NOEME WILLEM
VISSER Wie en Waarom

LITURGIE &CETERA Thema's
 Kerkelijk Jaar
Hoofddienst  Getijden Devotie Uitingsvormen 

Liturgie

LITURGIEK
Liturgiek TVG

Liturgiegeschiedenis

Joods

Vroeg Christelijk

Oosters Orthodox

Westers Katholiek

Protestants

HYMNOLOGIE

Geschiedenis van de Hymnodie

Oud Joodse Hymnodie
Vroeg Christelijke Hymnodie
Griekse Hymnodie tot 900AD
Latijnse Hymnodie
Lutherse Hymnodie
Calvinistische (Franse) Psalmodie
Nederlandse Gemeentezang
na de Reformatie

Engelse Hymnodie

Muziekgeschiedenis


Kunstgeschiedenis

Prehistorie, Oudheid en Vroege Middeleeuwen
Middeleeuwen
Renaissance
Barok en Rococo
Negentiende Eeuw
Twintigste Eeuw




Van materialisme genezen


door Kyriacos C. Markides

Toen ik in de beginjaren zestig in Amerika aankwam voor mijn hogere studies, bracht ik een naief christelijk geloof mee. Het was een geloof in de christelijke godsdienst, de kerk en de God van mijn voorouders. Het was een als vanzelfsprekend aangenomen geloof, gebaseerd op een opvoeding binnen een geisoleerd en homogeen gebied van de oosterse-orthodoxie, de overheersende godsdienst op Cyprus. In het cosmopolitische en multiculturele Amerika, waar
godsdienst meer een kwestie van keuze is dan van voorbestemming, viel die simpele geruststellende geloofszekerheid
aan diggelen.

Tot agnost geseculariseerd

Na tien jaren studie in de sociale antropologie was ik van gelovige veranderd in agnost. Ik was, evenals de meeste van
mijn medestudenten, tot de conclusie gekomen dat godsdienst tenslotte een schepping was van de maatschappij. Ik
beschouwde het als vanzelfsprekend dat de maatschappij de goden voortbracht, en niet andersom. De maatschappij
schiep haar goden die ze voor haar eigen voortbestaan nodig had. Op z'n slechtst conserveerde de godsdienst de
onrechtmatige klassenverschillen door de blik van de mensen van de werkelijkheid van verdrukking en onrecht af te
wenden en te richten op de gefantaseerde redding in een op luchtkastelen gebouwd hiernamaals. Op z'n best hielp het
de mensen opgewassen te zijn tegen hun persoonlijke moeilijkheden, een bruikbaar collectief waanidee ter handhaving
van sociale stabiliteit en orde. Wanneer dan ook de gelovigen van allerlei godsdiensten neerknielen om eer te bewijzen aan hun goden, dan vereren zij in werkelijkheid onbewust hun samenleving. Het was een sterk onweerlegbaar inzicht afkomstig uit de pen van de machtigste intellectuelen van de moderne sociale wijsbegeerte en sociologie.

Tegen de tijd dat ik mijn studies afrondde, had ik mij zonder het goed te beseffen deze toonaangevende wereldvisie
binnen de moderne academische cultuur eigen gemaakt: godsdienst, in het bijzonder de traditionele godsdienst, die
gelooft in een persoonlijke God, was iets van het verleden, een overblijfsel van de middeleeuwen en gedoemd om uiteindelijk in vergetelheid te raken.

Ik was geen overgelukkig agnost. In feite was het voor mij buitengewoon pijnlijk om als een van de eerste consequenties van de nihilistische theologie van de dood-van-God te moeten overwegen: 'Als God niet bestaat dan mag alles.' Maar het intellectuele universum waarin ik mij bevond, bood mij praktisch geen alternatief. Een zichzelf respecterend geleerde kon niets aanvangen met onbewijsbare begrippen over het hiernamaals, geestelijke wezens, engelen en boze geesten en dat soort zaken. Dat waren dingen van ongeletterde mensen en van lieve en simpele tantes, die ik achter mij had gelaten op Cyprus. Voor een geletterd man van de wereld, voor een socioloog, was de enige werkelijke wereld die van de harde feiten, die van het concrete fysische universum, en die van het gewone bewustzijn. Alle veronderstellingen aangaande het hiernamaals waren fantasieen, waanideeen of gewoon 'geloof'.

Alles wat ik overhield van het geloof van mijn jeugd was uitsluitend van culturele aard. Het was het restant van mijn esthetische waardering van de gezangen en liturgische diensten, in mijn geest vastgelegd sedert mijn kinderjaren. Gods-
dienst werd voor mij enkel iets dat iemands persoonlijke identiteit aangaf. Ik bleef over mijzelf denken als een grieksorthodox, maar dan een vrijzinnige grieks-orthodox, in dezelfde zin als een niet-praktiserende jood een jood en een niet-praktiserende arabier een arabier bleef. Daardoor zou een relatie met christelijke monniken en kluizenaars -het
onderwerp van dit boekl- gedurende mijn agnostische levensfase volstrekt onmogelijk zijn geweest. Mijn geest
stond niet open voor de mogelijkheid dat er buiten de parameters van de rationele academische cultuur wijsheid en
waarden zouden bestaan. Op z'n best was ik gedurende mijn agnostische tijd geneigd om zulke mensen te zien als
levende museumstukken uit een lang voorbije wereld. Op z'n slechtst zou ik de levenswijze van monniken en kluizenaars in psychopathologische termen hebben verklaard als een vorm van vlucht die geen enkel belang had voor de postmoderne tijd. Daarmee had het hele fenomeen van het monnikendom afgedaan. Dat er oudvaders waren die, juist
op grond van hun stille kluizenaarsbestaan van harde persoonlijke strijd en geestelijke oefening, bezitters waren van
authentieke geestelijke wijsheid, was voor mij in die tijd een volstrekt ontoegankelijk idee.

Ontmaskering van het materialistisch bijgeloof

Maar de Voorzienigheid gaat langs mysterieuze wegen te werk. In 1972 kwam ik op de universiteit van Main terecht
om mijn loopbaan te beginnen als assistent-professor sociale antropologie. Dit was het begin van mijn bevrijding uit het
wetenschappelijk materialisme en agnosticisme. Mijn 'bevrijding' begon onder invloed van een collega, die mij confronteerde met de wereld van het Oosten en de traditie van de Indische yogi's. Behalve de controversiele boeken
van Carlos Castaneda en de geschriften van Alan Watts, Helena Blavatsky, Rudolf Steiner, en Georges Gurdjieff,
maakten ook de werken van de indische wijzen als Paramahansa Yogananda en Jiddu Krishnamurti een aantal jaren
deel uit van mijn gewone geestelijk menu. Dezelfde collega introduceerde mij in de transcendentele meditatie (TM), door
de yogi Maharishi Mahesh naar Amerika geimporteerd tijdens de turbulente jaren zestig. Gedurende ruim zeven jaar
praktiseerde ik braaf TM op zoek naar 'kosmisch bewustzijn' en diepe ontspanning.

Het mediteren, het lezen van boeken over oosterse religies en van wetenschappelijk werk als dat van Fritjof Capra
en anderen op het raakvlak van moderne wetenschap en mystiek leidde er geleidelijk toe dat ik stilletjes wegkwam
uit mijn staat van ongeloof. Het werd mij steeds duidelijker dat de secularistische vooronderstellingen aangaande de
werkelijkheid, die tijdens mijn universitaire opleiding toonaangevend waren, in feite een grote illusie waren, een materialistisch bijgeloof dat de westerse ideeen de laatste driehonderd jaar had doen vastlopen en gevangen hield. Het
was een destructief bijgeloof dat gevoelige westerse intellectuelen bij drommen tot existentiele wanhoop bracht, en in
sommige gevallen tot suicide en krankzinnigheid. De bewustwording van dit blabla van het wetenschappelijk materialisme had een enorm bevrijdend effect voor mij.

Een beslissende episode in mijn leven, die mij bevrijdde van het laatste wat mij bond aan het agnosticisme, was mijn
ontmoeting met een indrukwekkend genezer en mysticus, die bekend staat als 'Daskalos'. Hij was een 66 jaar oude hel-
derziende en leraar in esoterie, die ik in 1979 ontmoette gedurende een reis naar Cyprus om er veldwerk te doen. Mijn
academische wereldvisie werd zo uitgedaagd door deze flamboyante westerse 'sjamaari , dat ik een sociologisch pro-
ject waar ik aan werkte tijdelijk opzijzette om studie te maken van hem en de kringen van zijn volgelingen. De
volgende tien jaar deed ik veldonderzoek en schreef ik over de buitengewone wereld van deze genezers.2 Het was een
wereld van wonderen, uittredingen-uit-het-lichaam, psychische verschijnselen van allerlei soort, duiveluitdrijvingen,
en bizarre genezingskunsten, die ik niet zou kunnen verklaren aan de hand van de conventionele logica. Hoe kon ik
verstandelijk de genezing verklaren van een verlamde vrouw, die door specialisten van zowel Cyprus als Israel
ongeneeslijk was verklaard? De genezing vond plaats voor mijn eigen ogen en werd tot stand gebracht door Daskalos,
die alleen maar gedurende een half uur haar rug streek.
Nieuwe rontgenfoto's, genomen onmiddellijk na de behandeling, toonden een volmaakt normale ruggengraat, terwijl
daarmee vergeleken de foto's van een week eerder een ontwrichte en beschadigde ruggengraat toonden. Of, een ander
geval, hoe kon ik verklaren dat deze genezer nauwkeurig de medische diagnose stelde van de toestand van een vrouw
die in New York woonde door enkel met gesloten ogen haar foto aan te raken, terwijl haar dokters niet in staat waren
vast te stellen wat zij mankeerde? Dergelijke dingen waren routineaangelegenheden gedurende de tien jaar dat ik veld-
onderzoek deed onder deze psychische genezers en mystici.
Toen ontdekte ik dat onderzoekers in andere delen van de wereld verslag deden van soortgelijke ervaringen en waar-
nemingen. Ontmoetingen met antropologen als Michael Harner van de Nieuwe school van sociologisch onderzoek,
die sjamanen bestudeerde en soortgelijke verschijnselen bevestigde, versterkten mijn vermoeden dat mijn eigen
waarnemingen geen persoonlijke waanideeen waren.
Werelden buiten de vijf zintuigen en het rationele bewustzijn Op basis van mijn onderzoek met Daskalos en zijn toenter-
tijd naaste medewerker Kostas, kwam ik tot de conclusie dat menselijke wezens over sluimerende bekwaamheden be-
schikken die buiten de vijf zintuigen liggen en dat de geest niet begrensd is binnen de hersenen. En bovendien was ik
gaan begrijpen dat er ook bewustzijnsniveaus bestaan buiten het rationele bewustzijn. Ik besefte dat er trans-rationele
bewustzijnsniveaus bestaan waar mystici van alle tradities de hele geschiedenis door over hebben gesproken. En ook
dat wat wij dood noemen niets anders is dan een ander begin, een overgang naar een ander niveau van leven en
bestaan. De mystici van Cyprus gaven onderricht in een goed ge'integreerd 'christocentrisch' systeem van mystieke
filosofie dat appelleerde aan mijn rationalistische aanleg en training maar dat mijn geest ook opende voor de mogelijk-
heid van andere werelden, ver voorbij de wereld van de grove materie en het gewone rationele bewustzijn. Het deed
deugd zulk een spirituele kosmologie binnen mijn eigen culturele traditie te ontdekken.

De belangstelling die mijn eigen boeken wekten voor de mystici van Cyprus, boden aanvullende steun voor mijn
nieuw verstaan van de werkelijkheid. Sinds de trilogie 3 van mijn tien jaar durend avontuur uit is, hebben talloze indivi-
duele mensen over de hele wereld contact met mij gezocht om in vertrouwen mee te delen dat ook zij leefden in de bui-
tengewone wereld van de Cypriotische genezers en mystici, zoals beschreven in mijn boeken. Op deze manier realiseer-
de ik mij geleidelijk dat grote aantallen mensen, zowel in de Verenigde staten als elders, een dubbel leven leiden. Zij
leven hun gewone daagse leven, terwijl zij mystieke ervaringen ondergaan die zij niet durven openbaren uit vrees te
worden geetiketteerd als geestesziek. Zulke mensen, zo haast ik me eraan toe te voegen, worden gevonden in alle
lagen van de samenleving, ook in de academische wereld, zoals gedragspsychologen, sociologen, natuurkundigen, en biologen. Ik ontdekte tot mijn verbazing dat er een paracultuur bestond die geleerden, vanwege hun diep ingeslepen
materialistische vooroordelen, niet hebben opgemerkt.

De mystici van Cyprus hebben mij mijn agnosticisme en mijn wetenschappelijk materialisme helpen overwinnen,
maar ze speelden nauwelijks enige rol om mijn negatieve houding jegens de kerkelijke godsdienst te doorbreken. Inte-
gendeel, ik beschouwde het als vanzelfsprekend dat authentieke spiritualiteit alleen kon opbloeien buiten de begrenzin-
gen van de gevestigde godsdienst. Ik beschouwde het als vanzelfsprekend dat kerkelijke godsdienst onvermijdelijk
godsdienstige corruptie meebracht. In de godsdienstgeschiedenis kon ik volop stof vinden die aan zo'n mening voedsel
gaf.

Zoals de meeste westerse academici associeerde ik de vertegenwoordigers van de geinstitutionaliseerde godsdienst,
zoal niet met bekrompenheid, intolerantie en corruptie, dan toch met alles wat irrelevant is. Voordat ik kort geleden een
paar buitengewone christelijke monniken en kluizenaars ontmoette, had ik in levenden lijve nooit kennis gemaakt
met clerici die me geestelijk of intellectueel hadden geinspireerd. In mijn ogen leek de geestelijke hierarchie, op een
paar uitzonderingen na, intellectueel geen enkele relevante inbreng te hebben. De kerkelijke godsdienst had, dacht ik,
vandaag weinig te bieden aan de rusteloze maar serieuze zoekers naar kennis van de ziel. In die tijd kon ik een voor-
aanstaand bijbelgeleerde die klaagde dat de 'christenheid in het Westen bloedarm is en op sterven na dood' alleen maar
bijvallen.

Toen ik mij eenmaal bevrijd had uit de boeien van het agnosticisme en het wetenschappelijk materialisme, wilde ik
me serieus gaan toeleggen op het contemplatieve leven om te komen tot innerlijke omvorming en persoonlijke ervaring.
Ik veronderstelde dat ik daar dan methodes voor moest zien te vinden zoals gepraktiseerd door de mystiek begaafde
leken die ik"had bestudeerd of door yogi's uit India, bij voorkeur onder leiding van een meester. Meer romantisch
uitgedrukt: moest ik niet een reis 'naar het verre Oosten ondernemen en gaan zitten aan de voeten van 'verlichte
goeroes', die hun wijsheid schenken vanaf de bergtoppen van hun Himalaya?

Mystieke ervaring binnen kerkelijk christendom?

Dat ik innerlijk anders kwam te staan tegenover kerkelijke godsdienst kwam door toedoen van een uitnodiging om
mee op pelgrimstocht te gaan. Een vriend van me, een zakenman uit Cyprus, die zich interesseerde voor christe-
lijke spiritualiteit, vroeg mij om in de lente van 1991 met hem mee op reis te gaan naar de berg Athos. Daar op die
heilige Berg, een ontoegankelijk schiereiland in Noord-Griekenland van ongeveer 30 mijlen lang bij 10 mijlen
breedte, zouden we 'levende heiligen ontmoeten die de liefde van Christus uitstralen'. Hun gebeden, verzekerde hij,
veroorzaken wonderen en hun aura's zijn als schijnende zonnen. Geintrigeerd nam ik zijn uitnodiging aan, en mijn
leven en werk veranderden opnieuw vanaf het moment dat ik vader Maximos ontmoette. Gedurende de komende jaren
werd deze buitengewone en charismatische monnik mijn mentor, leraar en sleutelfiguur, die mij over de christelijke
spiritualiteit onderrichtte zoals die was blijven bestaan op de 'Berg van de stilte'.

Na het agnosticisme, na de transcendente meditatie, en na de filosofische doorbraken van mijn langdurige relatie met
de lekenmystici en genezers van Cyprus, was ik klaar voor een avontuur met de mystieke ervaringstraditie van het ker-
kelijk christendom, die was blijven leven in een paar oude kloosters, en die in het Westen en voor de hoofdstroom van
de christenheid vrijwel onbekend was gebleven. Daar op de berg Athos, sinds de negende eeuw als een toevluchtsoord
voorbehouden aan kluizenaars en monniken, kwam ik in contact met een andere christenheid. Zoals mijn vriend mij
had beloofd en door bemiddeling van mijn leidsman vader Maximos, was ik in staat kluizenaars te ontmoeten die
beschouwd worden als heiligen, die leefden op afgelegen plekken van het schiereiland, onbekend en ongenaakbaar
voor de toevallige bezoeker. Zij leken mij inderdaad op christelijke yogi's, het soort dat westerlingen in de ashrams
van India zoeken. Ik realiseerde mij dat de spiritualiteit die ik op de berg Athos ontmoette met heel zijn duizendjarige
historie alle waarmerken had, en misschien nog meer, dan wat men zocht in de Vedas en Upanishads van India. 'De berg Athos', zei ik tegen mijn reisgezel toen we van dat eerste bezoek van het eiland wegvoeren, 'is als een christelijk equivalent van Tibet.'

Met ingang van mijn boek Riding with the Lion' begon ik mijn onderzoeksveld te verbreden. Na de formidabele
wereld van Daskalos en Kostas begon ik nu de mystieke kerkelijke traditie van het christendom te verkennen. Tot
mijn verbazing ontdekte ik dat de spirituele praktijken en psycho-technologieen die we in India en Tibet zoeken, ook
present zijn in het hartje van de christelijke traditie, zoals die sinds de vroege eeuwen van onze jaartelling bewaard
wordt in de aan de rotsen hangende kloosters en kluizenarijen op de berg Athos. Toch zijn kerken van allerlei denomi-
naties en theologen uit het Westen zich nauwelijks bewust van de mystieke wijsheid die nog steeds bloeit in sommige
van deze monastieke communiteiten.

Toen ik bij mijn terugkeer in Amerika op de universiteit tegenover mijn vrienden en collega's te kennen gaf dat ik
van plan was de handel en wandel van de christelijke monniken en kluizenaars in mijn onderzoek te betrekken, reali-
seerde ik me dat ik me nader moest verklaren. Monniken en kluizenaars hebben een dubieuze reputatie in de westerse
cultuur, zowel in de academische wereld als onder het grote publiek. In onze post-Freudiaanse en op genot gerichte tijd
staat de levensstijl van kluizenaars haaks op de moderne mentaliteit. Deze levensstijl wordt vaak gelijkgesteld met
lichamelijke versterving, seksuele onderdrukking, zelfs sadomasochisme, om niet te spreken van misogynie en de
onheilige Inquisitie. Het is een zware culturele bagage. Gek genoeg is er niet zo'n vooroordeel aangaande de
monniken uit het Oosten die de kusten van Amerika aandoen. Toen ik onlangs op een conferentie in Montreal sprak
over mijn ervaringen op de berg Athos, vroeg een afro-amerikaanse schrijfster, Luisa Teish, mij of de monniken enige
reiniging hadden verricht rond hun kluizenarijen met het oog op de miljoenen vrouwen die er als heksen waren ver-
brand. Dr. John Rossner, een anglicaans bisschop en professor in vergelijkende godsdienstwetenschap, maakte een ant-
woord van mij overbodig door voor mij in de bres te springen. Hij verklaarde voor het gehoor dat er in de Oosterse
christenheid helemaal geen Inquisitie is geweest. Dr. Teish was verbluft en blij dit te horen. 'De monniken van de Athos

verantwoordelijk stellen voor de Inquisitie', voegde ik eraan toe, 'is even absurd als de Dalai Lama en andere boeddhistische en hindoeistische monniken de schuld geven van de gruwelijke episodes van de westerse geschiedenis.'

De Athostraditie waarmee ik in contact was gekomen, vulde een kloof in mijn zoektocht. Wat zo ontwapenend was
voor een pelgrim, was niet alleen het rijke gevoel van de agape, de zelfloze altruistische liefde die de Heilige berg zo
volledig doordringt, maar ook de kracht van zijn artistieke uitdrukking, die de bezoeker op een diep niveau, in zijn
hart namelijk, raakt. De zang van geestelijke poezie in byzantijns grieks gedurende de lange gebedsdiensten was
een gestaag emotioneel hoogtepunt dat me de kracht van kunst en muziek deed beseffen in het menselijke avontuur
om God te vinden. Die zang was een vorm van mediterend bidden, die mij in het diepst van mijn gemoed trof met
vrede en rust, die ik in geen enkele andere vorm van meditatie had gevoeld.

De berg Athos was evenwel niet enkel een emotioneel en spiritueel hoogtepunt. Het was ook een intellectuele uitda-
ging. De prikkelende belangstelling van vrienden daagde mij uit tot helderheid te komen inzake vragen die mij de
komende maanden en jaren bezig zouden houden. Wat zijn de diepste eigenschappen van de spiritualiteit van de Athos,
zoals die tot ontwikkeling was gekomen in de oude kloosters en kluizenarijen en daar eeuwenlang was bewaard?
Waarom hebben de westerse geleerden in feite deze ervaringsvorm van mystiek christendom ontkend toen grote
aantallen westerlingen hun starende blik richtten op hindoeisme en boeddhisme? Wat heeft de berg Athos vandaag
de westerse wereld te bieden wat niet voorhanden is binnen de hoofdstroming van de kerken?

Drie toegangswegen tot de werkelijkheid

Mijn bedoeling was op zeker moment terug te keren naar het verafgelegen Athos om met behulp van vader Maximos
antwoorden te vinden op deze vragen. Intussen las ik het nodige en praatte ik veel met mijn naasten en met collega's.
Tijdens deze gesprekken op de campus van de universiteitbegon ik helder te zien wat de berg Athos, de monastieke
republiek van zowat 2000 monniken en kluizenaars, zou kunnen betekenen voor de hedendaagse samenleving.

Op een van die wandelingen, terwijl de zon achter de bossen verdween, ontvouwde ik tegenover mijn gespreksge-
noot enkele van mijn theoretische gedachten en overpeinzingen over wat ik beschouwde als de mogelijke betekenis
die de berg Athos voor de moderne wereld heeft. Pitirim Sorokin, de vroegere socioloog van Havard, en Ken Wilber,
een van de moderne transpersonele denkers, zeggen dat we de werkelijkheid op drie manieren kunnen kennen: door het
'oog van onze zintuigeri (empirische wetenschappen), door het 'oog van de rede' (filosofie, logica, mathematica), en
door het 'oog van de contemplatie' (de stelselmatige en trouwe spirituele oefening om de intuitieve en spirituele
faculteiten van het zelf vrij te maken). Dit zijn drie verschillende en aparte benaderingen van de werkelijkheid met
ieder zijn eigen geldige en onderscheiden domeinen, wetmatigheden, en karakteristieken, die niet kunnen worden
herleid tot een van de andere. Het zijn wijzen van kennen sui generis, werkelijkheden in zichzelf. Een 'integrale' bena-
dering van de Waarheid, zoals Pitirim Sorokin altijd benadrukte, vooronderstelt erkenning en cultivering van alle drie
de 'ogeri op basis van gelijkwaardigheid.

Wat nu in de geschiedenis van het Westen had plaatsgevonden, was dat een benadering vaak de andere twee
domeinen was gaan overheersen, zich daar had opgedrongen en de ander had verdrongen. Toen het Westen zich
zodanig ontwikkelde dat 'het oog van de contemplatie' werd verdreven als gewettigde weg om tot kennis te komen,
werden degenen die zich daar met heel hun leven op toelegden, gemarginaliseerd of zelfs belasterd, soms zelfs ver-
volgd. Alle kennis werd zodoende gereduceerd tot het 'oog van de zintuigeri . In de oosterse beschavingen evenwel,
zoals in die van Tibet, bleef het 'oog van de contemplatie' in ere en werd het door ontgoochelde dichters en schrijvers
sedert de negentiende eeuw herontdekt alsook door hedendaagse aanhangers van 'new age' op zoek naar authentieke
spiritualiteit.

Op haar stille manier heeft ook de berg Athos 'het contemplatieve oog' bewaard, terwijl het overal elders binnen de westerse beschaving werd verdrongen. Dit leidt tot de conclusie dat het klassieke Griekenland aan de wereld voor-
namelijk een methode heeft geboden om het 'oog van de geest' (de filosofie, logica, rationaliteit) te cultiveren en tot
ontwikkeling te brengen. Op soortgelijke wijze heeft West-Europa vooral bijgedragen om het 'oog van de zintuigeri
(de empirische wetenschappen) tot ontwikkeling te brengen. Zo is op zijn beurt de berg Athos als een cultureel reservaat
van het gevallen Oost-Romeinse rijk, bekend als Byzantium, nog steeds een bijdrage blijven leveren om het 'oog van de
beschouwing' te ontwikkelen en de spirituele traditie van de westerse beschaving te herstellen. De Athos zou kunnen bij-
dragen aan de ontwikkeling van een 'integrale' benadering van de Waarheid.

Terwijl ik over deze ideeen discussieerde, kwam ik tot het besef dat de berg Athos het antwoord zou kunnen hebben
op de vraag `waarom het christendom zoals wij dat in het Westen hebben leren kennen, zo bloedarm is en op sterven
na dood'. Bijgevolg kan de berg Athos in staat zijn om de christenheid wat nieuw leven in te blazen met een vitaliteit
die het zo schreeuwend hard nodig heeft.

 

 


1. The Mountain of Silence: A Search for Orthodox Spirituality. New York, Doubleday 2002 (Random House).
ISBN 0385 500920.

2. Kyriacos C. Markides, The Magus of Strovolos: The Extraordinary World of a Spiritual Healer. New York, Arkana 1985.
Homage to the Sun: The Wisdom of the Magus of Strovolos. New York, Arkana 1987.
Fire in the Heart: Healers, Sages, and Mystics. New York, Arkana 1991.

3. zie noot 2

4. Riding with the Lion: In Search of Mystical Christianity. New York, Arkana 1996.