatianus.  Zie ook Brief LI.

Cyprianus genoot een beperkte monarchie als bisschop:  'Omdat ik het eeb regel heb gemaakt sinds het begin van mijn episcopaat om niet alleen dingen te beslissen zonder u [de oudsten] te raadplegen en de instemming van het volk te hebben.'

In een werk met de titel De Afgevallenen, vertelt Cyprianus het verhaal van een jong Christelijk meisje die gedwongen werd om deel te nemen aan een heidens offer.  Nadien kon het meisje het brood en de wijn van de eucharistie lichamelijk niet meer binnen houden.  Hieruit blijkt dat jonge kinderen al deelnamen aan de eucharistie (paedocommunie).

'Met een door hen zelf aangestelde valse bisschop durven de ketters zelfs op weg te gaan een brieven van schismatici en godslasteraars naar de stoel van Petrus en de hoofdkerk te brengen, waar de priesterlijke eenheid zijn bron heeft; ook dachten ze er niet bij na dat dit Romeinen zijn, wier geloof geprezen werd door de predikende Apostel, en onder wien ketterij geen ingang kan vinden.'  'Want, zoals gedecreteerd door ons allen - en ook zowel billijk als rechtvaardig is -dat de zaak van een ieder gehoord zal worden daar waar de misdaad begaan is; en een deel van de kudde is toegewezen aan elke individuele pastor, welke hij moet leiden en regeren, en waarvan hij verantwoording moet afleggen aan de Heer; past het zeker degenen waar wij boven geplaatst zijn niet om los te lopen en ook niet om de harmonieuze eenheid van de bisschoppen te verbreken met hun gewilde en onderhandse overhaastheid, maar zij moeten daarentegen een pleidooi voor hen voeren, waarbij zowel beschuldigers als getuigen van hun misdaad aanwezig kunnen zijn'  Cyprianus, Brief aan Cornelius van Rome, LIV,14.

251 In Mei zat Cyprianus van Carthago een concilie van Afrikaanse bisschoppen voor in Carthago.  Het concilie behandelde de vraag hoe om te gaan met Christenen die aan afgoden geofferd hadden of valse certificaten hadden verworven (libelli) om te bewijzen dat ze het gedaan zouden hebben maar het niet gedaan hadden.  Het concilie bepaalde dat wie geofferd had uitgebreid penitentie moest verrichten en dat zij pas weer op hun doodsbed toegelaten zouden worden tot de eucharistie. Wielibelli hadden verworven moesten een periode penitentie verrichten.  (Cyprianus had zich schuil gehouden tijdens de vervolging onder Decius.  In zijn afwezigheid hadden sommigen die stand gehouden hadden relatief makkelijk wie afgevallen was weer toegelaten.  Het concilie veroordeelde ook Felicissimus, de wedijverende bisschop van Carthago.

252 Een pest treft Noord Afrika.  De Christenen vreesden dat dit door de heidenen zou opgevat worden als een teken dat de goden vertoornd waren en dat dit weer tot vervolgingne zou leiden.

252 In Mei zat Cyprianus een concilie voor van 66 bisschoppen in Carthago. Eén zaak voor het concilie is duister, maar het concilie bepaalde dat het erbarmen en de genade of God niet geweigerd wordt aan enig mensenkind.  Later beantwoorde Cyprianus een vraag van Fidus, een plattelandsbisschop, die vroeg of de kinderdoop uitgesteld moest worden tot de achtste dag.  Cyprianus antwoordde dat er geen uitstel moest zijn.  Hij zag geen reden om het risico van eeuwige verdoemenis voor het kind te lopen.  Fidus schijnt vanwege de onreine aanblik van net geboren kinderen te hebben willen wachten!  (Brief LVIII.)

Uit de brief:  'Maar als iets de mens kon beletten om genade te verkrijgen, dan zouden hun zware zonden eerder de mensen hinderen die rijper zij en volwassen en ouder.  Maar opnieuw, als zelfs aan de grootste zondaars en aan hen die veel hebben gezondigd tegen God vergeving van zonden wordt verleend als ze in het vervolg geloven en als niemand weerhouden wordt van de doop en van de genade, hoevell te meer moeten we dan ervan terugdeinzen om een pasgeboren kind, dat niet gezondigd heeft, behalve dan dat het in het vlees naar Adam geboren is en de besmetting van de oude dood heeft opgelopen, te hinderen om makkelijk de vergeving van zonden te ontvangen, zonden die niet zijn eigen zonden zijn maar die van een ander.'  Kindercommunie was ook gebruikelijk in Carthago.

De belangrijker vraag waarmee het concilie geconfronteerd werd was hoe om te gaan met Christenen die geofferd hadden aan afgoden of certificaten (libelli) hadden verworven die dat aangaven. Het concilie bepaalde dat vrede gegeven zal worden aan diegenen die zich niet aan de kerk onttrokken hebben, en vanaf de eerste dag van hun val niet opgehouden hebben hun val te betreuren, en de Heer te smeken.' (Brief 53, van de bisschoppen aan Cornelius hun broeder'). Het concilie achtte dit een wijze aanpak met het oog op mogelijke nieuwe vervolging onder keizer Gallus (251-53).

254-6 Stephanus bisschop van Rome.  Stephanus was een lid van de Juliaanse familie.  He besliste dat Spaanse gemeenten in Merida en Leon iemand als bisschop moesten aannemen die afvallig was geweest tijdens de vervolgingen onder Decius. De gemeenten gingen bij Cyprianus van Carthago (bisschop 248-58) in beroep tegen Stephanus.  Cyprianus riep een concilie bijeen dat ten gunste van de Spanjaarden besliste.

Toen de Novatianistische bisschop van Arles weigerde de sacramenten te bedienen aan de bekeerde afvalligen, liet Stephanus na hem terecht te wijzen.  De bisschop van Lyons schreef over de zaak aan Cyprianus, en deze vroeg Stephanus de bisschop van Arles te excommuniceren.  Stephanus nam Cyprianus diens tussenkomst kwalijk.

255 Een geschrift over de bisschoppen van Rome, de Liberiaanse Catalogus, bestond op dit moment.

255? Dionysius, bisschop van Alexandrie, ontmoette de oudsten en leraars van de Kerk drie dagen lang in het district Arsinoe om het chiliasme (de leer van het duizendjarige rijk) te bespreken.  Een zekere Coracion, beinvloed door bisschop Nepos uit Egypte, was de belangrijkste plaatselijke verdediger van het idee van 'duizen jaar lichamelijke overvloed op deze aarde' [Eusebius, Kerkgeschiedenis, 7.24].  Na de bespreking beleed Coracion dat hij gedwaald had en volledig overtuigd was door de argumenten tegen het chiliasme.

Dionysius schreef later een boek met de titel Over de Beloften, gericht tegen Nepos' leer en presenteert daar zijn opvatting dat Openbaring niet geschreven was door Johannes de Geliefde.  Dionysius stelt dat sommigen het boek afwijzen, 'het zonder zin of argument noemen' , 'en beweren dat Cerinthus de ketter de auteur ervan was, maar dat hijzelf het niet kon verwerpen, 'daar veel broeders het in hoog aanzien houden.'  Hij voegde toe: 'Ik wijs niet af wat ik niet kan begrijpen.' 

256 Cyprianus hield een concilie met 86 bisschoppen in September van dit jaar. Dit stelde dat de doop bediend door de Novatianisten onwerkzaam was.  (Dit was het derde concilie over dit onderwerp, het eerste werd gehouden in de herfst van het jaar 255.)  Stephanus van Rome bestreed Cyprianus ten gunste van de geldigheid van de doop bediend door slechte mensen.

Om zijn gezag te vermeerdere beriep Stephanus zich op de 'Gij zijt Petrus...' tekst om zijn positie als Petrus' opvolger te benadrukken (dit was de eerste keer dat dit gebeurde --maar zie ook Callistus (hierboven) en Siricius, 384/5 hieronder).  (Firmilian, bisschop van Caesarea in Cappadociaschreef zo'n uitspraak duidelijk aan Stephanus toe, in een brief aan Cyprianus (Brief 74).)  Cyprianus had een andere mening:  'In de person van één man gaf hij de sleutels aan allen, opdat hij de eenheid van allen zou aanduiden; de anderen waren daarom hetzelfde als Petrus, toegelaten tot een gelijke deelname in eer en kracht, maar het begin met de eenheid dat de kerk van Christus gezien mag worden als één.' 

(Firmilianus vergeleek Stephanus, de bisschop van Rome, met Judas en klaagde over zijn 'vermetelheid en trots,' en vond zijn bewering 'opvolger van Petrus te zijn waarop de fundering van de Kerk gelegd is' belachelijk.)

Boek 6, sectie 15 van de Apostolishe Constituties stemt overeen met het concilie van Cyprianus in 256.  'En ook zijn degenen die door hen gedoopt worden niet ingeleid, maar zij zijn besmet en ontvangen niet de vergeving der zonden maar het verbond van goddeloosheid.'

256 De Franken steken de Rijn over.

256 D Perzen onder Shapur I verwoesten Antiochie in Syrie.

257 8e Vervolging van de Kerk, onder Valerianus (253-259).  Edicten werden uitgevaardigd die heidense praktijken eisten en het werd Christenen verboden om erediensten te houden onder bedreiging met de doodstraf.  In 258 begon Valerianus de voorgangers te doden - Cyprianus werd in dat jaar martelaar.  Hvervolgde ook prominent gelovigen, maar zag af van de doodstraf als zij Christus afzworen.  De vervolging hield aan tot in 260.  Vanwege de onrust die ontstond probeerde Valerianus de toekomst te voorspellen via mensenoffers en andere heidense riten.  Toen dit niet lukte werden de Christenen binnen de keizerlijke familie beshculdigd. 

257 On 30 Augustus verbande proconsul Aspasius Paterus Cyprianus naar Curubis (Kurba) aan de Golf van Hammamet.

258 Op 29 Juni van dit jaar werden de overblijfselen van Petrus en Paulus verplaatst naar ad Catacumbos aan de Via Appia. Het feest van Petrus en Paulus op de Roomse kalender dateert van dit jaar en gedenkt de translatie.

258 Cyprianus werd teruggehaald uit zijn verbanning, voor het gerecht gebracht en geëxecuteerd.

258 Xystus II (Sixtus II), bisschop van Rome (257-58), werd gearresteerd terwijl hij de mis bediende in de catacomben.  Hij werd geëxecuteerd, samen met zijn diakenen.  Terwijl hij gearresteerd werd gaf Xystus Laurentius de zorg voor de armen.  Laurentius werd vervolgens zelf gearresteerd.  In de gevangenis bekeerde en genas hij een blinde man door drie keer water over diens lichaam te gieten.  Laurentius weigerde aan afgoden te offeren en werd verbrand met hete ijzers, geslagen en op een hete ijzeren plaat gelegd, waar hij stierf.

258 De Alemanni trokken door de Alpen de Po vallei binnen.  In reactie werden Verona, Como en Aquileia inderhaast versterkt met stenen afkomstig uit graven.

258 Vanaf dit jaar werd een feestdag ter ere van Petrus en Paulus gevierd in Rome op 29 Juni.

258 Bisschop Anatolius van Laodicea publiceerde de eerst bekende Paastabel die gebruikt werd in het Oosten gebaseerd op de 19-jaar Metonische cyclus.

259 Dionysius, bisschop van Alexandrie, werd deel van een dispuut in Libye tussen aanhangers van de Logos theologie (zie boven het jaar 189) en enige modalistische Monarchianen.  Dionysius voerde aan dat de Zoon en de Vader verschillend zijn als boot en zeelieden, en ontkende dat ze van dezelfde sybstantie zijn.  De Libyers deden een beroep op Dionysius van Rome (260-68), die een synode samenriep om deze zaak te bezien.  Hij wees de Sabellijnen terecht en degenen die God scheiden in drie goden of de Zoon als een schepsel of werk beschouwen.  In zijn Verdediging van de Definitei van Nicea, haalt Athanasius Dionysius van Alexandrie aan, die zegt: 'En ik heb in een andere brief een weerlegging geschreven van de valse aantijgingen tegen mij, dat ik zou ontkennen dat Christus één in wezen is met God.'  Dionysius had berouw dat hij de uitdrukking gebruikt had 'de Zoon was gemaakt' en 'Hij is niet eeuwig.'

Schrijvend tegen de Sabellijnen gaf, Dionysius of Rome de volgende omschrijving van de Drieëenheid: 

'Vervolgens kan ik redelijkerwijze mijn aandacht geven aan degenen die verdelen en in stukken snijden die heiligste leer van de Kerk van God, de Goddelijke Monarchie, en ervan maken alsof het drie krachten en deelwezens en drie goden waren.  Mij wordt verteld dat sommigen van jullie die catecheet en leraar bent van het Goddelijk Woord, het voortouw nemen bij deze leerstelling, en diametrisch tegengesteld zijn, om zo te zeggen, aan Sabellius' opinies; want hij zij godslasterlijk dat de Zoon is de Vader, en de Vader de Zoon, maar zij prediken drie Goden, de heilige Eenheid verdelend in drie wezens vreemd aan elkaar en geheel gescheiden.  Want het moet zeker zo zijn dat het Goddelijk Woord verenigd is met de God van het Heelal, en de Heilige Geest moet rusten en wonen in God; zo in een als in een top van een berg, ik bedoel de God van het Heelal, moet de Goddelijke Drieëenheid samen zijn en samengebracht zijn. Want het is de leer van de vooringenomen Marcion, om te scheiden en op te delen , de Goddelijke Monarchie in drie oorsprongen, - een duivelse leer, niet die van Christus'ware discipelen en liefhebbers van de lessen van de Heiland, want zij weten goed dat een Drieëenheid gepredikt wordt door de goddelijke Geschriften, maar dat noch het Oude Testament, noch het Nieuwe drie Goden predikt.  Op dezelfde manier moet men bekritiseren degenen die vinden dat de Zoon een werk is, en overwegen dat de Heer geworden is als iemad die echt is; terwijl de goddelijke orakels getuigen over een generatie passend voor Hem en wordend, maar niet over vormen of maken. Het is daarom godslastering, niet gewoon, maar ultiem, om te zeggen dat de Heer een maaksel is.  Want als Hij kwam om Zoon te worden, was Hij het eens niet; maar Hij was altijd al, (dat wil zeggen) als Hij in de Vader is, zoals Hij zelf zegt, en als Christus het Woord en de Wijsheid en de macht is (zoals De Schiften zeggen, zoals jullie weten), en deze attributen zijn krachten van God.  Als dan de Zoon tot bestaan kwam waren deze attributen er eens niet; dientengevolge was er een moment dat God zonder deze was; hetgeen uiterst absurd is.  En waarom zou ik meer over deze zaken zeggen tegen jullie, mannen vol van de Geest en zich wel bewust van de absurditeiten die te voorschijn komen als je zegt dat de Zoon een werk is?  Naar mij lijkt hebben de auteurs van deze mening niet op deze omstandigheid gelet en hebben ze de waarheid totaal gemist als ze de woorden uitleggen, tegen de betekenis van de goddelijke en profetische Geschriften in: 'De Heer schiep mij een begin van Zijn wegen tot ZIjn werken. (Spreuken 8.22)'  Want de betekenis van 'Hij schiep mij' is, zoals jullie weten niet één, want we moeten 'Hij schiep' op deze plaats begrijpen als 'Hij zette over de werken door Hem gemaakt', dat wil zeggen: 'gemaakt door de Zoon zelf'.  En 'Hij schiep' moet hier niet opgevat worden als 'maakte', want scheppen is niet hetzelfde als maken. 'Is Hij niet uw Vader die u gekocht heeft? heeft Hij u niet gemaakt en u geschapen? (Dt. 32.6)' zegt Mozes in zijn grote lied in Deuteronomium. En men kan tegen hen zeggen, O roekeloze mannen, is Hij een werk, die 'de Eestgeborenen van alle schepsels (is), die geboren is uit de baarmoeder voor de morgen ster, (Col. 1.15 en Psalm 110.3)' die zei, als Wijsheid, 'Voor alle heuvels verwekt Hij mij? (Spr. 8.25)' .  En in veel passages van de goddelijke orakels wordt van de Zoon gezegd dat hij is voortgebracht, maar nergens dat zijn bestaan begint; dat overtuigt duidelijk hen van de misvatting over de voortbrenging van de Heer, die het durven Zijn goddelijke en onuitsprekelijke voortbrenging een maken te noemen.  Noch mogen we de de wonderrijke en goddelijke Eenheid ook verdelen in drie goden; noch geringschattend de waardigheid en grote majesteit van de Heer tooien met de naam 'werk'; maar we moeten geloven God de Almachtige Vader, en in Jezus Christus Zijn Zoon, en in de Heilige Geest, en voor de God van God van het heelal het Woord is verenigd.  Want Hij zegt: 'Ik en de Vader zijn één'en 'Ik in de Vader en de Vader in Mij'. Zo worden zowel de Goddelijke Drieëenheid als het heilige prediken van de Monarchie behouden'.

260 Keizer Valerianus gevangen genomen door de Perzische keizer Shapur I.  De Prins van Palmyra (die onafhankelijk was geworden na Valerianus's nederlaag) greep de macht in de Oostelijke provincies van het keizerrijk en behield die tot 272, toen de macht herwonnen werd door keizer Aurelianus.

260 Paulus van Samosata werd bisschop van Antiochie in Syrie.  Hij minachtte de Logos theologie, en sprak over Kezus als een mens die uniek geïnspireerd werd bij zijn doop (Adoptianisme) In zijn visie waren het Woord en de Geest manifestaties van de Vader.    Volgens Simeon van Beit Arsam, had Paulus gezegd: 'Ik zal ook Christus zijn, als ik het wens, omdat ik en Christus één van wezen zijn.'  Theodore van Mopsuestia citeerde Paulus: 'Ik beneid Christus niet omdat hij God gemaakt is.  Want wat hij gemaakt was, dat was ik gemaakt, omdat het in mijn wezen is.' Volgens overlevering werden in Antiochie psalmen gezongen ter ere van Paulus van Samosata in plaats van ter ere van God.

Paulus werd veroordeeld door een synode in Antioch in 268 (264?) voorgezeten door Helenus, bisschop van Tarsus.  Dionysius van Alexandrie en Firmilius van Caesarea waren uitgenodigd om de synode bij te wonen.  Paulus van Samosata bleef aan de macht omdat hij beschermd werd door de regering van Palmyra.  Toen Aurelianus (270-75) de macht terugwon in de Oostelijke provincies, verklaarde hij dat de bisschoppen van Italie en Rome zouden mogen beslissen wie het juridisch eigendom had van het kerkgebouw.  Het lijkt erop dat het Aurelianus vooral ging om de trouw van de bisschop van Antiochie, en hij koos ervoor om de bisschop van Rome te gebruiken om zich te verzekeren van de trouw van andere bisschoppen. Paulus van Samosata wordt gezien als de voorloper van het Arianisme. 

Gregorius Thaumaturgus (213-270) was aanwezig op het concilie dat Paulus van Samosata veroordeelde.  Hoewel hij een leerling was van Origenes, was Gregorius' visie op de Triniteit orthodox.  Zijn Uiteenzetting van het Geloof wordt gezien als een voorloper van de Geloofsbelijdenis van Nicea:

'Er is één God, de Vader van het levende Woord, dat zijn bestaande Wijsheid en Macht en Eeuwig Beeld is:  volmaakte Verwekker van de volmaakt Geborene, Vader van de eniggeboren Zoon.  Er is één Heer, Enige van de Enige, God van God, Beeld en Gelijkenis van de Godheid, Werkzaam Woord, Wijheid die de grondvesting van alle dingen omvat, en formatieve Macht van de hele schepping, ware Zoon van één Vader, Onzienlijke van het Onzienlijke, en Onvergankelijke van het Onvergankelijke, en Onsterfelijke van het Onsterfelijke, en Eeuwige van het Eeuwige.  En er is Eén Heilige Geest, die zijn bestaan van God heeft, en geopenbaard wordt door de Zoon, te weten voor de mensen:  Beeld van de Zoon, Volmaakt Beeld van de Volmaakte; Leven, de Oorzaak van het Levende; Heilige Bron; Heiligheid, de Leverancier, of Leider, van Heiliging; in wie God de Vader wordt geopenbaard, die boven allen is en in allen, en God de Zoon, die door allen is.  Er is een volmaakte Drieëenheid, in glorie en eeuwigheid en souvereiniteit, verdeeld noch vervreemd.  Daarom is niets geschapen of in slavernij in de Triniteit; noch iets toegevoegd, alsof het vroeger er niet was, en later erbij kwam.  En zo ontbrak de Zoon nooit aan de Vader, noch de Geest aan de Zoon; maar zonder variatie en zonder verandering, blijft dezelfde Drieëenheid eeuwig.'

261 Keizer Gallenius proclameerde tolerantie voor Christenen in een edict.  Als antwoord op smeekschriften van Christelijke bisschoppen werden hierdoor ook geconfisceerde kerken en begraafplaatsen teruggegeven.  Voor dit tijdstip konden kerken geen bezit hebben omdat het Christendom illegaal was.  Kerken krege voortaal geld en goed als legaat.

262  De tempel van Artemis in Ephesus vernietigd door de Gothen die Ephese binnenvielen.

262/3 Porphyry became a disciple of Plotinus in Rome about this year.  He arranged Plotinus’ writings into six books of nine chapters each, the Enneads.  Porphyry placed great stress on Plotinus’ doctrine of salvation as an ascetic process involving turning one’s attention from the lower to the higher, ending in the knowledge of God.  Porphyry stressed the need for asceticism - abstinence from meat, celibacy, avoidance of frivolous entertainment, etc.  Porphyry also wrote fifteen books against Christianity, answered by Methodius, Eusebius of Caesarea, and others, and burned in 448.  Socrates, the fifth century church historian, states that Porphyry was an apostate from Christianity.

268  De Juthurigi en de Alemanni trokken op tot 70 mijl van Rome in dit jaar, en opnieuw in 270.  Daarom werd ee hoge muur om Rome gebouwd.

269 De Gothen vallen de Balkan binne.  De Romeinen versloegen hen bij Naissus.

270 De Gothen werd toegestaan zich te vestigen in Dacia (een gebied ten noorden van de Donau).  Keizer Aurelian trok zich terug uit Dacia.

274 Geboren in zuidelijk Babylonie, stierf Mani (216-274) na gevangen gezet te zijn door de Perzische keizer Bahram I, die daartoe aangezet was door Zoroastrische priesters.  Mani was de grondlegger van het Manichaeisme, een religie die Rome vroeg in de vierde eeuw bereikte en wedijverde met het Christendom.  Het gnostische Manichaeanism leerde dat materie intrinsiek slecht is, de kerker van de ziel. Heil werd gebracht door gnosis, een innerlijke verlichting waardoor de ziel kennis van God verwierf.  De rechtvaardigen gingen na hun dood naar het paradijs, mar de slechten (de mensen die zich voortplanten, bezit hebben, wijn drinken, etc.) worden wedergeboren.  Goed en kwaad waren onafhankelijke principes, en beide zouden altijd voortduren.

274-5 Keizer Aurelianus (270-75) bevorderd de aanbidding van de Zon als de officiële eredienst van het rijk.

275?  Papyrus 47: 3de Chester Beatty, ~Sinaiticus, Rv9:10-11:3,5-16:15,17- 17:2

283 Een vijftien jaar oud meisje genaamdPelagia, dat in Antiochie woonde, sprong van een dak om haar maagdelijkheid te bewaren.

284 Diocletianus werd keizer.  Regeerde tot 305, toen hij troonsafstand deed.

286 St. Anthony (251-356) began the first monastic community, in Egypt.

286 Op 6 Februari werd Julianus van Homs (Emessa) martelaar.  De Christelijke arts Julian kwam heinelijk in de gevangenis om Bisschop Silouan en twee discipelen bij te staan, die veertig dagen gekerkerd en gemarteld waren.  Julian werd verraden aan zijn vader, die hem aangaf bij de gouverneur.  Julian werd elf maanden gemarteld en zijn vader probeerde hem het Christendom te doen afzweren.  Maar volgens de overlevering bekeerde Julianus degenen die hhem van het geloof af moesten brengen. Tenslotte huurde zijn vader een smit in om nagels in zijn handen en voeten en hoofd te slaan.  Julianus stierf in een grot buiten de stad waar hij heengegaan was om te bidden.  Zijn relieken werden verplaatst naar Emessa, waar ze in de 70er jaren herontdekt werden.

286 Diocletianus verdeelde het Romeinse Rijk in Oost en West.  Hij benoemde Maximian Augustus in het Westen.  De hoofdstad in het Oosten was Nicomedia; in het Westen, Milaan.  Een ondergeschikte met de naam Caesar werd voor elke Augustus aangesteld.  Hun steden waren Trier in het Westen en Salonica in het Oosten.

Gedurende Diocletianus's regering werd de 'provincie' Italie in tweeën gedeeld.  Milaan werd hoofdstad van de noordelijke 'provincie'. De kerk paste zich aan aan de wereldlijke indeling en de bisschop van Milaan kreeg jurisdictie over noord Italie (Italia annonaria).  Rome's jurisdictie werd beperkt tot het zuiden.

286  Het Forum in Rome verbrand. Het werd gerestaureerd onder Diocletianus.

300?  Andere 3e eeuwse NT papyri: 
P1: Mt 1:1-9, 12, 14-20 
P4: Lk 1:58-59; 1:62-2:1; 2:6-7; 3:8-4:2; 4:29-32: 4:34-35; 5:3-8; 5:30-6:16 
P5: Jn 1:23-31, 33-40; 16:14-30; 20:11-17, 19-20, 22-25 
P9: 1Jn 4:11-12, 14-17 
P12: Heb 1:1 
P15: 1 Cor  7:18-8:4 
P20: Jc 2:19-3:9 
P22: Jn 15:25-16:2; 16:21-32 
P23: Jc 1:10-12, 15-18 
P27: Rm 8:12-22, 24-27; 8:33-9:3; 9:5-9 
P28: Jn 6:8-12, 17-22 
P29: Hnd 26:7-8, 20 
P30: 1 Th 4:12-13, 16-17; 5:3, 8-10, 12-18, 25-28; 2 Th 1:1-2 
P38: Hnd 18:27-19:6, 12-16 (P38 dateert van het eind van de 3e eeuw, ~300 AD)
P39: Jn 8:14-22 
P40: Rm 1:24-27; 1:31-2:3; 3:21-4:8; 6:4-5:16; 9:16-17:27 
P45 (Chester Beaty):  Mt 20:24-32; 21:13-19; 25:41-26, 39; Mk 4:36-40; 5:15-26; 5:38-6:3; 6:16-25; 6:36-50; 7:3-15; 7:25-8:1; 8:10-26; 8:34-9:9; 9:18-9:31; 11:27-12.1; 12:5-8, 13-19, 24-28; Lu 6:31-41; 6:45-7:7; 9:26-41; 9:45-10:1; 10:6-22; 10:26-11:1; 11:6-25; 11:28-46; 11:50-12:12; 12:18-37; 12:42-31:1; 13:6-24; 13:29-14:10; 14:17-33; Jn 4:51, 54; 5:21, 24; 10:7-25; 10:30-11:10; 11:18-36, 42-57; Hnd 4:27-36; 5:10-21, 30-39; 6:7-7:2; 7:10-21, 32-41; 7:52-8:1; 8:14-25; 8:34-9:6; 9:16-27; 9:35-10:2; 10:10-23, 31-41; 11:2-14; 11:24-12:5; 12:13-22; 13:6-16, 25-36; 13:46-14:3; 14:15-23; 15:2-7, 19-27; 15:38-16:4; 16:15-21, 32-40; 17:9-17
P47 (Chester Beaty) Opb 9:10-11:3; 11:5-16:15; 16:17-17:2
P48: Hnd 23:11-17, 25-29 
P49: Ep 4:16-29; 4:32-5:13 
P53: Mt 26:29-40; Ac 9:33-10:1 
P65: 1 Th 1:3- 2:1, 6-13 
P69: Lk 22:41, 45-48, 58-61 
P70: Mt 2:13-16; 2:22-3:1; 11:26-27; 12:4-5; 24:3-6, 12-15 
Papyrus 75: Bodmer 14-15, Lukas& Johannes, vroegste bestaande manuscript Lukas;  Lk 3:18-22; 3:33-4:2; 4:34-5:10; 5:37-6:4; 6:10-7:32; 7:35-39; 7:41-43; 7:46-9:2; 9:4-17:15; 7:19-18:18; 22:4-eind; Jn 1:1-11:45; 11:48-57; 12:3-13:10; 14:8-15:10.  P75 is vrijwel hetzelfde als Vaticanus (B).
P80: Jn 3:34 
P87: Filem. 13-15, 24-25 
P91: Hand 2:30-37; 2:46-3:2

De volgende uncialen:

0171: Mt 10:17-23, 25-32; Lk 22:44-56, 61-64
0220: Rm 4:23-5:3; 5:8-13 
0212 (Diatessaron): Mt 27:56-57; Mk 15:40-42; Lk 23:49-51, 54; Jn 19:38

De vroegste Syrische vertalingen van de evangelieën werden gemaakt gedurende de derde eeuw:  Syrus Curetonianus en Syrus Sinaiticus.  Samen bekend als Vetus Syra, schijnt Syrus Curetonianus een herziene versie van Syrus Sinaiticus te zijn.  Ze verschillen in stijl van de Peshitta, die dateert van ca. een eeuw later (zie het jaar 400).

300 Vroeg in de vierde eeuw begon de viering van 25 December, de Zonnegeboortedag midden in de winter, als Christus'geboortedag het Westen (zie het jaar 336).  De St. Petrus basilica werd gebouwd op de plaats van het graf van Petrus (zie het jaar 330).

300?De Apostolische Constituties werden rond deze tijd geschreven.   Kerkelijke canon 35 gaf een aanduiding van de rol van de bisschop in de Kerk:  'De bisschop van elke natie moet hem erkennnen die de eerste onder hen is en hem rekenen als hun hoofd en niets belangrijks doen zonder zijn toestemming; maar elk mag de dingen doen die zijn eigen parochie betreffen en de plattelandsgebieden die erbij horen. Maar laat degene die de eerste is niets doen zonder de goedkeuring van allen. Want zo zal er eenheid van geest zijn en God zal verheerlijkt worden door de Heer in de Heilige Geest.'

Kerkelijke canon 85 gaf de volgende lijst van de Canon van de Schriften:  'Laat de volgende boeken eerbiedwaardig en heilig worden geacht door jullie, zowel de geestelijkheid als de leken. Van het oude verbond: de vijf boeken van Mozes - Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri, en Deuteronomium; één van Jozua de zoon van Nun, één van de Rechters, één van Ruth, vier van de Koningen, twee van de Kronieken, twee van Ezra, één van Esther, één van Judit, drie van de Maccabeeën, één van Job, honderdvijftig psalmen; drie boeken van Salomo - Spreuken, Prediker en Hooglied; zestien profeten. En zorg ervoor dat uw jonge mensen de Wijsheid van de erg geleerde Sirach leren. Maar onze heilige boeken, dat wil zeggen, die van het Nieuwe Verbond, zijn deze: de vier Evangelieën van Mattheus, Markus, Lukas, en Johannes; de veertien Brieven van Paulus; twee Brieven van Petrus, drie van Johannes, één van Jacobus, één van Judas; twee Brieven van Clemens; en de Constituties aan jullie, de bisschoppen, door mij en Clemens, in acht boeken; die niet geschikt zijn om voor iedereen gepubliceerd te worden vanwege de geheimenissen die ze bevatten; en de Handelingen van ons, de Apostelen'.'  [NB Openbaring ontbreekt uit dezeNieuw Testamentische canon.]

De 27e kerkelijke canon van de Constituties verbiedt de meeste geestelijken om te trouwen nadat ze geordineerd zijn:  'Van hen die ongetrouwd in de geestelijke stand komen staan we alleen de lectoren en cantores om, als ze dat willen, nadien te trouwen.'

De 50e kerkelijke canon vereiste drievoudige onderdompeling bij de doop:  'Als enige bisschop of oudste de drie onderdompelingen van de ene toelating niet uitvoert, maar één onderdompeling, die gegeven wordt in de dood van Christus, laat hem zijn ambt ontzegd worden.'

Boek 6, sectie 15 van De Apostolische Constituties dringt aan op kinderdoop:  “Doop ook uw zuigelingen, en voed ze op in de voeding en aansporing van de Heer.'  De Apostolische Constituties laten ook duidelijk zien dat zuigelingencommunie gepraktiseerd werd in de kerk.

300 Voor ca. 300 waren de meeste boeken in de vorm van boekrollen.  Boekrollen hadden sterke beperkingen.  Een boek als het evangelie naar Mattheus paste op een boekrol. Een codex, gevormd door vellen papyrus of vellum in het midden te vouwen en ze samen te naaien bij de rug, kon veel grotere werken bevatten.  Codices maakten het ook makkelijker om een bepaalde passage te vinden.  Rond 600 werden de woorden in een boek niet meer aan elkaar geschreven maar gescheiden door een spatie -- een ontwikkeling die geassocieerd wordt met de Ieren.  Rond 800 werden in het rijk van Karel de Grote leestekens geïntroduceerd.


 
  setstats 1