GELIJKENIS VAN HET BEZOEK AAN DE RECHTER [Lc.12,58
v.; vg1.Mt.5,25 v.]
Deze korte parabel wordt bij Lucas (12,58 v.) in haar oorspronkelijke
betekenis weergegeven, terwijl haar samenhang bij Matteus (5,25 v.) secundair
is. Daarom zullen we haar eerst in haar lucaanse en vervolgens in haar matteische
context trachten te verstaan. Bij Lucas wordt onze gehjkenis onmiddellijk
voorafgegaan door de rede van Jezus over de `tekenen des tijds' (Lc. 12,54-57;
vgl. Mt. 16,2 v.) : Lc. 12, 54-57 (54a) En tot het volk zei Hij: (54b)
wanneer gij een wolk ziet opkomen uit het westen, (54c) zegt ge terstond: er komt
regen; (54d) en zo gebeurt het ook. (Sga) En wanneer ge ziet dat er een zuidenwind
waait, (55b) zegt qe: (ssc) het wordt gloeiend heet; (55d) en het gebeurt. (56a)
Huichelaars! Van het beeld van land en lucht weetge de juiste betekenis te bepalen,
(56b) maar waarom dan niet van deze tijd? (57) Hoe komt het datge met nit uzelf
de juiste gevolgtrekking maakt? Zoals de mensen de natuurverschijnselen
juist weten te beoordelen en er rekening mee houden, zo zouden zij ook in staat
moeten zijn uit Jezus' optreden de conclusie te trekken dat de messiaanse tijd
is aangebroken. Zij zouden hun leven dienovereenkomstig moeten veranderen. Jezus
noemt zijn toehoorders `huichelaars'. Dit woord moet bij het volk, waartegen Jezus
bij Lc.12,54-57 spreekt, niet in dezelfde zin worden opgevat waarin het van de
Farizeeen gold. Dezen veinsden opzettelijk om hun valse gezindheid te verbergen
(vgl.Mt.23,27; Lc. 11,44). De mensen uit het volk daarentegen wilden zich nauwelijks
anders voordoen dan zij in feite waren. Hun `huichelarij' was van een andere aard.
Het volk zag de duidelijke tekenen van de thans aangebroken messiaanse tijd en
herkende ze vermoedelijk als zodanig, maar handelde er niet naar. Het volk gedroeg
zich dus uiterlijk dusdanig alsof het de tekenen des tijds niet verstond. Met
deze houding moet het nu eens eindelijk gedaan zijn. De mensen moeten hun onverschilligheid
tegenover Jezus laten varen en zich bij Hem aansluiten. In plaats daarvan
wachten ze besluiteloos af. En toch zouden ze nu reeds duidelijk moeten weten
wat hun te doen staat. Nu is het echt de hoogste tijd dat de mensen van gezindheid
veranderen. Anders zullen ze reddeloos aan Gods strafgericht worden onderworpen.
De vorm waarin Jezus deze ernstige vermaning kleedt is de gelijkenis van het bezoek
aan de rechter: Lc.12,58 v. (58a) Wanneer gij met uw tegenpartij naar
de overheid gaat, (58b) doe dan onderweg nog moeite u van hem te bevrijden; (58c)
anders zou hij u wel eens voor de rechter kunnen slepen, (58d) de rechter zal u
aan de gerechtsdienaar overleveren, (58e) en de gerechtsdienaar zal u in de gevangenis
werpen. (59a) Ik zeg u: (59b) Ge zult er met uitkomen, voordat ge tot de laatste
cent betaald hebt.
Onze gelijkenis is op de volgende situatie gebaseerd:
een schuldenaar is door zijn schuldeiser bij het gerecht aangeklaagd. Op weg naar
de rechtszitting ontmoeten beiden elkaar. Het is raadzaam dat de schuldenaar alles
in het werk stelt om de schuldeiser langs minnelijke weg er toe te krijgen van
het proces af te zien. Het is zijn laatste kans om aan het gerecht te ontkomen,
dat anders met onverbiddelijke strengheid zal optreden. Zo moet ook het volk deze
laatste gelegenheid aangrijpen om zich te bekeren en voor Christus kiezen. Anders
zal het met een onbarmhartige rechter te maken krijgen.
Zoals uit de zojuist
gegeven verklaring blijkt, is onze parabel bij Lucas - in overeenstemming met
haar door Jezus beoogde betekenis - een eschatologische gelijkenis. Bij Matteiis
(5,25 v.) daarentegen heeft de parabel een parenetische betekenis gekregen. In
het eerste evangelie wordt door deze parabel Jezus' vermaning tot verzoeningsgezindheid,
die er onmiddellijk aan voorafgaat (Mt. 5,23 v.), duidelijk onderstreept: Mt.5,23
v. (23a) Als gij uw gave komt brengen naar het altaar (23b) en daar schiet u
te binnen dat uw broeder iets tegen u heeft, (24a) laat dan uw gave voor het altaar
achter, (24b) ga u eerst met uw broeder verzoenen (24c) en kom dan terug om uwgave
aan te bieden. Op deze vermaning van Jezus tot vergevensgezindheid volgt
in het eerste evangelie onze gelijkenis, waarvan de matteische versie in hoge
mate overeenstemt met die van Lucas: Mt.5,25 v. (25a) Haast u het eens
te worden met uw tegenpartij, zolang ge nog met hem onderweg zijt; (25b) anders
zou uw tegenpartij u wel eens aan de rechter kunnen overleveren, en de rechter
u aan de gerechtsdienaar, en zoudt gij in de gevangenis worden geworpen. (26a)
Voorwaar, Ik zeg u: (26b) Gij zult daar niet uitkomen, voordat ge tot de laatste
penning hebt betaald. Blijkens de zojuist aangetoonde Matteiis-context heeft
de eerste evangelist (of vermoedelijk reeds de oerchristelijke ver- kondiging
voor hem) de parabel van het bezoek aan de rechter gebruikt om Jezus' vermaning
tot verzoeningsgezindheid (Mt. 5,23 v.) duidelijk te onderstrepen. Dit wordt
nog eens speciaal geaccentueerd door de opwekking `Haast u het eens te worden
met uw tegenpartij' (Mt.5,25a - zonder correspondentie bij Lc.12,58a!), waannee
Matteus onze gelijkenis verbindt. In deze context van Matteiis krijgt onze parabel
de volgende betekenis: De goddelijke rechter zal geen clementie betrachten jegens
degene die niet met alle hem ten dienste staande middelen naar verzoening heeft
gestreefd met de door hem beledigde medemens. Wees dus vergevensgezind! De
aankondiging van de met Jezus aangebroken eindtijd en de hieruit voortvloeiende
dringende noodwendigheid zich onverwijld te bekeren - gezien de context van
Lucas de oorspronkelijke bedoeling van onze parabel - wordt bij Matteus omgevormd
tot een zedelijke vermaning tot verzoeningsgezindheid. `Bovendien, gij kent
de tijd waarin wij leven, gij weet dat het uur om uit de slaap te ontwaken reeds
is aangebroken' (Rom.13,11). `Nu is er die gunstige tijd, vandaag is het
de dag van het heil' (2 Kor. 6,2). `Laten we dus, zolang we tijd hebben,
goed doen aan allen' (Gal. 6,10). |