NOEME WILLEM
VISSER Wie en Waarom

LITURGIE &CETERA Thema's
 Kerkelijk Jaar
Hoofddienst  Getijden Devotie Uitingsvormen 

Liturgie

LITURGIEK
Liturgiek TVG

Liturgiegeschiedenis

Joods

Vroeg Christelijk

Oosters Orthodox

Westers Katholiek

Protestants

HijMNOLOGIE

Geschiedenis van de Hijmnodie

Oud Joodse Hijmnodie
Vroeg Christelijke Hijmnodie
Griekse Hijmnodie tot 900AD
Latijnse Hijmnodie
Lutherse Hijmnodie
Calvinistische (Franse) Psalmodie
Nederlandse Gemeentezang
na de Reformatie

Engelse Hijmnodie

Muziekgeschiedenis


Kunstgeschiedenis

Prehistorie, Oudheid en Vroege Middeleeuwen
Middeleeuwen
Renaissance
Barok en Rococo
Negentiende Eeuw
Twintigste Eeuw




GELIJKENIS VAN HET BEZOEK AAN DE RECHTER
[Lc.12,58 v.; vg1.Mt.5,25 v.]

Deze korte parabel wordt bij Lucas (12,58 v.) in haar oorspronkelijke betekenis weergegeven, terwijl haar samenhang bij Matteus (5,25 v.) secundair is. Daarom zullen we haar eerst in haar lucaanse en vervolgens in haar matteische context
trachten te verstaan.

Bij Lucas wordt onze gehjkenis onmiddellijk voorafgegaan door de rede van Jezus over de `tekenen des tijds' (Lc. 12,54-57; vgl. Mt. 16,2 v.) :

Lc. 12, 54-57
(54a) En tot het volk zei Hij: (54b) wanneer gij een wolk ziet opkomen uit het westen, (54c) zegt ge terstond: er komt regen; (54d) en zo gebeurt het ook. (Sga) En wanneer ge ziet dat er een zuidenwind waait, (55b) zegt qe: (ssc) het wordt gloeiend heet; (55d) en het gebeurt. (56a) Huichelaars! Van het beeld van land en lucht weetge de juiste betekenis te bepalen, (56b) maar waarom dan niet van deze tijd? (57) Hoe komt het datge met nit uzelf de juiste
gevolgtrekking maakt?

Zoals de mensen de natuurverschijnselen juist weten te beoordelen en er rekening mee houden, zo zouden zij ook in
staat moeten zijn uit Jezus' optreden de conclusie te trekken dat de messiaanse tijd is aangebroken. Zij zouden hun leven dienovereenkomstig moeten veranderen.

Jezus noemt zijn toehoorders `huichelaars'. Dit woord moet bij het volk, waartegen Jezus bij Lc.12,54-57 spreekt, niet in dezelfde zin worden opgevat waarin het van de Farizeeen gold. Dezen veinsden opzettelijk om hun valse gezindheid te verbergen (vgl.Mt.23,27; Lc. 11,44). De mensen uit het volk daarentegen wilden zich nauwelijks anders voordoen dan zij in feite waren. Hun `huichelarij' was van een andere aard. Het volk zag de duidelijke tekenen van de thans aangebroken messiaanse tijd en herkende ze vermoedelijk als zodanig, maar handelde er niet naar. Het volk gedroeg zich dus uiterlijk dusdanig alsof het de tekenen des tijds niet verstond.

Met deze houding moet het nu eens eindelijk gedaan zijn. De mensen moeten hun onverschilligheid tegenover Jezus laten
varen en zich bij Hem aansluiten. In plaats daarvan wachten ze besluiteloos af. En toch zouden ze nu reeds duidelijk moeten weten wat hun te doen staat.

Nu is het echt de hoogste tijd dat de mensen van gezindheid veranderen. Anders zullen ze reddeloos aan Gods strafgericht worden onderworpen. De vorm waarin Jezus deze ernstige vermaning kleedt is de gelijkenis van het bezoek aan de rechter:


Lc.12,58 v.
(58a) Wanneer gij met uw tegenpartij naar de overheid gaat, (58b) doe dan onderweg nog moeite u van hem te bevrijden; (58c) anders zou hij u wel eens voor de rechter kunnen slepen, (58d) de rechter zal u aan de gerechtsdienaar overleveren, (58e) en de gerechtsdienaar zal u in de gevangenis werpen. (59a) Ik zeg u: (59b) Ge zult er met uitkomen, voordat ge tot de laatste cent betaald hebt.


Onze gelijkenis is op de volgende situatie gebaseerd: een schuldenaar is door zijn schuldeiser bij het gerecht aangeklaagd. Op weg naar de rechtszitting ontmoeten beiden elkaar. Het is raadzaam dat de schuldenaar alles in het werk stelt om de schuldeiser langs minnelijke weg er toe te krijgen van het proces af te zien. Het is zijn laatste kans om aan het gerecht te ontkomen, dat anders met onverbiddelijke strengheid zal optreden. Zo moet ook het volk deze laatste gelegenheid aangrijpen om zich te bekeren en voor Christus kiezen. Anders zal het met een onbarmhartige rechter te maken krijgen.

Zoals uit de zojuist gegeven verklaring blijkt, is onze parabel bij Lucas - in overeenstemming met haar door Jezus beoogde betekenis - een eschatologische gelijkenis. Bij Matteiis (5,25 v.) daarentegen heeft de parabel een parenetische betekenis gekregen. In het eerste evangelie wordt door deze parabel Jezus' vermaning tot verzoeningsgezindheid, die er onmiddellijk aan voorafgaat (Mt. 5,23 v.), duidelijk onderstreept:

Mt.5,23 v.
(23a) Als gij uw gave komt brengen naar het altaar (23b) en daar schiet u te binnen dat uw broeder iets tegen u heeft, (24a) laat dan uw gave voor het altaar achter, (24b) ga u eerst met uw broeder verzoenen (24c) en kom dan terug om uwgave aan te bieden.

Op deze vermaning van Jezus tot vergevensgezindheid volgt in het eerste evangelie onze gelijkenis, waarvan de matteische versie in hoge mate overeenstemt met die van Lucas:

Mt.5,25 v.
(25a) Haast u het eens te worden met uw tegenpartij, zolang ge nog met hem onderweg zijt; (25b) anders zou uw tegenpartij u wel eens aan de rechter kunnen overleveren, en de rechter u aan de gerechtsdienaar, en zoudt gij in de gevangenis worden geworpen. (26a) Voorwaar, Ik zeg u: (26b) Gij zult daar niet uitkomen, voordat ge tot de laatste penning hebt betaald.

Blijkens de zojuist aangetoonde Matteiis-context heeft de eerste evangelist (of vermoedelijk reeds de oerchristelijke ver-
kondiging voor hem) de parabel van het bezoek aan de rechter gebruikt om Jezus' vermaning tot verzoeningsgezindheid
(Mt. 5,23 v.) duidelijk te onderstrepen. Dit wordt nog eens speciaal geaccentueerd door de opwekking `Haast u het eens te worden met uw tegenpartij' (Mt.5,25a - zonder correspondentie bij Lc.12,58a!), waannee Matteus onze gelijkenis verbindt. In deze context van Matteiis krijgt onze parabel de volgende betekenis: De goddelijke rechter zal geen clementie betrachten jegens degene die niet met alle hem ten dienste staande middelen naar verzoening heeft gestreefd met de door hem beledigde medemens. Wees dus vergevensgezind!

De aankondiging van de met Jezus aangebroken eindtijd en de hieruit voortvloeiende dringende noodwendigheid zich
onverwijld te bekeren - gezien de context van Lucas de oorspronkelijke bedoeling van onze parabel - wordt bij Matteus
omgevormd tot een zedelijke vermaning tot verzoeningsgezindheid.

`Bovendien, gij kent de tijd waarin wij leven, gij weet dat het uur om uit de slaap te ontwaken reeds is aangebroken'

(Rom.13,11). `Nu is er die gunstige tijd, vandaag is het de dag van het heil' (2 Kor. 6,2).

`Laten we dus, zolang we tijd hebben, goed doen aan allen' (Gal. 6,10).