NOEME WILLEM
VISSER Wie en Waarom

LITURGIE &CETERA Thema's
  Kerkelijk Jaar
Hoofddienst   Getijden   Devotie   Uitingsvormen  

Liturgie

LITURGIEK
Liturgiek TVG

Liturgiegeschiedenis

Joods

Vroeg Christelijk

Oosters Orthodox

Westers Katholiek

Protestants

HYMNOLOGIE

Geschiedenis van de Hymnodie

Oud Joodse Hymnodie
Vroeg Christelijke Hymnodie
Griekse Hymnodie tot 900AD
Latijnse Hymnodie
Lutherse Hymnodie
Calvinistische (Franse) Psalmodie
Nederlandse Gemeentezang
na de Reformatie

Engelse Hymnodie

Muziekgeschiedenis




 

BEELDHOUWKUNST VAN DE BAROK
De beeldhouwkunst van de barok is geheel zelfstandig. Slechts op voet van gelijkheid wordt met de architectuur samengewerkt. Hoewel vaak in dienst van de kerk staande, behoudt zij tech een eigen werelds karakter. Allegorische en mythologische onderwerpen zijn zo geliefd, dat zij zelfs in bijbelse voorstellingen worden verwerkt. Het grafmonument is een veel voorkomende opdracht.
De beeldhouwer van de barok kenmerkt zich door het verlangen in zijn werk een hevige beweging van lichaam en gemoed tot uitdrukking te brengen. Grote contrasten in licht en donker geven het een schilderachtig karakter. De plastiek is sterk. De diagonaalcompositie vindt veel toepassing. De menselijke figuur wordt in alle standen beheerst. De techniek van het hakken en gieten is volmaakt. De vorm schijnt soms belangrijker dan de gedachte, die hij moet vertolken. Het best zijn de portretten, waarin de pathetiek door het realisme in toom wordt gehouden. Ook in de beeldhouwkunst blijft echter een classicistische stroming, die in het Franse rococo sterker wordt en ten slotte overwint.

Italie. In Italie vinden wij reeds in het latere werk (bijv. de Mozes) van Michelangelo duidelijke trekken van de barok.
GIOVANNI LORENZO BERNINI (1598-1680), ook architect van de St. Pieter, is echter de grote beeldhouwer, die de gehele beeldhouwkunst van de 17de eeuw beheerst. Reeds zeer jong had hij een volmaakte techniek en een geraffineerde stofuitdrukking. Zijn op 21-jarige leeftijd gemaakte David heeft reeds de beweging, de draaiing van de typische barokfiguur. Zijn An voor realisme blijkt o.a. uit zijn portret van kardinaal Scipione Borghese uit 1633, het jaar waarin hij ook bet ciborium boven het altaar in de St. Pieter maakt met zijn schroefvormig gewonden zuilen. Nog beweeglijker dan zijn grafmonument voor paus Urbanus VIII is de Kathedra, die hij in de absis van de St. Pieter maakte. Vier kerkvaders in overdadig wapperende kleren dragen hier de stoel van Petrus. Een krioelende krans van engelen om het absisraam met de heilige geest is in de compositie opgenomen. Vrijwel geen zijner vele leerlingen en navolgers weet in de grote beweging van hun werk de chaos te voorkomen. In de 18de eeuw overschrijden zij de grenzen waarbinnen de lichaams- en gemoedsbeweging in bet kunstwerk horen te blijven.

Frankrijk. In Frankrijk behoudt de beeldhouwer langer het gevoel voor de juiste maat. Vooral wanneer hij in staat is te observeren, zoals bij het portret, worden zeer goede resultaten bereikt.
Niet het minst onder Lodewijk XIV werken vele goede beeldhouwers. FRANCOIS GIRARDON (1628-1715) maakt diens portret. Van hem zijn ook, evenals van ANTOINE COYSEVOX (1640-1720) vele beelden te Versailles. Klassieke motieven worden in sierlijke barokvormen vertaald.
PIERRE PUGET (1622-1694) levert, ondanks de sterke invloed van Bernini, soms wat pathetisch maar toch oorspronkelijk werk. Goede observatie van de werkelijkheid geeft zijn werk sterke details. De totale compositie is soms minder geslaagd. Bekend is zijn Milo van Kroton (in het Louvre) met de zeer realistische leeuwekop.
Tijdens het rococo worden de beelden fijner, geestiger en eleganter. JEAN ANTOINE HOUDON (1741-1828) is in de 2de helft van de 18de eeuw de grote portrettist, die geestige, rake portretten maakt en een zeer gracieuze Diana. Later streeft hij bewuster de klassieken na en wordt zijn werk killer en nuchterder. De Baigaeuses van zijn tijdgenoot ETIENNE MAURICE FALCONET (1716-1791) lijken op klassieke figuren, maar door de aandachtige natuurobservatie zijn zij toch nimmer imitaties geworden.

Belgie. Dank zij de sterke persoonlijkheid van Rubens werd de barokkunst spoedig in de Zuidelijke Nederlanden verwerkt en beoefend. Hij vormde persoonlijk enkele van de meest vooraanstaande beeldhouwers, o.m. LUCAS FAYDHERBE (1617-1697), van wie de Christigeboorte (te Mechelen) bekend is. De beste beeldhouwer van de Zuidelijke Provincien was echter de Brusselaar FRANCOIS DU QUESNOY (1594-1643). Hij was lang te Rome werkzaam en onderging o.a. de invloed van Rubens. Tot zijn beste werken behoren de marmeren H. Susanna (Rome 1632) en het marmeren reuzenbeeld van St. Andreas (Rome 1640). Ook het indrukwekkend grafmonument van de bisschop Antonius Triest (Gent 1654) door JÉROME DU QUESNOY (1602-1654) verdient vermelding. Verder werd voorkeur aan de houtsculptuur gegeven: koor- en communiebanken, preek- en biechtstoelen, o.a. door: ARTUS QUELLINUS (de Jongere; 1625-1700), THEODOOR VERHAEGHEN (1700-1759) en LAURENT DELVAUX (1696-1778).

Nederland. HENDRIK DE KEYSER (1565-1621) maakte een barok grafmonument met allegorische figuren voor Willem van Oranje (td Delft). Uit zijn atelier kwam ook het zeer goede beeld voor het Dolhuis, de razernij voorstellende. De vorming en de draaiing van de figuur zijn uitgesproken barok. Zijn tijdgenoot ROMBOUT VERHULST (1624-1698) maakt vele grafmonumenten, waaronder dat van Tromp. Deze was het ook, die de zeer begaafde ARTUS QUELLINU S (de Oudere; 1609-1668) hielp bij de allegorische voorstellingen op de tympanons van het paleis op de Dam.
Onder de beeldhouwwerken van de 18de eeuw zijn slechts die van JAN BAPTIST XAVÉRY (1697-1742), de hofbeeldhouwer van Willem II, van belang.

Duitsland onderging Italiaanse en Nederlandse invloeden. De bekendste beeldhouwer is daar ANDREAS SCHLÜTER (ca. 1660-1714), die o.m. bet ruiterstandbeeld voor de grote keurvorst en de koppen van stervende krijgers voor het Tuighuis in Berlijn maakte.