NOEME WILLEM
VISSER Wie en Waarom

LITURGIE &CETERA Thema's
  Kerkelijk Jaar
Hoofddienst   Getijden   Devotie   Uitingsvormen  

Liturgie

LITURGIEK
Liturgiek TVG

Liturgiegeschiedenis

Joods

Vroeg Christelijk

Oosters Orthodox

Westers Katholiek

Protestants

HYMNOLOGIE

Geschiedenis van de Hymnodie

Oud Joodse Hymnodie
Vroeg Christelijke Hymnodie
Griekse Hymnodie tot 900AD
Latijnse Hymnodie
Lutherse Hymnodie
Calvinistische (Franse) Psalmodie
Nederlandse Gemeentezang
na de Reformatie

Engelse Hymnodie

Muziekgeschiedenis




Metempsychose in de Griekse Filosofie (Klik hier voor het artikel in de Catholic Encyclopedia)
We weten niet precies hoe de leer van de metempsychose of zielsverhuizing (ook wel reïncarnatie genoemd) opkwam in Griekenland; de meeste wetenschappers denken niet dat de metempsychose ontleend werd uit Egypte of dat deze op een of andere manier afstamt van het oude Hindu gedachtengoed in India. Het is het eenvoudigst ervan uit te gaan dat vroegere ideeën werden gebruikt voor religieuze en filosofische doelen. De Orfische religie, waarin de metempsychose voorkwam kwam aan de oppervlakte in Thracië aan de noordoostgrens met de barbaren. Orfeus, de legendarische grondlegger, wordt geacht gezegd te hebben dat lichaam en ziel verenigd worden door een ongelijke binding, de ziel is goddelijk, onsterfelijk en streeft naar vrijheid, terwijl het lichaam de ziel gevangen houdt. De dood ontbindt deze band, maar bindt de bevrijde ziel na korte tijd opnieuw: het wiel der geboorten draait onweerstaanbaar. Zo gaat de ziel voort op zijn reis, fluctuerend tussen een onbeperkt bestaan en een nieuwe reincarnatie, langs de grote cirkel van de noodzaak, als gezel van vele lichamen van mensen en dieren. Tegen deze ongelukkige gevangenen predikt Orfeus de boodschap van de bevrijding, dat ze de genade van bevrijdende goden of van Dionysus in het bijzonder nodig hebben, en roept hen op zich tot God te wenden door de vroomheid van een scetisch leven en door zelf-purificatie: hoe zuiverder hun leven, hoe hoger de volgende reïncarnatie, totdat de ziel de stijgende spiraal vervuld heeft en zijn bestemming weer vindt in God, waar de ziel ook vandaan komt. Aldus de leer van het Orfisme dat in Griekenland rond de 6e eeuw voor Christus verscheen, zich organizeerde in private en publieke mysteries te Eleusie en elders, en waarvan veel geschriften overgeleverd zijn.

De vroegste Griekse denker verbonden met metempsychose is Pherecydes; maar Pythagoras (naar men zegt zijn leerling) is de eerste bekende filosofische uitdrager ervan. Pythagoras bedacht noch importeerde deze leer uit Egypt, maar bracht Orfische leer uit Noord-Oost Hellas naar Magna Graecia en stichtte verenigingen om deze leer te verbreiden.

De invloed van de metempsychose in het Westen is vooral te danken aan het gebruik dat Plato ervan maakt. In de eschatologische mythe die aan het eind van de Republiek staat vertelt hij het verhaal hoe Er, de zoon van Armenius, wonderbaarlijk weer tot leven kwam op de twaalfde day na zijn dood en de geheimen van de andere wereld vertelde. Na zijn dood, zei hij, ging hij met anderen naar een plaats van Oordeel en zag zielen terugkeren uit de hemel en uit het Vagevuur, en hij ging met hen naar een plaats waar ze nieuwe levens kozen, menselijk en dierlijk. Hij zag de ziel van Orfeus veranderen in een zwaan, Thamyras in een nachtegaal, muzikale vogels veranderen in mensen, de ziel van Atalanta de eer van een atleet kiezen. Mensen veranderden in wilde en tamme dieren en dieren in dieren. Na hun keuze dronken de zielen uit de doodsrivier en schoten ze weg als sterren naar hun geboorte.
Er zijn dergelijke mythen en theorieën in andere dialogen, in Phaedrus, Meno, Phaedo, Timaeus en De Wetten. In Plato's voorstelling was het aantal zielen beperkt; de geboorte is niet de schepping van een nieuwe ziel, maar de overdracht van een ziel van het ene lichaam naar het andere (transmigratie). Plato's aanvaarden van deze bestaande leer is kenmerkend voor zijn vasthouden aan wijdverbreide ideeën en zijn wens die in een veredelde vorm op te nemen in zijn systeem. Aristoteles, een veel minder emotionele en sympathieke geest, heeft een heel andere onsterfelijkheidsleer. de ziel is in absolute zin sterfelijk maar in bepaald opzicht onsterfelijk (namelijk voor zover eeuwige waarheden worden begrepen; de ziel zelf gaat ten onder, maar sommige inhouden ervan hebben eeuwigheidwaarde).

In de latere Griekse literatuur verschijnt de leer van de zielsverhuizing van tijd tot tijd; deze wordt genoemd in een fragment van de Menander (de geïnspireerde Vrouw) en belachelijk gemaakt door Lucianus (Gallus 18 seq.). In de Romeinse literatuur wordt deze leer al bij Ennius gevonden, die in zijn Calabrische huis vertrouwd geweest moet zijn met de Griekse leer die doorgegeven zal zijn uit de steden van Magna Graecia. In een verloren gegane passage in zijn Annalen, een Romeinse geschiedenis in versvorm, vertelde Ennius hoe hij Homerus in een droom gezien had, deze had hem verzekerd dat dezelfde ziel die beide dichters animeerde ooit een pauw toebehoord had. Persius lacht in een van zijn satires (vi. 9) om Ennius om deze passage: deze wordt ook aangehaald door Lucretius (i. 124) en door Horatius (Epist. II. i. 52). Virgilius werkt met het idee in zijn beschrijving van de Onderworld in het zesde boek van de Aeneis (vv. 724 sqq.). Het idee komt in de oudheid voor tot de laatste klassieke denkers, Plotinus en de andere Neoplatonisten.