NOEME WILLEM
VISSER Wie en Waarom

LITURGIE &CETERA Thema's
  Kerkelijk Jaar
Hoofddienst   Getijden   Devotie   Uitingsvormen  

Liturgie

LITURGIEK
Liturgiek TVG

Liturgiegeschiedenis

Joods

Vroeg Christelijk

Oosters Orthodox

Westers Katholiek

Protestants

HYMNOLOGIE

Geschiedenis van de Hymnodie

Oud Joodse Hymnodie
Vroeg Christelijke Hymnodie
Griekse Hymnodie tot 900AD
Latijnse Hymnodie
Lutherse Hymnodie
Calvinistische (Franse) Psalmodie
Nederlandse Gemeentezang
na de Reformatie

Engelse Hymnodie

Muziekgeschiedenis




VOORWOORD PSALMEN EN GEZANGEN VOOR DEN EEREDIENST DER NEDERLANDSCHE HERVORMDE KERK (Bundel van 1938)

WOORD VOORAF
In opdracht van de Algemeene Synode mag de Algemeene Synodale Commissie den nieuwen Bundel van Psalmen en Gezangen aan de Nederlandsche Hervormde Kerk aanbieden.
Zij beschouwt het inderdaad als een voorrecht, dat dit, na tienjarigen arbeid van de door de Synode daartoe aangewezen Commissie, geschieden kan. Immers, tot de grootste schatten der Kerk behoort het geestelijk lied, de Psalmen des Bijbels en de liederen der Kerk van alle eeuwen. De Psalmen vormen een geheel, dat als zoodanig onaantastbaar is. De liederen der Kerk hebben een onbepaalden omvang. Veel ervan is door openbaar kerkelijk gebruik geijkt; veel ook leeft slechts in bepaalde kringen en tijden. Daarom is het van zoo groot belang, dat eene poging gedaan is, om van her beste uit alle tijden der Kerk van hier en daar bijeen te brengen, en zoo het bestaande Kerkboek te vernieuwen en te verrijken. Het is een voorrecht, dat dit mogelijk is. Het is een plicht, van dit voorrecht gebruik te maken. , Alles is het uwe", dit apostolische woord (1 Cor. 3 : 21) geldt ook hier.
De waarde van het kerklied is wonderrijk, zijne kracht onberekenbaar sterk. Het vereenigt in den geest hen, die het in het verband van hunne Kerk zingen, onderling. Het brengt hen in gemeenschap met de voorgeslachten, die er in hun tijd kracht uit hebben geput. Het verbindt hen met allen, die, tot andere Kerken behoorende, zich in dezelfde woorden, uit een geloof, tot eenen God verheffen. In haar lied drukt de Kerk haar geloof, hare hoop en hare liefde, levend en bewogen, in treffende verscheidenheid uit. En waar de enkele in de gemeenschap zijner Kerk pleegt te zingen en, zingend belijdt, bidt en dankt, komt hem ook ten goede in de eenzaamheid of in kleinen kring: op het ziekbed, in het huisgezin, in bijeenkomsten van allerlei aard. Her lied is immers een middel bij uitnemendheid om de zielen uit hare eenzaamheid te verlossen. Het doet in de eerste plaats een beroep op het hart, maar dan ook op het geheugen, den zin voor rijm en maat, van klank en toon, van den gedragen gang van woord en gedachte, als even zoovele hulpmiddelen om den enkele van zichzelve los te maken en met God en den naaste te verbinden.
Geen tijd en geene Kerk kunnen het geestelijk lied missen. Maar nu en dan worden tijdsgewrichten en kerkelijke gesteldheden beschikt, die de behoefte aan het lied, het oude en het nieuwe, met ongewone kracht doen doorbreken. Zulk een tijd is wel de onze, die, in zijne onrust en nooden zelve, een onstuimig beroep doet op de Kerk, om hem te dienen met het eenig noodige. Gode zij dank, de Kerk vermag dezen dienst te bewijzen. Zij bezit het Woord van God, ook in den vorm van het geestelijk lied, dat zoo ver pleegt te reiken.
De Algemeene Synodale Commissie biedt der Kerk dezen bundel aan. Zij kan hem niet voorschrijven. Zij zou hem ook niet willen opdringen. Zij vermag slechts hem aan te bieden, maar deze aanbieding beteekent eene aanbeveling, en deze een aandrang, als een ernstig beroep op allen, die de waarde van het Evangelie, ook in den gebonden en gedragen vorm van vers en lied, beseffen. In het bijzonder richt zij zich tot de predikanten en de Kerkeraden en tot allen, die, op eenige wijze, over leiding en invloed op kerkelijk en geestehjk gebied beschikken, onder jong en oud beide.
Als deze bundel zóó wordt ontvangen, zal niet vóór alles stuk voor stuk en deel voor deel worden ontleed, maar elk stuk en deel zal worden gevat in verband met het geheel, als het boek der Kerk. Ook zal het verschil tusschen oud en nieuw niet worden uitgemeten, maar nieuw en oud beide zullen bezieling geven aan het lied der Kerk, dat in al zijne doeleinden ten slotte slechts een einddoel heeft, nu en voor altijd: de verheerlijking van God.
's-Gravenhage, 1 November 1938.
De Algemeene Synodale Commissie der Nederlandsche Hervormde Kerk, P. Smit, president
D. den Breems, secretaris


VOORREDE VAN DE COMMISSIE TOT SAMENSTELLING
De door de Algemeene Synode benoemde Commissie tot Samenstelling van een nieuwen liederbundel voor de Nederlandsche Hervormde Kerk wil in het volgende rekenschap geven van de wijze, waarop zij haar taak heeft vervuld.

Dat het Psalmboek ook in dezen nieuwen liederbundel vooropstaat en daarvan het eerste deel vormt, behoeft wel geen nadere toelichting. Het Psalmboek is van ouds het liederboek van den Joodschen, daarna van den Christelijken eeredienst en het is het oudste gezangboek der Gereformeerde kerken.

De mefodieën der Psalmen hadden de bijzondere zorg der Commissie. In dezen bundel vindt men de oorspronkelijke melodieën, in den vioolsleutel genoteerd, terwijl het rhythme door wisselende maatcijfers is aangeduid. Tevens zijn de meeste later ingeslopen verhoogingen weggelaten, of, door plaatsing tusschen haakjes, facultatief gesteld; waar de weglating aanleiding kon geven tot misverstand, wordt men gewaarschuwd door een *. Van harte hoopt de Commissie, dat men nu ook in onze kerk het prachtige en sterke orspronkelijke rhythme der Psalmen in den kerkzang zal herstellen.

Een herziening van de berijming der Psalmen wordt, in toenemende mate, terecht noodzakelijk geacht, maar behoorde niet tot onze opdracht. Bovendien is de hier gehandhaafde berijming, ondanks hare vele gebreken een nationaal geestelijk bezit dat gemeenschappelijk levend wordt gehouden door de protestantsche kerken van Nederland, die alle deze berijming geheel of gedeeltelijk in hun liederbundels hebben opgenomen, en deze band is te kostbaar, dan dat hij eenzijdig door onze kerk zou mogen worden verbroken, afgezien nog van het feit, dat honderden verzen terecht zoo geliefd en ingeburgerd zijn bij ons volk, dat slechts gemeenschappelijke verantwoordelijkheid en groote deskundigheid en begaafdheid bevoegd zouden zijn, hier in te grijpen. Om den redenen heeft de Commissie het evenmin geoorloofd geacht Psalmen of gedeelten daarvan weg te laten, en zijn ook de "Eenige Gezangen' als zelfstandig onderdeel achter de Psalmen gehandhaafd; alleen werden zij van een volgletter (Gezang A-L) voorzien, waardoor het gebruik daarvan gemakkelijker wordt gemaakt.

De nieuwe Gezangbunde! vormt het tweede deel.
De Commissie is bij de samenstelling daarvan daarbij uitgegaan van het beginsel, dat de Gezangbundel zooveel mogelijk den vollen rijkdom der gansche Christeljke Kerk moet doen uitkomen. Daarom zijn liederen gekozen uit tijdvakken der kerkgeschiedenis, die tot nu toe in het geheel niet of uiterst spaarraam in de Nederlandsche protestantsche gezangboeken waren vertegenwoordigd: hymnen uit de oude en middeleeuwsche Kerk en oud-nederlandsche liederen; daarnevens liederen die in andere, ook buitenlandsche kerken waardige dragers van gebed en belijdenis gebleken zijn, terwijl ook liederen, die reeds in breeden kring bekend en geliefd zijn, werden opgenomen. In hat bijzonder is getracht leemten in te te vullen in
de liederen bij sommige feestdagen, en bij de onderwerpen Kerk, Koninkrijk Gods en Eeuwig leven.

De Commissie heeft ernstig gepoogd het evenwicht te bewaren tusschen den eisch der verscheidenheid, die door den grooten rijkdom van het kerklied der eeuwen wordt gesteld en de noodzakelijkheid van soberheid en strengen stijl, den "ernst en de majesteit", die het ware kerklied steeds kenmerken, hetgeen Catvijn deed schrijven: II y a tousiours à regarder, que le chant ne soit pas leger et volage, mais ait pois et maiesté, comme dit Saint Augustin" (aldus Calvijn in: La Forme des prières et chantz ecclesiastiques etc., Calvini Opera VI, 1867). .

Bij de vaststelling van den tekst der Gezangen heeft de Commissie zich laten leiden door eerbied voor den oorspronkelijken tekst eenerzijds en de eischen, die aan vorm en inhoud van een kerklied gesteld moeten worden, anderzijds. Bij het door haar ingestelde historische onderzoek bleek der Commissie, dat in vele liederen menigmaal met grote willekeur wijzigingen werden aangebracht, die tegenover den oorspronkelijken tekst niet verantwoord zijn. De Commissie heeft, waar eenigszins mogelijk, den oorspronkelijken tekst hersteld, of althans de oorspronkelijke bedoeling recht gedaan: vele liederen kregen hierdoor hun eigen karakter terug en dit zal den kerkzang verrijken. Anderzijds echter zijn de liederen, die van hun oorsprong af terstond de kenmerken van een kerklied hebben gedragen en als zoodanig zijn gezongen, zeldzaam: menigmaal heeft de Christehjke Kerk, door bepaalde gedeelten te wijzigen of weg te laten, zich al zingende uit een lied zelf een kerklied geschapen en aldus het oorspronkelijke lied verrijkt met een traditie en wijding, die voor latere geslachten ten minste even eerbiedwaardig zijn als de oorspronkelijke tekst. De Commissie heeft hier naar beste weten gekozen, en, de eischen van historische trouw en van kerkelijken stijl tegen elkaar afwegende, wijzigingen te niet gedaan of gehandhaafd, - een enkele maal zelfs wijzigingen aangebracht, om daarmee een lied te winnen. Dezelfde overwegingen hebben de Commissie geleid bij het opnemen zoowel van bestaande, als van nieuwe vertalingen.

De melodieën der Gezangen werden, evenals die der Psalmen, verzorgd door een sub-commissie, bestaande uit dr. G. van der Leeuw, dr. Joh. Wagenaar, C. de Wolf, waaraan later werd toegevoegd Adriaan Fngels, die ook bij de notatie der melodieen medewerking verleende. Bij het opsporen der muziekhistorische gegevens verkreeg de sub-commissie de medewerking van dr. K. Ph. Hernet Kempers. Hij de beoordeling der melodieen hebben overeenkomstige overwegingen gegolden als bij de vaststelling van den tekst. De sub-commissie heeft zooveel mogelijk gerekend met den vollen rijkdom van het geestelijk lied en tevens als norm het strenge karakter van het kerkelijk koraal geeerbiedigd. Oorspronkelijk had de sub-commissie een indeling gewenscht, waarbij het onderscheid tusschen koralen en geestelijke liederen duidelijk zou zijn uitgekomen; zij meende echter gevolg te moeten geven aan den wensch der Commissie tot indeeling naar het kerkelijk jaar, overwegende dat in een bundel, bestemd voor kerkelijk gebruik, het muzikaal beginsel bij het kerkelijk moet achterstaan. Ook deze sub-commissie heeft gestreefd naar historische trouw, met inachtneming der zingbaarheid. Niet altijd is dus de oudste vorm eener melodie gekozen, maar wel een, die haar karakter zoo goed mogelijk doet spreken en tevens uitvoerbaar is. De sub-commissie heeft zorg gedragen, dat elke melodie in den bundel slechts in één lezing voorkomt. De psalmmelodieën hebben in den Gezangbundel dus dezelfden vorm als in het Psalmboek; de Gezangen; die op eenerlei wijze worden gezongen, hebben die dan ook steeds ongewijzigd; van de melodie: Wachet auf, ruft uns die Stimme (zie Gezang 30, 68 en 98) werd echter bij Gezang 216 en 242, om het karakter van den inhoud dezer liederen, de uiting van Bach gegeven. De boven gestelde regels voor tekst en melodie der liederen zijn niet zonder uitunderingen gebleven, zoodat eenige gezangen of gedeelten daarvan zijn opgenomen, omdat zij, ondanks hun feilen, algemeen bekend of geliefd zijn. Een enkele maal werd naast een minder goeden, maar zeer bekenden tekst, een andere gesteld, terwijl eenige malen naast een moeilijke of minder schoone melodie een tweede, gemakkelijker of meer kerkelijke melodie werd gegeven; bij de tweede melodie werd dan de tekst opnieuw afgedrukt, en het Gezang behield hetzelfde volgnummer met toevoeging van de letter A. .
Wat de overgenomen liederen betreft, spreekt de Commissie haar dank uit aan verschillende eigenaars van auteursrechten, die toestemming tot overneming gaven. Ofschoon de Evangelische Gezangen Compagnie welwillend had toegestaan dat ook de liederen uit den bundel "Evangelische Gezangen" mochten worden overgenomen, heeft de Commissie daarvan geen gebruik behoeven te maken, daar zij de liederen, die in dezen nieuwen bundel overeenkomen met liederen uit genoemden bundel, ontleend heeft aan een oudere of.andere bron. De nieuwe melodieën zijn, behalve van leden der Commissie, afkomstig van A. C. Schuurman. De nieuwe vertalingen danken wij, behalve aan leden der Commissie, aan R. Boeke, mr. R. Houwink, Kurt Lenzberg, E. L. Smelik, J. Jac. Thomson en D. A.Vorster. De vertalers stonden de Commissie toe daarin wijzigingen aan te brengen, wanneer dit wenschelijk werd geacht; een enkele maal heeft de Commissie van den vrijheid gebruik gemaakt. Wanneer overigens achter den naam van den auteur een * is geplaatst, beteekent dit, dat wijzigingen werden gehandhaafd of aangebracht.

Het auteursrecht op dezen bundel als zoodanig, alsook op hetgeen daarin voor het eerst openbaar wordt gemaakt, is eigendom der Synode. . Inzake de spelling heeft de Commissie, gezien de dienaangaande heerschende onzekerheid, gemeend de schrijfwijze volgens De Vries en Te Winkel te moeten handhaven.

De Commissie spreekt de hoop uit, dat de koorbewerking van dezen bundel, die onder toezicht van dr. Joh. Wagenaar vervaardigd werd, in belangrijke mate zal bijdragen tot het bekend worden der liederen, en tot een waardiger en schooner kerkzang in het algemeen.

De Commissie begon haar arbeid in het najaar van 1928. De dood beroofde haar van de medewerking van Mejuffrouw S. M. van Woensel Kooy en den Heer C. de Wolf. Zij gedenkt beiden met dankbaarheid.

De Commissie heeft bij haren arbeid de eischen der kerkelijke praktijk steeds voor oogen gehad; hare leden, vrijwel alle in de kerkelijke praktijk staande, zouden gedurende tien jaren niet zoo veel tijd aan dit werk hebben besteed,. indien de praktijk van het kerkelijke leven hun de noodzakelijkheid van dezen arbeid niet voortdurend had voorgehouden. De moeilijkheden en bezwaren, gelijk die, ook bij den kerkzang, telkens weer blijken, zijn
den leden der Commissie wel bekend, en de Commissie weet, dat zij niet in staat is om alle weerstanden te breken, die de vernieuwing van den kerkzang tegenhouden. Een nieuwen bundel te geven, die allen bevredigt, is onmogelijk. Maar behalve de moeilijkheden heeft de Commissie evenzeer in toenemende mate de mogelijkheden gezien en geloofd, die God aan de Kerk in haar lied heeft gegeven, en zij doet een beroep op het geloof, de verantwoordelijkheid en de toewijding van alle kerkeraden, predikanten, organisten, kerkkoren en gemeenteleden der kerk, opdat deze nieuwe bundel, ondanks zijne gebreken, er toe moge bijdragen, dat God, Vader, Zoon en Heilipe Geest door onze kerk steeds zuiverder en inniger worde geprezen.
's-Gravenhage, 11 en 12 Juli 1938.
J. Riemens Jr, voorzitter
B. J. Aris, secretaris
C. B. Burger, secretaris
L. D. Terlaak Poot, secretaris
H. De Bie
A. J. P. Boeke
H. W. Creutzberg Adr. Engels
H. de Groot .
G. van der Leeuw
Joh. Wagenaar
A. B.te Winkel.