NOEME WILLEM
VISSER Wie en Waarom

LITURGIE &CETERA Thema's
 Kerkelijk Jaar
Hoofddienst  Getijden Devotie Uitingsvormen 

Liturgie

LITURGIEK
Liturgiek TVG

Liturgiegeschiedenis

Joods

Vroeg Christelijk

Oosters Orthodox

Westers Katholiek

Protestants

HYMNOLOGIE

Geschiedenis van de Hymnodie

Oud Joodse Hymnodie
Vroeg Christelijke Hymnodie
Griekse Hymnodie tot 900AD
Latijnse Hymnodie
Lutherse Hymnodie
Calvinistische (Franse) Psalmodie
Nederlandse Gemeentezang
na de Reformatie

Engelse Hymnodie

Muziekgeschiedenis



De intrinsieke band tussen Kerk en liturgie

Een korte reflectie met verwijzing naar De Lubac en Kavanagh (door Joris Geldhof)

In 2003 verscheen de laatste grote encycliek van paus Johannes Paulus II onder de titel Ecclesia de Eucharistia.
Een van de fundamentelegedachten die daarin ontvouwd wordt, is die van een onlosmakelijke band tussen het sacrament van de eucharistie en de Kerk. De Kerk ontvangt haar identiteit en missie van de viering van de liturgie en omgekeerd zorgt in eerste instantie de liturgie voor de kerkopbouw Het Tweede Vaticaanse Concilie (1962-1965) stelde dat het hoogtepunt en de bron van het hele christelijke leven het eucharistisch offer is (Lumen gentium, nr. 11). Deze terminologie werd (minstens) twee keer letterlijk overgenomen in de encycliek van Johannes Paulus II (nrs. 1 en 13; vergelijk. ook nrs. 22, 31 en 38); de achterliggende gedachte werd met kracht bevestigd.

Het lijdt nauwelijks twijfel dat de vorige paus voor bovengenoemde idee in het bijzonder geinspireerd ' geweest is door de onderzoekingen van de grote theoloog en kardinaal Henri de Lubac S.J. (1886-1991), met name door diens boeken Corpus mysticum: L'euchariste et 1'eglise au moyen age (1938 )1' en Meditation sur 1'eglise (1952)2. Op een compleet andere wijze, maar inhoudelijk gezien heel gelijkaardig, werd dezelfde gedachte van een funda-
mentele prioriteit van de liturgie ten opzichte van de Kerk ontwikkeld door de diepzinnige Amerikaanse liturgist en
benedictijn Aidan Kavanagh (1929-2006). In bet bijzonder is hier zijn werkje On Liturgical Theology (1984) te vermel-
den.3

In dit artikel sta ik eerst kort stil bij enkele centrale gedachtelijnen uit Ecclesia de Eucharstia en diep deze daarna uit
aan de hand van een vergelijking met de bevindingen en posities van Henri de Lubac en Aidan Kavanagh. De bedoe-
ling is niet om rechtstreekse beinvloedingen op het spoor te komen, maar om aan te tonen dat op sterk verschillende
manieren dezelfde ideeen over de intrinsieke band tussen Kerk en liturgie geopperd werden en worden in het rooms -
katholieke denken van de twintigste en prille eenentwintigste eeuw. De bevestiging van zo'n band lijkt een typische
karakteristiek te zijn van een rooms -katholieke liturgische theologie.

Leven van de liturgie

Volgens Johannes Paulus II is de eucharistie de meest kostbare schat van de Kerk. Dat is een overtuiging die in de lijn
ligt van wat de traditie over dit sacrament gezegd heeft. Niettemin is ze om minstens twee redenen opmerkelijk.

Ten eerste betreft het een merkwaardige soort van schat. Het gaat namelijk overduidelijk niet om een materiele
schat, in de zin van een waardevol 'ding' dat bewaard en doorgegeven wordt. Tegelijk gaat het wel degelijk om iets
concreets; de eucharistie is zeker niet louter abstract en spiritueel. De eigenlijke schat mag dan niet iets materieels
zijn, hij staat tegelijk met totaal los van elke materialiteit. Want bovenal is de eucharistie een gebeuren en een waar-
lijke ontmoeting, die plaatsvindt in tijd en ruimte en gebruik maakt van particuliere 'dingen'. Ze is een samenkomst van
christengelovigen waarbij geluisterd wordt naar bet Woord en waarbij tevens het Brood gebroken wordt tot gedach-
tenis van Hem aan wie zij hun identiteit ontlenen, Jezus Christus. Historisch onderzoek heeft uitgewezen dat pre-
cies die elementen onvervreemdbaar tot de eucharistieviering zijn gaan behoren: samenkomst en broodbreking.

Ten tweede is deze schat geen beloning voor enigerlei prestatie of verdienste. De eucharistie is ten voeten nit gete-
kend door een gave-karakter. De Kerk heeft de schat van de eucharistie gekregen als pure genade. Haar integriteit
bewaren heeft dus geen uitstaans met het willen bewaken van een bezit of met bet scrupuleus controleren van wat
er gebeurt met intellectuele eigendomsrechten. De eucharistie is ontvangen en bedoeld om (door) te geven, zonder
reserves of onzuivere intenties.

Meteen kan hiermee aangesloten worden bij een andere gedachte, die de encycliek Ecclesia de Eucharistia kenmerkt.
De eucharistie moet namelijk gezien worden tegen de achtergrond van de heilsgeschiedenis. De eucharistie is er met
zomaar gekomen. Ze is een resultaat van Gods bekommernis om her lot van de mensen. Met andere woorden, ze is
er 'voor ons heil'.

Deze idee wordt extra in de verf gezet door het feit dat de encycliek crop aandringt dat de eucharistie begrepen wordt
in her licht van de totaliteit van het paasmysterie. Het gaat met louter om een rituele herhaling van wat met Jezus
begon op Witte Donderdag, op de avond voor zijn lijden. Johannes Paulus II bektemtoont dat in het wezen en mys-
terie van de eucharistie niet enkel het lijden en de dood van Christus gereactualiseerd worden maar tevens de verrijze-
nis. Indien men slechts een aspect van het paasmysterie belicht, leidt dit onvermijdelijk tot eenzijdige interpretaties
van de eucharistie.

Kortom, in de liturgic staat veel meer op bet spel dan men op het eerste gezicht zou vermoeden. De Kerk vindt er niets
minder dan haar levensbron en bestaansreden. Liturgische theologie is ertoe geroepen om ondermeer die dimensie te
interpreteren en te expliciteren.

De eucharistie maakt de Kerk

De gedachte dat de Kerk leeft van de liturgie vindt met alleen overeenstemming maar ook heel gemeende onder-
steuning in het werk van Henri de Lubac. De Kerk is steeds een van de centrale thema's geweest waarnaar zijn aan-
dacht uitging. Volgens De Lubac is de Kerk met te herleiden tot haar sociologische gedaante of organ isatorische
aspecten. Ze is naast een gemeenschap van gelovigen ook zelf getoofsmysterie. Bij de zoektocht naar de oorsprong van dit mysterie speelt de eucharistie een onwaarschijnlijk grote rol.

Volgens De Lubac vormt het concept van 'lichaam van Christus' het cruciale bindingsmiddel tussen de Kerk en
de eucharistie. De hostie die christenen tot zich nemen bij de communie is 'lichaam van Christus' dat ons 'beware tot
eeuwig leven.' Tegelijk wordt ook - en met evenveel stelligheid - van de Kerk gezegd dat ze 'lichaam van Christus' is.
Die overtuiging is geruggensteund door een sterke traditie met wortels in her Nieuwe Testament. Met name Paulus
heeft de gedachte ontwikkeld dat christengelovigen geroepen zijn om een lichaam te vormen (vergelijk 1 I{orintiers
12, 12 e.v. ).

Hierbij aansluitend heeft De Lubac aangetoond dat sinds de apostolische tijd, bij de kerkvaders en in de Middeleeu-
wen het begrip van her mystieke 'lichaam van Christus' garant stond voor de onverbrekelijke cohesie tussen I{erk
en eucharistie. Hij schrijft:

`De eucharistie is het mystieke principe, permanent aan het werk in het hart van de christelijke samenleving, dat concreet vorm geeft aan dit wonder. Ze is de universele band, de steeds (opnieuw) opwellende bron van het leven. Gevoed door het lichaam en het bloed van de Verlosser `drinkt' het gelovige volk dus `van dezelfde Geest', die hen waarlijk tot een enkel lichaam maakt. Daarom, in letterlijke zin, maakt de eucharistie de Kerk. Ze maakt er een innerlijke werkelijkheid van. Door haar verborgen kracht verenigen de leden van het lichaam zich door meer volledige ledematen te worden van Christus, en hun eenheid onder elkaar maakt deel uit van hun eenheid met het enige Hoofd:4

Op basis van zijn nauwgezette historische en theologische peilingen heeft De Lubac zich erover beklaagd dat men het
besef van deze nauwe samenhang in feite eeuwenlang verduisterd heeft. De mystieke en ecclesiale dimensie raakte ondergesneeuwd ten voordele van een theologie van de eucharistie die eigenlijk alleen nog maar oog had voor de
consecratie en van een spiritualiteit die in toenemende mate de individuele vroomheid bevorderde. Een grondiger bezinning op de betekenis van het 'mystieke lichaam van Christus' zou er echter toe moeten bijdragen dat I{erk,
sacramenten en liturgie opnieuw dichter bij elkaar komen. Volgens De Lubac waren de tijden daarvoor gunstig in de
vorige eeuw. Want toen bleek het christendom zich te willen laven aan zijn bronnen. Voor De Lubac is de inspiratie
van de kerkvaders uit de eerste eeuwen van het christendom daarbij steeds van fundamenteel belang geweest.

Over de liturgie als `primaire theologie'

Op zijn beurt klinkt ook in her oeuvre van Aidan Kavanagh de roep om herbronning van de christelijke traditie
sterk door. En net als bij De Lubac is het christendom van de eerste eeuwen in die context richtinggevend. Teen was
er als het ware een spontane eenheid van het liturgischsacramentele leven van de I{erk met haar pastorale zending en haar spiritualiteit. De grote kerkvaders waren in de ogen van Kavanagh echte herders die leefden van en voor
de liturgie en niet desondanks maar precies daardoor de zending van de Kerk in de wereld waarmaakten.

De studie van de liturgie in de oudheid en de systematische reflectie daarover heeft Kavanagh geleid tot een radicaal
standpunt over de specificiteit van de liturgie. Kavanagh beschouwt de liturgie namelijk als de 'primaire' theolo-
gie. Dat wil zeggen dat ze fundamenteel voorafgaat aan de bereflecteerde expressie van de geloofsinhoud - iets wat
eigenlijk pas in tweede instantie gebeurt door de 'secundaire' theologie van gezaghebbers en intellectuelen. In
zekere is immers her doen van de liturgie zelf al theologie. De liturgie is dus geen uitdrukking van een inhoud die
door intellectuele reflectie of hierarchische beslissingen wordt bepaald. Ze ligt zelf, als bron, ten grondslag aan
theologie en leerambt.

In zijn typische eloquente stijl heeft Kavanagh hier verklarend aan toegevoegd:

`De liturgie is veeleer proletorisch dan elitair, veeleer communautoir dan individualistisch of idiosyncratisch,
veeleer alledaags dan onregelmatig of zeldzaam: 5
Want:

`...een liturgische handeling is een theologische handeling, en we] een van de meest alomvattende,
integrale en funderende soort. Ze is het bezinksel en het resultaat van die aanpassing aan de verandering
die gesmeed wordt in de vierende gemeenschap doordat ze regelmatig - in geloof - in contact treedt
met haar goddelijke Bron. [...] [Daarom is de liturgische act] proletarisch in de zin dat ze niet voltrokken wordt door academische elites; communautoir in de zin dat ze niet ondernomen wordt door een eenzame geleerde in zijn studiekamer; en olledaags in de zin dat ze niet occasioneel volbracht wordt maar op regelmatige basis doorheen de dagelijkse, wekelijkse en jaarlijkse cyclus van het leven van elke gemeenschap die publiek liturgie viert:6

Gegeven de inhoud van deze gedachten is het allerminst verbazend dat Kavanagh wordt beschouwd als een van de
trendsetters van de liturgische theologie in de twintigste eeuw. Liturgische theologie is echter met te verwarren met
theologie van de liturgie. Volgens Kavanagh is het onderscheid tussen beide essentieel. Fen 'theologie van de liturgie' maakt van de liturgie een object, een mogelijk object naast vele andere, waarover gereflecteerd kan worden en
waarnaar onderzoek gedaan kan worden. In zijn ogen leidt een dergelijk afstand nemen ten opzichte van de liturgie
echter nooit tot een dieper inzicht in het wezen ervan. Om dat te bewerkstelligen is 'liturgische theologie' nodig, dat
wil zeggen: een theologie die van begin tot einde doortrokken is van de liturgie. Het is een theologie die de liturgie
tot spreken laat komen, en wel precies als liturgie en met als ersatz van iets anders. Liturgische theologie brengt de
liturgie van binnenuit tot uitdrukking en verhoudt zich nooit neutraal, objectief of indifferent tot haar. In die zin is
liturgische theologie ook altijd kerkelijke theologie, omdat liturgie gevierd wordt door de kerkgemeenschap.

Besluit

Fen aanzet nemend in de laatste encycliek van paus Johannes Paulus II hebben we aan de hand van twee
vooraanstaande rooms -katholieke theologen uit de twintigste eeuw de intrinsieke band tussen Kerk en liturgie
geillustreerd. Daarbij was het niet mogelijk om in detail in te gaan op de veelzijdigheid van de liturgie. We hebben
daarom geopteerd voor een focus op de eucharistie, die in de christelijke traditie vrij algemeen beschouwd wordt als
bet sluit- en kernstuk van de liturgie.

We zagen hoe bij De Lubac de gedachte ontvouwd wordt dat de Kerk leeft van het vieren van de eucharistie, en dus
dat er in zekere zin een gezaghebbende positie bestaat van de eucharistie ten opzichte van de Kerk. In de verhouding
van liturgic en theologie kwam diezelfde verhouding naar voren uit onze bespreking van Kavanaghs denken. Beiden
kunnen derhalve beschouwd worden als adequate vertegenwoordigers van een 'liturgische theologie', ofwel: van
een denken dat in alle ernst beweert dat geen zinvolle theologie bedreven kan worden zonder recht te doen aan
bet besef dat Kerk, geloof en theologie in wezen afhankelijk zijn van de levende liturgische traditie en van bet effec-
tieve vieren van de liturgie.

De consequenties van zo'n positie zijn enorm ingrijpend. Het zou te ver voeren om deze zelfs nog maar suggestief
te vermelden. Laat mij daarom afronden met een mooie metafoor, die zowel de intrinsieke band tussen Kerk en
liturgie uitdrukt als een aanzet geeft om opnieuw te denken over de opbouw van de studie van de godgeleerdheid.
Liturgische theologie is als primaire theologie namelijk te vergelijken met de huisartsenpraktijk. Huisartsen zor-
gen voor de gezondheid van al hun patienten en hebben bij voorkeur aandacht voor de totaliteit van hun persoon-
lijkheden en specifieke omstandigheden. Als zij enkel oog hebben voor bijvoorbeeld het lichamelijke leed, dan loert
het gevaar van oppervlakkigheid om de hock. Dat geldt evenzeer voor de liturgie en de liturgische theologie: als zij
enkel een aspect ontwikkelen ten nadele van andere, bijvoorbeeld de gebedsteksten, dan wordt zij snel eenzijdig.
Huisartsen verwijzen indien nodig ook door naar artsenspecialisten. Dezen kunnen vanuit hun specifieke expertise
een licht werpen op een welbepaald facet van de nodige zorg of het gezondheidsprobleem. Net zo gaan er vanuit
de liturgische theologie verzoeken uit naar de andere takken van de theologie, bijvoorbeeld om verdieping van het
inzicht in de bijbelse grondslagen, de systematische betekenis of de pastorale relevantie van iets.

Niettemin is en blijft liturgische theologie de noodzakelijke eerstelijnszorg...

Joris Geldhof is filisoof, godsdienstwetenschapper en theoloog. Hij is docent saeramentologie en liturgiewetenschappen aan de Faculteit Godgeleerdheid van de K.U.Leuven

 

Noten

1 Henri de Lubac S.J.: Corpus mysiicum. The Eucharist and the Church in de Middle Ages, transl. G. Simmonds et al., ed. L. E Hemming S S. E Parsons (London: SCM Press, 2006). De oorspronkelijke Franse uitgave dateert van 1938-39, maar de Engelse vertaling baseert zich op de tweede, verbeterde uitgave van 1948. Er is in het Frans een kritische editie van dit complexe werk in het vooruitzicht gesteld.

2 Henri de Lubac S.J.: Meditation sur 1'eglise (Paris: Aubier, 11953). In het kader van Oeuvres completes publiceerde de uitgeverij Cerf (Parijs ) in 2003 een heruitgave van dit werk.

3 Aidan Kavanagh: On Liturgical Theology (Collegeville, MI: The Liturgical Press, 1992). De eerste uitgave van dit boekje verscheen in 1984. Het is in feite de vrucht van twee prestigieuze reeksen lezingen die Kavanagh gehouden heeft. Qua taal en stijl heeft de tckst zeker de levendigheid van die oorspronkelijke setting bewaard.

4 De Lubac: Corpus mysticum, p. 88.

5 Kavanagh: On Liturgical Theology, p. 93-94.

6 Kavanagh: On Liturgical Theology, p. 89.

Eredienstvaardig Jaargang 26 nummer 2 April 2010