NOEME WILLEM
VISSER Wie en Waarom

LITURGIE &CETERA Thema's
 Kerkelijk Jaar
Hoofddienst  Getijden Devotie Uitingsvormen 

Liturgie

LITURGIEK
Liturgiek TVG

Liturgiegeschiedenis

Joods

Vroeg Christelijk

Oosters Orthodox

Westers Katholiek

Protestants

HYMNOLOGIE

Geschiedenis van de Hymnodie

Oud Joodse Hymnodie
Vroeg Christelijke Hymnodie
Griekse Hymnodie tot 900AD
Latijnse Hymnodie
Lutherse Hymnodie
Calvinistische (Franse) Psalmodie
Nederlandse Gemeentezang
na de Reformatie

Engelse Hymnodie

Muziekgeschiedenis


Kunstgeschiedenis

Prehistorie, Oudheid en Vroege Middeleeuwen
Middeleeuwen
Renaissance
Barok en Rococo
Negentiende Eeuw
Twintigste Eeuw



 

Hoofdstructuur Ps 91

Door te letten op wie er aan het woord is en tot / over wie er gesproken wordt, ontstaat de volgende opbouw.

Vers

wie spreekt (door de schrijver)?

 

over / tot wie wordt gesproken?        

1

Geest

(hij) die

over de ‘gelovige’

2

schrijver ,  de ‘gelovige’

ik / mijn

tot de HEERE (voornemen)

3-8

Geest

gij / u(w)

tot de ‘gelovige’

9a

schrijver ,  de ‘gelovige’

mijn

tot de HEERE (daad)

9b-13

Geest

gij / u(w)

tot de ‘gelovige’

14-16

God (Elohim)

hij / hem

over de ‘gelovige’

 

Deze indeling deelt de psalm in vier stukken, met een herhaling in de twee middelste delen.

Zo ontstaat in het groot een A.B.B.C-structuur, met in de B-delen een a.b-structuur.

 

 

Vers

 

wie spreekt (door de schrijver)?

over / tot wie wordt gesproken?        

Deel 1

1

A

Geest

over de ‘gelovige’

 

Deel 2

2

B

schrijver ,  de ‘gelovige’

a

tot de HEERE (voornemen)

3-8

Geest

b

tot de ‘gelovige’

 

Deel 3

9a

B

schrijver ,  de ‘gelovige’

a

tot de HEERE (daad)

9b-13

Geest

b

tot de ‘gelovige’

 

Deel 4

14-16

C

God (Elohim)

over de ‘gelovige’

 

Door te letten op de voegwoorden wordt er in de psalm ook een oorzaak-gevolg-patroon zichtbaar. Als ‘want’ gebruikt wordt, staat ervóór het gevolg vermeld en erná de oorzaak (de reden voor het gevolg). Als ‘omdat’ gebruikt wordt, staat ervóór de oorzaak, en erná het gevolg (een reactie op de oorzaak).

 

 

Bij reeks 1 moet je eigenlijk achteruit lezen: De ‘gelovige’ trekt conclusies uit Gods daden.

Bij reeks 2 moet je vooruit lezen: God trekt conclusies uit het vertrouwen van de ‘gelovige’.

 

Literaire stijlfiguren

 

1 (hij) Die in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, (hij) die zal vernachten in de schaduw des Almachtigen.

2 Ik zal tot den HEERE zeggen: Mijn Toevlucht en mijn Burg! mijn God, op  Welken ik vertrouw!

3 Want Hij zal u redden van den strik des vogelvangers, van de zeer verderfelijke pestilentie.

4 Hij zal u dekken met Zijn vlerken, en onder Zijn vleugelen zult gij betrouwen; Zijn waarheid is een rondas en beukelaar.

5 Gij zult niet vrezen voor den schrik des nachts, voor den pijl, die des  daags vliegt;

6 Voor de pestilentie, die in de donkerheid wandelt; voor het verderf, dat op den middag verwoest.

7 Aan uw zijden zullen er duizend vallen, en tien duizend aan uw rechterhand;  tot u zal het niet genaken.

8 Alleenlijk zult gij het met uw ogen aanschouwen; en gij zult de vergelding  der goddelozen zien.

9 Want Gij, HEERE! zijt mijn Toevlucht! Den Allerhoogste hebt gij gesteld  tot uw Vertrek;

10 U zal geen kwaad wedervaren, en geen plage zal uw tent naderen.

11 Want Hij zal Zijn engelen van u bevelen, dat zij u bewaren in al uw wegen.

12 Zij zullen u op de handen dragen, opdat gij uw voet aan geen steen stoot.

13 Op den fellen leeuw en de adder zult gij treden, gij zult den jongen  leeuw en den draak vertreden.

14 Omdat hij Mij zeer bemint, spreekt God, zo zal Ik hem uithelpen; Ik zal hem op een hoogte stellen, want hij kent Mijn Naam.

15 Hij zal Mij aanroepen, en Ik zal hem verhoren; in de benauwdheid zal Ik bij hem zijn. Ik zal er hem uittrekken, en zal hem verheerlijken.

16 Ik zal hem met langheid der dagen verzadigen, en Ik zal hem Mijn heil doen zien.

 

Vers 7-8 tegenover de andere verzen: een enorme tegenstelling tussen het lot van de goddelozen en de ‘gelovigen’.

Vers 4: beeldspraak

Vers 3-4: herhaling

Vers 2-13: nadruk door proportie: Gods daden zijn overweldigend.

Vers 7: hyperbool (?)

Vers 8: tegenstelling

Vers 10: (synoniem?) parallellisme

Vers 11-12: herhaling (zij….)

Vers 13: parallellisme en chiasme

Vers 14: chiasme

Vers 14-16: parallellisme (Ik-zal)

Vers 14-15: herhaling (hij….)

 

Grondtekst en letterlijke vertaling van psalm 91

7-Structuur: 2 x 56 (=8x7) woorden; 35 (= 5x7) lijnstukken; 7 strofen (menorah-patroon)

Maar liefst 8 verzen hebben 7 woorden (2,3,5,9,11,12,13,15); 7x Ik-zal in vers 14-16.

Het centrale lijnstuk is vers 8b. Ervoor zijn 17 lijnstukken, erna ook; samen 35 lijnstukken.

 

 

Bijbelcitaten psalm 91

Twee keer in de Bijbel wordt Psalm 91 aangehaald: in Mt.4:6 / Luk.4:10 en in Luk.10:19.

De passage uit Mt.4:6 / Luk.4:10 brengt me op een idee over wie de schrijver van de psalm zou kunnen zijn.

 

De verzoeking van Jezus in de woestijn

In de passages uit Mt.4 en Luk.4 wordt de verzoeking van Jezus in de woestijn beschreven. De duivel probeert Jezus te verleiden tot het doen van zonde, maar Jezus weerstaat deze verzoeking. De verzoeking lijkt op een soort krachtmeting in bijbelkennis. Zowel Jezus als de duivel citeren namelijk passages uit de Bijbel. Jezus haalt Zijn antwoorden uit de Thora. Hij citeert Dt.6:13, 6:16 en 8:3. Opvallend is dat de duivel ook 1 keer een bijbelcitaat gebruikt en wel vers 11 en 12 uit Psalm 91.

Numerieke structuur in de psalmen

Zie (http://www.labuschagne.nl/) de website van Dr. C.J. Labuschagne, die een boek heeft geschreven over de numerieke structuren in de Psalmen.

De hoofdstructuur vertoont grote overeenkomst met de structuur van psalm 90. [eveneens twee gelijke helften en de centrale verslijn in het midden].

 Structuur in de Psalmen

In veel commentaren over de psalmen wordt gesproken over de koppeling tussen de psalmen en de vijf boeken van Mozes. Deze zienswijze is afkomstig uit de Hebreeuwse Bijbel, de Tenach. Deze letters vormen het begin van de drie delen waaruit in de Joodse traditie het OT bestaat: T(ora)en(ebiiem)ach(etoebiem), resp. de Tora (de Wet of de vijf Boeken van Mozes); de Nebiiem (de Profeten); de Chetoebiem (de Geschriften). De Psalmen (Tehillim, lofliederen), maken deel uit van de Chetoebim.

Een bekende tekst waar Jezus deze drie delen van de Tenach koppelt (de eenheid benadrukt) is Luk.24:44. Ook in de synagoge koppelt men het lezen van een deel van de Torah vaak aan het zingen van de Psalmen. Op deze wijze wordt de 'stem van God' (het Woord) met de 'tegenstem' van de mens (de Psalmen) verbonden.

 Een aanwijzing dat de Psalmen niet lukraak in een boek verzameld zijn, maar dat een redactionele hand over de verzameling is gegaan is, blijkt uit de verdeling in vijf boeken:

 

Het eerste boek

Psalm 1 - 41

Het tweede boek

Psalm 42 - 72

Het derde boek

Psalm 73 - 89

Het vierde boek

Psalm 90 - 106

Het vijfde boek

Psalm 107 - 150

 

Deze boeken eindigen allemaal met ongeveer dezelfde lofprijzing, namelijk: ‘Geloofd zij de Heere, de God van Israël, van eeuwigheid en tot in eeuwigheid. Amen, ja amen.’

Omdat het boek van de psalmen uit vijf delen, eigenlijk 5 boeken bestaat, kent de Hebreeuwse Bijbel dan ook geen 66, maar 70 boeken.

 

De verbinding tussen deze geschriften uit de Tenach gaat echter nog dieper. De vijf boeken van de psalmen worden van ouds ook verbonden met de inhoud van de vijf boeken van Mozes.

 

Het eerste boek

Psalm 1 - 41

Genesis

Het tweede boek

Psalm 42 - 72

Exodus

Het derde boek

Psalm 73 - 89

Leviticus

Het vierde boek

Psalm 90 - 106

Numeri

Het vijfde boek

Psalm 107 - 150

Deuteronomium