NOEME WILLEM
VISSER Wie en Waarom

LITURGIE &CETERA Thema's
  Kerkelijk Jaar
Hoofddienst   Getijden   Devotie   Uitingsvormen  

Liturgie

LITURGIEK
Liturgiek TVG

Liturgiegeschiedenis

Joods

Vroeg Christelijk

Oosters Orthodox

Westers Katholiek

Protestants

HYMNOLOGIE

Geschiedenis van de Hymnodie

Oud Joodse Hymnodie
Vroeg Christelijke Hymnodie
Griekse Hymnodie tot 900AD
Latijnse Hymnodie
Lutherse Hymnodie
Calvinistische (Franse) Psalmodie
Nederlandse Gemeentezang
na de Reformatie

Engelse Hymnodie

Muziekgeschiedenis


Kunstgeschiedenis

Prehistorie, Oudheid en Vroege Middeleeuwen
Middeleeuwen
Renaissance
Barok en Rococo
Negentiende Eeuw
Twintigste Eeuw



De Doelen van de Eredienst

2. De 'moderne' visie: eredienst is godsdienst-oefening (oefening voor praktische toepassing
Huijbers bespreekt de moderne theologie en vraagt zich af of en nog wel een zinvolle op de wereld betrokken eredienst mogelijk is. De kritiek die theologen hebben op de liturgie vat hij samen onder twee titels: magie en sacralisme. Hij stelt dat het bezwaar van secularisatietheologen tegen de religie hierin bestaat dat de godsdienst teveel voorbij is gegaan aan de problemen van de eigen wereld: Nergens kunnen wij God beter vinden dan in de medemens. Hij stelt dat de secularisatietheologen de liturgie 'vreemde' vormen en muziek verwijten, die schijnen uit te drukken dat men God in een vreemde wereld moet zoeken. Dat ook de Schrift dit verwijt treft, dat deze moet ontmythologiseerd worden en vertaald naar deze wereld toe.(*1)
Daarbij haalt hij Schillebeeckx aan om te laten zien dat dit wel zeker mogelijk is:

Van de ene kant kan men zeggen dat de Kerk, als gemeenschap der gelovigen (1) door haar actieve hoop een raakpunt is voor Gods handelen in deze wereld, (2) dit handelen Gods "articuleert", d.w.z. er een naam aan geeft, als getuigenis voor heel de wereld, (3) de onbewuste hoop vand e wereld verkondigt en (4) zich in de eerste plaats moet inzetten voor de humanisering van de wereld, "avant-garde" moet zijn uit zorg voor de mens (kan men de inhoud van de liturgievernieuwing beter samenvatte? B.H.). Maar van de andere kant moet men stellen dat de Kerk deze functies en zending niet kan uitoefenen, als zij ook niet haar eigen kerkelijk leven leidt dat deze functies spijzigt, m.a.w. als zij niet in dankbare erkentelijkheid viert waaruit de wereld leven mag: Jezus Christus, de Heer, de absolute en gratuïete presentie van de levende God. (*2)

In dit verband wordt wel eens de term 'dienst aan mensen' genoemd, dat ook Oosterhuis gebruikt:

Een dienst aan mensen die proberen te geloven, die geloven hoe dan ook: zo'n beetje of heel erg, sceptisch, vroom, labiel, sentimenteel, vrijzinnig. Er komen er die met het meeste van hun eigen kerkelijke denominatie geen raad weten. Er zijn er die het woord god niet meer verstaan, niet kunnen horen zelfs. Weer anderen komen eigenlijk alleen maar om bevestgd te worden in het oude vertrouwde, in het gelijk van het verleden. Het is niet te schatten waarom ze nog komen, met welke bijgedachten, vanuit welke angsten en verwachtingen. Maar hoe dan ook, iedereen is welkom, en iedereen is te gast. En wie komt, wil het ook doen met al die anderen die ook gekomen zijn, of zij nu snotteren of loeien onder het zingen. ... Maar verder dan het gesproken woord reikt alles wat wordt gezongen. ... Een preek kan eventueel nog didactisch, dogmatisch, polemisch of ethisch zijn. Maar het lied is argelozer, vrolijker, doeltreffender en menselijker dan iedere manier van spreken.... Zingen is: je invoegen in een groter geheel, instemmen met vele anderen; met woorden die je alleen niet kunt waarmaken, die je enkel met anderen samen aandurft. In een zingende gemeente ben ik met al mijn twijfels toch op mijn plaats, ....

-(*1) Bernard Huijbers, door podium en zaal tegelijk, volkstaalliturgie en muzikale stijl, vijf en een half essay over muzikale functionaliteit, Hilversum 1969. p. 90/91.

-(*2) E. Schillebeeckx, Zwijgen en spreken over God in een geseculariseerde wereld, in: Tijdschrift voor Theologie 7 (1967) pag. 337-358, geciteerd Bernard Huijbers, door podium en zaal tegelijk, volkstaalliturgie en muzikale stijl, vijf en een half essay over muzikale functionaliteit, Hilversum 1969. p. 96.