NOEME WILLEM
VISSER Wie en Waarom

LITURGIE &CETERA Thema's
 Kerkelijk Jaar
Hoofddienst  Getijden Devotie Uitingsvormen 

Liturgie

LITURGIEK
Liturgiek TVG

Liturgiegeschiedenis

Joods

Vroeg Christelijk

Oosters Orthodox

Westers Katholiek

Protestants

HYMNOLOGIE

Geschiedenis van de Hymnodie

Oud Joodse Hymnodie
Vroeg Christelijke Hymnodie
Griekse Hymnodie tot 900AD
Latijnse Hymnodie
Lutherse Hymnodie
Calvinistische (Franse) Psalmodie
Nederlandse Gemeentezang
na de Reformatie

Engelse Hymnodie

Muziekgeschiedenis


Kunstgeschiedenis

Prehistorie, Oudheid en Vroege Middeleeuwen
Renaissance
Barok en Rococo
Negentiende Eeuw
Twintigste Eeuw

 



Voor en Tegen Afbeeldingen (Ikonen)

Degenen die het gebruik van afbeeldingen bestreden argumenteerden als volgt: Jezus is God die mens geworden is; maar God, zoals de Bijbel het zegt, is niet zichtbaar en kan niet afgebeeld worden. God, de maker van alles, is niet iets als andere objecten in de wereld maa ris oneindig en daarom is het onmogelijk hem op een gewone manier af te beelden. Als je beweert een afbeelding van God te hebben gemaakt dan ontken je in feite dat God echt God is, je maakt God minder dan Hij werkelijk is.

De verdedigers van afbeeldingen zeiden: God werd werkelijk mens in Jezus: Hij mag alle grenzen te boven gaan in zijn eeuwige wezen maar hij beperkte zichzelf in Jezus. En als Jezus echt mens was dan kunnen we zijn menselijke natuur afbeelden net als de menselijke natuur van elk mens.

De tegenstanders van afbeeldingen zeiden: Hoe kan je Jezus Christus' menselijke natuur alleen afbeelden zonder op een of andere manier te suggereren dat je zijn menselijkheid kunt scheiden van het goddelijke leven dat erin leefde De Kerk had in het Oecumenische Concilie van Chalcedon in 451 vastgesteld dat we het goddelijk leven en het menselijk leven in Jezus Christus als onlosmakelijk moesten beschouwen. Als je een afbeelding van Jezus Christus maakt probeer je ofwel te laten zien hoe God eruit ziet (en dat is onmogelijk), óf je laat zien hoe de mens Jezus eruit zag zonder het goddelijke leven in hem te laten zien (en dat zou bedrog zijn).

De verdedigers brachten daar tegenin dat terwijl het goddelijke leven in Jezus Christus inderdaad onlosmakelijk verbonden is met het
Menselijke, het toch inwerkt op de menselijke natuur, het laat zichzelf erdoorheen zien, het 'transfigureert' het. Als we een afbeelding van Jezus Christus maken proberen we niet menselijkheid los van goddelijk leven te laten zien maar menselijkheid doordrongen van goddelijk leven. Het werk, de invloed, de energie (de favoriete term van Oosterse theologen) van God werken constant in en door de menselijke natuur van Jezus. We beelden niet maar een schijfje geschiedenis af als we Jezus Christus afbeelden, we laten een leven zien dat het licht en de kracht van God uitstraalt. En dit betekent ook dat als we weten wat we doen als we Jezus Christus afbeelden, we het geheel met gebed en lofprijzing tegemoet treden, de afbeelding die zo gemaakt wordt straalt iets uit van dit licht en deze kracht.

Deze benadering bleek overtuigend te zijn en is sindsdien de fundering van de manier waarop de Oosters Orthodoxe Christenen met ikonen omgaan. Ikonen zijn nooit portretten, geen pogingen om een correcte afbeelding te geven van een situatie of een menselijk gezicht zoals je die normal tegenkomt. Ze zijn - en daarin lijken ze op al onze pogingen om Christelijk te leven - menselijke handelingen die pogen open te zijn naar Gods handelen.