NOEME WILLEM
VISSER Wie en Waarom

LITURGIE &CETERA Thema's
  Kerkelijk Jaar
Hoofddienst   Getijden   Devotie   Uitingsvormen  

Liturgie

LITURGIEK
Liturgiek TVG

Liturgiegeschiedenis

Joods

Vroeg Christelijk

Oosters Orthodox

Westers Katholiek

Protestants

HYMNOLOGIE

Geschiedenis van de Hymnodie

Oud Joodse Hymnodie
Vroeg Christelijke Hymnodie
Griekse Hymnodie tot 900AD
Latijnse Hymnodie
Lutherse Hymnodie
Calvinistische (Franse) Psalmodie
Nederlandse Gemeentezang
na de Reformatie

Engelse Hymnodie

Muziekgeschiedenis




Geert Van Oyen over ‘De Da Vinci code’:

‘Alternatieve visies zijn inherent aan christendom’

Katrien Verreyken

De Da Vinci code, het meest verkochte boek in 2004, fascineert de een en irriteert de ander. Hoe is het succes van de roman te verklaren? En waar ligt de grens tussen waarheid en interpretatie? Tertio sprak met bijbelexegeet Geert Van Oyen.

De Da Vinci code van Dan Brown was in 2004 wereldwijd het meest verkochte boek. De oplagen, in meer dan veertig landen, gaan in de tientallen miljoenen. De 41-jarige auteur ontdekte duidelijk een groots romanconcept.

Het valt ook niet te ontkennen: De Da Vinci code is een ongemeen spannend detectiveverhaal dat leest als een trein en gaat over geheime organisaties binnen het machtige instituut kerk. Er moet een code worden ontcijferd om een boodschap te begrijpen die de wereld en de kerk op hun kop kan zetten. Alleen superingewijden bezitten de verborgen kennis over de kern van de waarheid. Achtergehouden documenten, cryptische omschrijvingen, geheimzinnige samenzweringen, de rol van man en vrouw in de religie, elitaire groeperingen en hun invloed, enzovoort: alle elementen zijn aanwezig om tweeduizend jaar christendom als vals spel te ontmaskeren. De lezer wordt onwillekeurig meegetrokken om zelf te geloven in en op zoek te gaan naar de verborgen waarheid.

Maar hoe ‘waar’ is die waarheid? En waar liggen de grenzen tussen geloof, vakkennis en amusement? De jonge werkgroep ‘Denkend geloven’ van de dienst Postacademische Vorming aan het postuniversitair centrum in Kortrijk brengt mensen samen die geïntrigeerd zijn door de lectuur van De Da Vinci code. Ze gaat in een lezingenreeks op zoek naar de reden van die plotse fascinatie, het waarheidsgehalte van het boek en de kracht van het verhaal. Morgen, woensdag 20 oktober, spreekt bijbelexegeet Geert Van Oyen over canon, code, commerce en censuur in De Da Vinci code. Tertio vroeg de spreker alvast om verduidelijking.

Boeken over een zogenaamde verborgen dimensie van het geloof zijn in trek. Na De Celestijnse Belofte en De Da Vinci code bestormen nu ook een hoop Duitsers de markt met ronkende titels als Het Sixtijnse Geheim, Het Messias-mysterie, Het geheim van de Madonna. Hoe is dat fenomeen te verklaren?
,,Er zijn volgens mij een drietal redenen. Allereerst is er nu een vernieuwde algemene interesse voor religie, die er vroeger niet was. De mensen zijn het geloof als institutie niet meer welgezind, maar worden wel aangetrokken tot allerlei vormen van spiritualiteit en sacrale ervaringen.

Een tweede verklaring voor het succes is dat dit soort boeken een geur van sensatie verspreidt. Vaak gaan de schrijvers ervan niet akkoord met wat het instituut kerk verdedigt. Ze beschuldigen de kerk van bedrog, het verborgen houden van documenten en het onderwaarderen van de vrouw. Ze zetten bestaande tradities en visies op hun kop en trekken wat algemeen is aanvaard – en soms vastgeroest –, in twijfel. Ze interpreteren en herschrijven de geschiedenis en geven het erotische en seksuele een belangrijkere rol. Deze cultschrijvers gebruiken voor hun boeken een mix van geschiedenis en fantasie.

Een derde reden is dat het bestaan van alternatieve visies inherent is aan het christendom. Het christendom is de godsdienst bij uitstek waar het geloof zich door de geschiedenis heen heeft ontwikkeld. Dat is de zogenaamde incarnatie, de menswording die tot op heden doorgaat. Door het feit dat God zich in de geschiedenis openbaart, is de mogelijkheid altijd daar om het geloof anders te bekijken. Wie geschiedenis zegt, zegt interpretatie. Er zit geen dwangmatigheid in onze godsdienst. Het geloof is afhankelijk van hoe de geschiedenis zich ontwikkelt en wordt geïnterpreteerd.’’

Brown doet onder andere een beroep op het apocriefe evangelie van Maria Magdalena. Waarom zijn apocriefe – of niet door de kerk erkende – geschriften zo populair?
,,In de eerste plaats is dat omdat die apocriefe teksten nu pas echt publiek toegankelijk zijn. We wisten dat ze bestonden omdat de kerkvaders ze kenden, maar ze zijn bijna allemaal pas in de twintigste eeuw herontdekt. Die apocriefe teksten zijn nu alle te raadplegen op het internet.

Een tweede reden is dat mensen zich niet meer thuis voelen in het klassieke kader waarin de bijbel wordt gelezen. Het vertrouwde is onbekend geworden. De mensen zitten met een lacune, een grote onwetendheid tegenover die canonieke evangeliën. Hier was dus een gat in de markt. En wie het luidst roept, raakt zijn product kwijt. Nieuwe geschriften wekken nieuwsgierigheid.’’

Waarom nemen mensen die apocriefe teksten – in tegenstelling tot de canonieke evangeliën – zomaar als waarheid aan?
,,De apocriefe teksten hebben zo’n succes omdat ze de nadruk leggen op een bepaald aspect van het geloof, bijvoorbeeld op de innerlijke ontwikkeling en identiteitsontplooiing van de mens of op de menselijkheid van Jezus. Die aspecten zijn niet compleet vreemd aan het christendom, maar zijn in de klassieke traditie wat verwaarloosd en daarom trekken ze aan. Dat Maria Magdalena volgens De Da Vinci code Jezus’ vrouw was, is bijvoorbeeld een uitvergroting van dat menselijke aspect.

Andere apocriefe teksten leggen de nadruk op de eschatologie en waren met de millenniumwissel – die als eindtijd werd gezien – erg in trek. Hier wordt ook een close up gemaakt van een aspect van de traditie.’’

Er wordt beweerd dat de canonieke teksten niet de authentieke Jezus tonen.
,,De canonieke teksten geven net als de apocriefe een Jezusbeeld. Ze bevatten zelfs de oudste Jezusbeelden. De apocriefen zijn van een latere datum. Je stelt je bij die apocriefen een eenheid van teksten voor die en bloc anders zijn dan de canon, maar dat is niet zo. Dat onderscheid wordt vaak te scherp getrokken. Veel apocriefe beeldvorming gaat niet in tegen de rode draad van de canon, namelijk dat Jezus mens én God is. Alleen helden ze soms te veel naar één kant over en kwamen zo buiten het mainstream christendom terecht.

Sinds de Verlichting wordt de vraag uit het evangelie ‘wie is Jezus?’ gezien als ‘wie is hij geweest?’. Maar als Jezus de leerlingen vraagt: ‘wie denken jullie dat ik ben?’, bedoelt hij eigenlijk ‘wat is mijn betekenis voor jullie?’. De hype over De Da Vinci code zal voorbijgaan, omdat er te veel aandacht naar Jezus’ historiciteit uitgaat en te weinig aandacht voor de betekenis en zingeving van Jezus voor ons nu.’’

Waar ligt het gevaar als mensen boeken als De Da Vinci code niet als een roman, maar als nieuw evangelie lezen?
,,Woorden als ‘gevaar’ en ‘bedreiging’ duiden op een machtsspelletje. Kardinaal Tarcisio Bertone van Genua zat in zo’n machtsdenken toen hij De Da Vinci code ‘een hoop beschamende en ongefundeerde leugens’ noemde. Als je het boek als een roman beschouwt, moet je het met humor en kritische zin benaderen.

Ik denk niet dat mensen door De Da Vinci code van het geloof zullen afhaken. Mensen die evenwel onzeker zijn en twijfelen, vinden in het boek wel een alibi: ‘zie je wel dat het allemaal niet klopt’. Maar dat zijn mensen die mentaal sowieso al hadden afgehaakt.

Als je Browns roman als een nieuw evangelie gaat lezen, maak je jezelf iets wijs. Op een bepaald moment is die hype voorbij en sta je er weer alleen voor. Er is geen organisatie of traditie om op terug te vallen en het resultaat is een kater.

Maar die hype leert ons ook iets. In onze geloofsverkondiging kunnen we niet genoeg benadrukken dat Jezus bovenal een mens was. Als je dat aspect vooropstelt, vind je misschien makkelijker een taal en een toegang om met mensen ook over het bijbelse Jezusbeeld te praten en hem in een context te plaatsen.’’

Dan Brown houdt staande dat zijn thriller op historische feiten is gebaseerd. Welke historische waarheid zit er in De Da Vinci code en waar begint de interpretatie?
,,Er hebben inderdaad oude geschriften bestaan die niet altijd publiek toegankelijk waren. Waar Brown ook gelijk in heeft, is dat de beeldvorming van Maria Magdalena als hoer en boetvaardige zondares niet hard te maken is in de evangeliën. Drie verschillende vrouwen in de evangelies zijn door toedoen van homiliën van paus Gregorius tot een enkele vrouw versmolten. Toch is die beeldvorming niet louter negatief geweest. Maria Magdalena toonde berouw, bekeerde zich en werd door Jezus begunstigd. Ze werd een rolmodel voor velen en ze gaf haar naam aan sommige caritatieve gemeenschappen.

Brown reageert wel terecht, maar zijn oplossing, Maria Magdalena als vrouw van Jezus, is evenmin hard te maken. Dat Jezus met haar gehuwd zou zijn en kinderen had, houdt geen steek. Dat is een theorie uit de twintigste eeuw.

Het is heel moeilijk historische gegevens vast te krijgen. Bij de figuur van Jezus is dat al moeilijk, laat staan bij een bijfiguur als Maria Magdalena. Ze wordt wel elf keer in het Nieuwe Testament vermeld, dus ze moet waarschijnlijk toch een belangrijke rol hebben gespeeld. Ik denk wel dat er in het evangelie meer aanwezig is om vrouwen in de kerk een belangrijker plaats te geven, dan ze tot nu toe hebben gekregen. We moeten evenwel voorzichtig zijn om voor actuele problemen een rechtstreeks antwoord in het evangelie te zoeken.’’

U had het al over de reactie van kardinaal Bertone naar aanleiding van De Da Vinci code. Waarom reageert het Vaticaan zo furieus, op een ‘roman’ notabene?
,,De reactie van het Vaticaan geeft weer dat er wel degelijk iets op het spel staat. Als het immers waar is wat Brown beweert, moet de kerk de hele traditie van het christendom herschrijven. Bovendien kan het Vaticaan ook niet goed overweg met het al te menselijke Jezusbeeld in De Da Vinci code, maar hun reactie is buiten proportie. Beter was geweest eens te kijken hoe ze over de mens Jezus kunnen praten. Door het boek te verbieden, versterken ze juist het waarheidsgehalte dat mensen het boek toedichten.’’

Hoe kunnen we de grenzen van het christelijke geloof bepalen?
,,De grenzen van het geloof zitten volgens mij vervat in het Credo, de geloofsbelijdenis. Maar dat antwoord roept meteen ook problemen op. Het credo is een bijzonder taalgenre: het is mythe, geschiedenis en eschatologische verwachting in één. Het credo heeft daarom ook voortdurend behoefte aan interpretatie. Alle christenen over de hele wereld zeggen dezelfde geloofsbelijdenis op, maar wat ze individueel daaronder verstaan, kun je niet vastleggen. Er zit dus wel wat rek in het credo.

Ik heb onze geloofsbelijdenis ooit met een geode vergeleken, een knolvormig gesteente gevuld met de prachtigste kristallen. Het credo is aan de buitenkant ook ruw, vol samengeperst materiaal, maar als je het openbreekt, zie je de rijkdom van het bijbelse verhaal dat erachter steekt. Dat verhaal moet ook aan de basis worden gebruikt om met elkaar een dialoog aan te gaan. Zo kan vernieuwing in de kerk ontstaan.’’

Tegenover De Da Vinci code plaatst u uw eigen Marcus code, met dat verschil dat De Da Vinci code een fictieve roman is en De Marcus code een narratieve studie van een evangelie. U toont aan dat het Marcusevangelie in de eerste plaats boeiende literatuur is voor wie op zoek is naar de zin van het leven.
,,Die benadering is niet nieuw. In de exegese is al dertig jaar een nieuwe leesmethode in zwang, de narratologie. Vroeger lag de nadruk op historisch onderzoek, maar dat loste de fundamentele vragen van de lezer niet op, zoals ‘wat betekent die tekst voor mij?’. Nu wordt er gekeken naar de stijlfiguren en de karakter- en plotontwikkeling in het evangelie. Je merkt opeens dat er een auteur met de tekst aan de slag is geweest. De lezer kan zich inleven in het verhaal en identificeert zich met de personages. Hij staat niet meer buiten het verhaal.’’

Ook in De Marcus code zit een code, namelijk dat het verhaal over niemand anders dan de lezer zelf gaat.
,,Het geheim van Marcus is een publiek geheim dat iedereen kan ontdekken. De code van Marcus ligt in de tekst zelf, terwijl de Da Vinci code alleen door een select clubje ingewijden kon worden ontdekt. De belangrijkste code in het Marcusevangelie is dat Jezus is gekomen om te dienen en niet om te worden gediend. Hij heeft daarvoor zijn leven gegeven. In het evangelie krijgt dat verhaal betekenis voor het persoonlijke leven van iedere lezer. De code wordt pas zinvol als je de tekst op jezelf betrekt. De lezer identificeert zich aanvankelijk met de leerlingen en wordt enthousiast over Jezus. Maar de leerlingen keren zich van Jezus af en verloochenen hem. Aan het einde staat alleen de lezer nog bij Jezus. Hij is de enige die in staat is het verhaal tot een goed einde te brengen.

Marcus en niet Brown heeft het ware revolutionaire dynamiet de wereld ingestuurd. Wie kan zich immers een God voorstellen die in de stervende mens Jezus aan het kruis hangt? Dat is een heel revolutionair godsbeeld. Zo revolutionair dat de protagonisten in het Marcus-evangelie niet mogen zeggen dat Jezus de Zoon van God is. Pas als je ervan overtuigd bent dat Jezus in de eerste plaats een mens was die zijn leven heeft gegeven, mag je zeggen dat hij ook de Zoon van God was. De ware identiteit van Jezus blijft tot zijn opstanding verborgen.’’