NOEME WILLEM
VISSER Wie en Waarom

LITURGIE &CETERA Thema's
  Kerkelijk Jaar
Hoofddienst   Getijden   Devotie   Uitingsvormen  

Liturgie

LITURGIEK
Liturgiek TVG

Liturgiegeschiedenis

Joods

Vroeg Christelijk

Oosters Orthodox

Westers Katholiek

Protestants

HYMNOLOGIE

Geschiedenis van de Hymnodie

Oud Joodse Hymnodie
Vroeg Christelijke Hymnodie
Griekse Hymnodie tot 900AD
Latijnse Hymnodie
Lutherse Hymnodie
Calvinistische (Franse) Psalmodie
Nederlandse Gemeentezang
na de Reformatie

Engelse Hymnodie

Muziekgeschiedenis



Overzicht van de Gnostiek in de geschiedenis

I. Wat is Gnosis: Gnosis is de bewustwording van de eigen situatie: de eigen geest is gevangene in de materiele wereld. De Gnosis is ook een weg van verlossing voor de ziel uit de binding aan de materie. Een cosmologisch dualisme (geets tegenover materie, goed tegenover kwaad) vormt de achtergrond ervan. De oorsprong ervan is niet te achterhalen, sporen ervan zijn al vroeg op allerlei plaatsen te vinden.

II. Kenmerkende Gnostische ideeën:

1. Cosmisch dualisme: een scheiding tussen geest en materie, goed en kwaad

2. Een onderscheid tussen de beperkte Oud Testamentische God, Yahweh, die gelijkgeschakeld werd met Plato’s Demiurge of Handwerksman, en de Allesoverstijgende God van het Nieuwe Testament

3. De Schepping is een fout, vanwege het falen van Sophia (de Wijsheid) Voor Gnostische Scheppingsmythe, klik hier.

4. Materie = Kwaad

5. De meeste mensen zijn onwetend over de goddelijke oorsprong van hun ziel en de ketening ervan aan de materie

6.Er zijn goddelijke vonkjes te vinden in geestelijk toegelegde mensen

7. Geloof in een Verlosser, die niet echt menselijk was (geketend aan de materie) en niet echt aan het kruis stierf. Deze Verlosser brengt verlossing in de vorm van een geheime gnosis of kennis die hij na zijn opstanding doorgaf

8. Het doel is de gevangenis van het lichaam te ontvluchten, de planetaire sferen met hun vijandige demonen over te steken (met hulp van de geheime kennis) en verenigd te worden met God

9. Verlossing is niet door geloof of door werken, maar door speciale gnosis (kennis) over de eigen ware situatie en over hoe de demonen op weg naar God bezworen kunnen worden

10. Wisselende morele inzichten. Carpocrates moedigt zijn volgelingen aan tot overspel, Epiphanes, zijn zoon, leerde dat losbandigheid God's wet was. De meeste Gnostici zijn echter anti-materialistisch en daarom sterk ascetisch. Sexuele gemeenschap deed het rad der geboorten, waar de mensheid in vast zat, moest vermeden worden. Vrouwen, die de sexuele begeerte opwekten, zijn dan de bron van alle kwaad. Toch waren vrouwen prominent in veel gnostische sekten.

11. De Doop en de Maaltijd van de Heer worden gezien als geestelijke symbolen van de gnosis

12. De Opstanding is geestelijk, niet lichamelijk. In het Nag Hammadi geschrift DeResurrectione wordt bevestig dat de Verlosser de Dood verslindt.... Want hij legde de wereld af die vergaat.Hij veranderde zichzelf in een onvergankelijke aeon en deed zichzelf opstaan, nadat hij het zichbare het had laten opslokken door het onzichtbare, en hij gaf ons de weg naar de onsterfelijkheid….Maar als wij openbaar worden in deze wereld door Hem aan te doen, dan zijn wij zijn stralen en worden wij door Hem omstraald tot onze ondergang, dat is onze dood in dit leven. Wij worden opwaards getrokken door Hem zoals de stralen door de zon, zonder teruggehouden te worden door wat dan ook.Dit is de geestelijke opstanding die het geestelijke samen met het vleselijke verslindt.


III. Bronnen van de gnostiek

1. De gnostiek was na de klassieke periode vooral bekend door de bestrijding ervan in geschriften van kerkvaders zoals:

Justinus Martyr ca 100-165

Irenaeus van Lyons 140-200 Tot de vondst van de Nag Hammadi-geschriften gold Irenaeus werk Adversus Haereses als de belangrijkste bron van kennis over de door hem fel bestreden gnostiek.

Clemens van Alexandrië 140-200

Tertullianus 160-230 Tegen de Valentinianen, Vijf Boeken tegen Marcion, Over het Vlees van Christus, Over de opstanding van het Vlees.

Hippolytus (stierd 253) bestreed de gnostici in zijn Syntagma.

Origenes 180-253/4

Epiphanius van Salamis 310/15-403, bestreed met zijn Panarion (medicijnkist) ketterse stromingen.

Augustinus 354-430 meende de waarheid enige tijd te vinden in het Manicheïsme maar bestreed deze stroming na zijn bekering tot het orthodoxe Christendom: De Anti-Manichaeische Geschriften

De vroege kerkvaders zagen de oorsprong van de Gnostiek in de eerste eeuw en zagen Simon de Tovenaar uit Samaria (Hand 8) als de eerste Gnosticus. Volgens de kerkvaders deed Simon aan magie, claimde hij goddelijk te zij, en leerde hij dat zijn vrouwelijke gezel, een vroegere prostitué, de reïncarnatie was van Helena van Troie. Hippolytus (stierf. 236) schreef de Apophasis Megale (waar de gnostische 'Mis' in aan de orde komt) toe aan Simon. Simon’s volgeling Menander, die leerde in het Syrische Antiochië tegen het einde van de eerste eeuw, leerde dat wie in hem geloofde niet zou sterven. Het empirische bewijs van die claim bleef uit.Aan het begin van de tweede eeuw beweerde Saturninus (Satornilos) dat de onlichamelijke Christus de Verlosser was: hij ontkende dat Christus echt vlees geworden was. Dit geloof deelde hij met het docetisme. In deze periode leerde Cerinthus uit Klein Azie het adoptionisme, dat Jesus slechts mens was maar het Christus-zijn aannam bij zijn doop. Omdat Christus niet kon sterven verliet hij Jezus voor de kruisiging.

 

2. In recentere tijd zijn historische bronnen teruggevonden

In de 18e eeuw zijn twee omvangrijke koptische boeken van perkament met een gnostische inhoud gevonden, de Codex Askewianus (dat het geschrift Pistis Sophia bevat) en de Codex Brucianus (dat het geschrift Het Boek van Jeu bevat)

In 1896 heeft het Museum van Berlijn in Cairo een papyruscodex verworven met vier onvolledig bewaard gebleven geschriften (pas volledig gepubliceerd in 1955), de Codex Berliniensis: het Evangelie volgens Maria (Magdalena); het Geheime boek van Johannes; de Wijsheid van Jezus Christus; de Handeling van Petrus.

In 1945 werden in Nag Hammadi, in Egypte, 45 verschillende (sommige zeer gehavende) koptische gnostische teksten gevonden. Het betreft 4e eeuwse vertalingen (of afschriften daarvan) van oorspronkelijk derde eeuwse Griekse geschriften. Veel van de afzonderlijke geschriften zijn toegeschreven aan personen die bekend zijn uit her Nieuwe Testament (dat was in die tijd gebruikelijk). Zij dragen titels zoals: het Evangelie volgens Thomas, het Evangelie volgens Filippus, het Geheime boek van Johannes, het Gebed van de apostel Paulus, de Openbaring van Paulus, de Openbaring van Petrus, het Geheime boek van Jacobus, twee maal een Openbaring van Jacobus en het Onderricht van Silvanus.
Andere werken dragen de namen van oudtestamentische figuren: de Openbaring van Adam, de Parafrase van Sem, het Tweede geschrift van de grote Seth, de Drie zuilen van Seth, Melchizedek. Titels met niet-bijbelse namen luiden: Zostrianus, Marsanes, de Spreuken van Sextus. Nog weer andere titels zijn: het Evangelie der Waarheid, de Exegese over de ziel, het Evangelie van de Egyptenaren, het Gesprek met de Verlosser, Verhandeling over de Opstanding, het Getuigenis der waarheid, de Interpretatie van de gnosis.

Engelstalig zijn de geschriften on-line te raadplegen via de Gnostic Society Library

 

III Wie waren de Gnostici?

1. Cerinthus leerde in klein Azie dat de wereld door een lagere macht geschapen was. Jezus was niet maagdelijk geboren maar als zoon van Jozef en Maria, maar ook als zoon van de Schepper. De Christus die als duif op hem neerdaalde was de Zoon van de Hoogste Macht, en deze deed de wonderen

2. Basilides van Egypte werd een dualist genoemd door Irenaeus en een monist door Hippolytus.

3. Valentinus van Alexandria was ook een prominent Gnosticus. Hij kwam naar Rome in 140 en leerde dat er eer serie goddelijke emanaties (uitstrommingen) was. Hij verdeelde de mensheid in drie categorieën: (I) Stofjesmensen of ongelovigen, die opgingen in het materiele en hun vleselijke natuur; (2)geestmensen of gewone Christenen die door geloof en Geest leefden, en (3) spirituele Gnostici. Onder zijn volgelingen waren Ptolemaeus, Heracleon en Theodotus. Heracleon’s interpretatie van het Evangelie naar Johannes is het eerst bekende Nieuw Testamentische commentaar.

Voor Quispel over Valentinus, klik hier

4. Ptolemaeaes was een westelijke leerling van Valentinus

5. Heracleon was een westelijke leerling van Valentinus

6 Theodotus behoorde tot de oosterse richting van de Valebtinianen die, in tegenstelling tot de westerse richting dacht dat het lichaam van Jezus geestelijk was. Jezus de Verlosser was afkomstig van de goddelijke volheid (pleroma) en daalde, bekleed met het geestelijke zaad van Sofia af naar de aarde. Daar bekleedde hij zich met de onzichtbare psychische Christus, die was aangekondigd in het Oude Testament en die Theodotus `beeld van de Verlosser' noemt. Omdat hij echter een zichtbaar lichaam nodig had, werd in de maagd Maria een bijzonder lichaam voor hem samengesteld. Het geestelijke deel hiervan was afkomstig van de heilige Geest, overeenkomstig Lucas 1,35a: `de heilige Geest zal over u komen'. Het psychische deel van dit lichaam was echter afkomstig van God de Schepper, overeenkomstig Lucas 1,35b: `de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen'." Jezus Christus bestond dus ui vier elementen. Toen dit lichaam zou sterven, trok de Geest zich eruit terg. De Verlosser wekte dit sterfelijke lichaam uit de dood op, en de psychische Christus zerte zich aan de rechterhand van de Schepper.


7 Justinus de Gnosticus Het is onduidelijk wanneer deze Justinus (niet te verwarren met Justinus de Martelaar) heeft geleefd. Zijn 2e eeuwse geschrift is genaamd Baruch.
Justinus onderscheidt (volgens Hippolytus)drie onverwekte, eeuwige oermachten, twee mannelijke en een vrouwelijke. De ene mannelijke macht was de Goede ook aangeduid met de naam van de griekse vruchtbaarheidsgod Priapus; de andere was de Vader van alles wat in de wereld is verwekt, genaamd Eloim, het Hebreeuws voor `God'. De vrouwelijke macht was een maagd met het onderlichaan, van een adder, genaamd Eden en Israel. Terwijl de Goede kennis van de toekomst had, waren Eloim en Eden onwetend. Eloim en Eden kregen elkaar lief en verwekten vierentwintig engelen, die samen het paradijs vormden; twaalf van hen leken op hun vader en twaalf op hun moeder. De engelen van Eloo m schiepen Adam en Eva, aan wie Eden de ziel gaf en Eloim de geest (pneuma). Adam en Eva ontvingen het gebod: `vermeerdert en vermenigvuldigt u en verwerft de aarde' (vgl. Genesis 1,28). Toen hemel en aarde geschapen waren steeg Eloim op naar de hogere delen van de hemel, om te zien of er nog iets aan de schepping ontbrak. Tot zijn verbazing zag hij aan her einde van de hemel een beter licht dan hij zelfhad geschapen. Hij mocht hierin binnengaan naar de Goede en zag `wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en in geen mensenhart is opgekomen' (vgl. 1 Corinthiers 2,9). Hij mocht rechts van de Goede gaan zitten (vgl. Psalm 110,1), maar hij wilde terug naar de aarde om die te vernietigen en de geest van de mens uit diens lichaam te halen en mee te nemen naar omhoog. De Goede stond hem dit echter niet toe. Eden, die zo door Eloim was verlaten, beval aan haar engel Babel ofwel Afrodite (de griekse godin van de seksualiteit) overspel en echtscheiding onder de mensen teweeg te brengen. Haar engel Naas (Hebreeuws voor: `slang') verkrachtte Eva en Adam, hetgeen overspel en kindermisbruik tot gevolg had. Daarop zond Eloïm een van zijn engelen, Baruch (Hebreeuws voor: `gezegende'), naar de mensen, om de Goede te verkondigen zodat zij zich tot hem zouden bekeren. Met dat doel werd Baruch gezonden naar Mozes, naar de profeten en naar de griekse held Heracles, maar zonder succes. Tenslotte werd hij gezonden naar de twaalfjarige schaapherder Jezus. Jezus gaf aan Baruch gehoor en maakte de mensen bekend met de Vader en met de Goede. Toen hij stierf, liet hij zijn lichaam op hetr hout achter en steeg hij op naar de Goede. Justinus' boek Baruch bevat allerlei verwijzingen naar het Oude en Nieuwe Testament en naar de griekse mythologie. Het slangachtige lichaam van Eden blijkt verwant te zijn met een egyptische voorstelling van Isis. Zo heeft Justinus voor mensen uit de hellenistische wereld Jezus aanbevolen als de verlosser die de mens leert dat zijn geest ertoe bestemd is, op te srijgen naar de Vader en naar de Goede. In vergelijking met andere gnostische systemen valt op dat hier geen breuk in de goddelijke wereld plaatsvindt, maar dat Eloim en Eden van het begin af in onwetendheid verkeren omtrent de Goede. Pas later ontdekt de mannelijke Eloim de weg omhoog, terwijl de vrouwelijke Eden is gedoemd op aarde te blijven.
De vraag naar de oorsprong van her kwaad op aarde wordt dus beantwoord met te vertellen van het verdwijnen van Eloim, de God van het Oude Testament. Diens verdwijning ontketent het onheil op aarde, terwijl deze tevens de weg vrijmaakt naar de hoogste goede God.

8. Marcion van Sinope in Pontus was een prominent gnosticus. Hij verkondigde dat de God van het Oude Testament niet dezelfde was als de God van het Nieuwe Testament en erkende slechts een deel van het Evangelie naar Lucas en tien Paulinische Brieven (niet de pastorale Brieven). Hij werd sterk bestreden door Tertullian(ca. 160s-ca. 215). Marcion werd de aanleiding voor de vroege Kerk om tot een consensus te komen over de Canon. Zie ook Marcionisme

9. Mani Het Manicheisme, een dualistische secte waar Augustinus korte tijd toe behoorde, had grote aantrekkingskracht en gebruikte gezangen o zijn ideeën te verbreiden, een idee dat door Ambrosius overgenomen werd.

Alleen in zuid-west Iran overleefde het gnosticisme de vervolging.

IV Binnen welke Godsdienst bevindt zich de Gnostiek:

A. De Gnostiek heeft een duidelijke binding met het Jodendom, zoals te zien is aan de titels van sommige vroege Gnostische geschriften als De Apocalyps van Adam en De Paraphrase van Shem.

B. De Gnostiek kent ook een vroeg-Christelijke binding. In de brieven wordt de gnostiek wel herkend, zowel in wat verdedigd als in wat bestreden wordt, veel gnostisch materiaal gaat over Jezus..

C. Titels met niet-bijbelse namen zoals Zostrianus, Marsanes, de Spreuken van Sextus, wijzen op andere verknoping..

V. Was de gnostiek onderdeel van het Christelijk geloof?

Nadat Roukema in zijn boek over de gnosis (Riemer Roukema, Gnosis en Geloof in het vroege Christendom. Een inleiding tot de gnostiek Zoetermeer 2004, voor inhoudsopgave klik hier) de gnosis van de kerkvaders Clemens van Alexandrie, Origenes en Evagrius van Pontus heeft besproken komt hij tot de conclusie:

Uit deze bespreking van Clemens, Origenes en Evagrius blijkt dat de katholieke kerk van de eerste eeuwen een eigen gnostische traditie heeft gekend. Deze gnosis, die slechts voor gevorderde christenen was bedoeld, moest uiteindelijk leiden tot de mystieke aanschouwing van God, tijdens her leven in her aardse lichaam en daarna. Bovendien omvatte deze gnosis een theorie over het ontstaan en weer verdwijnen van de materiele wereld, waarin alles geheel geestelijk zou zijn. Het speculatieve karakter van deze kennis voor ingewijden heeft echter in de katholieke kerk grote argwaan opgeroepen. Vanaf het einde van de vierde eeuw is over dit erfgoed een heftige strijd losgebrand, toen bleek dat tal van monniken zich hierop orienteerden.'Tijdens of vlak voorafgaande aan her concilie van Constantinopel in 553 zijn hun gezichtspunten - die men toen met name aan Origenes toeschreef- afgewezen en veroordeeld.De toenmalige keizer van her romeinse rijk, Justinianus, was een belangrijke motor achter deze veroordeling. Zijn motief daarvoor was, dat hij zijn rijk wilde vrij maken van de oude heidense invloeden. Om die reden had hij in 529, twee jaar na zijn aantreden als keizer, de neoplatoonse filosofenschool te Athene gesloten. Uit een brief die hij heeft geschreven aan patriarch Menas van Constantinopel blijkt, dat hij Origenes zag als een spreekbuis van de griekse mythologie en van Plato.Zo was de veroordeling van Origenes en van de origenistische monniken een late poging om aan deze vorm van hellenisering van het christendom een halt toe te roepen.