NOEME WILLEM
VISSER Wie en Waarom

LITURGIE &CETERA Thema's
 Kerkelijk Jaar
Hoofddienst  Getijden Devotie Uitingsvormen 

Liturgie

LITURGIEK
Liturgiek TVG

Liturgiegeschiedenis

Joods

Vroeg Christelijk

Oosters Orthodox

Westers Katholiek

Protestants

HYMNOLOGIE

Geschiedenis van de Hymnodie

Oud Joodse Hymnodie
Vroeg Christelijke Hymnodie
Griekse Hymnodie tot 900AD
Latijnse Hymnodie
Lutherse Hymnodie
Calvinistische (Franse) Psalmodie
Nederlandse Gemeentezang
na de Reformatie

Engelse Hymnodie

Muziekgeschiedenis


Kunstgeschiedenis

Prehistorie, Oudheid en Vroege Middeleeuwen
Middeleeuwen
Renaissance
Barok en Rococo
Negentiende Eeuw
Twintigste Eeuw



 

Gelijkenis van de zuurdesem (gist) [Mt. 13,33; Lc. 13,20v]


Mt. 13,33

(33a) Nog een andere gelijkenis vertelde Hij hun: (33b) Het Rijk der hemelen gelijkt op gist, (33c) die een vrouw in drie maten bloem vermengde, (33d) totdat deze in hun geheel gegist waren.

Lc. 13,20 v.

(20a) Hij zei ook nog: (20b) Waarmee zal Ik het Rijk Gods vergelyken? (21a) Het gelijkt op gist, (21b) die een vrouw in drie maten b1oem vermerkte, (21c) totdat deze in hun geheel gegist waren.

Opvallend is de buitengewoon grote hoeveelheid bloem die de vrouw gebruikte [1 `maat' (Aram, satha, Hebr. seath) _
ongeveer 13 liter]. De hoeveelheid brood die ze bakte was veel groter dan in een normaal huishouden nodig is. Een huishouden bestond in het kinderrijke oude Oosten gewoonlijk uit tien a vijftien personen. Er werd telkens slechts voor een dag brood gebakken, omdat het door het uit zee gewonnen zout snel aan bederf onderhevig was. De vaak gehoorde onderstelling dat de bijbelse `schepel'-maat een vijfde minder geweest zou zijn dan de later gebruikelijke, maakt nauwelijks verschil. De uitzonderlijke hoeveelheid bloem is een irreele trek van de parabel, door Jezus in de gelijkenis opgenomen om de godsdienstige werkelijkheid waar het om ging te veraanschouwehjken. De uitzonderhjk grote hoeveelheid bloem is nodig om op een zo opvallend mogelijke wijze als eindeffect een doorzuurde deegmassa tot stand te brengen. De gegiste massa is immers een veelvoud van het kleine beetje gist dat het begin vormde van de indrukwekkende eindtoestand.

Net zo min als de parabel van het mosterdzaadje mag men de gelijkenis van de gist opvatten als de weergave van een proces (een ontwikkeling). Noch in deze noch in de gelijkenis van het mosterdzaadje wilde Christus de groei van de Godsheerschappij veraanschouwelijken. Terwijl Hij de plastische, concrete beschouwingswijze van de oude oosterling bezigt, richt Jezus de aandacht van zijn toehoorders op hetgeen bij de in het kort geschetste gebeurtenissen in het oog valt: het nietige mosterdzaadje resp. het kleine beetje gist in het begin en de reusachtige plant resp. de grote deegmassa op bet eind. De oosterling van toen haalde bet niet in zijn hoofd om na te denken over de ontwikkeling die zich voltrekt in de fase tussen begin- en eindstadium.

De traditionele uitleg dat in de gelijkenis van het mosterdzaadje de `extensieve' (d.w.z. de zich ver uitstrekkende en in de
groei zichtbaar wordende), in de parabel van de gist daarentegen de `intensieve' (d.w.z. de in de diepte gaande en machtig in 's mensen binnenste zich voltrekkende) werkzaamheid der Godsheerschappij wordt aangeduid, is dan ook nauwelijks steekhoudend. Bij deze parabels gaat het immers om een dubbele gelykenis met een `mannelijk' (= gelijkenis van het mosterdzaadje) en een `vrouwelijk' beeld (parabel van de gist). Overeenkomstig het synoniem parallellisme hebben beide beelden de taak dezelfde gedachte te veraanschouwelijken, n.l. die van het onopvallende begin en van de indrukwekkende eindtoestand der Godsheerschappij. Zoals we reeds zagen moeten beide gelijkenissen worden opgevat als contrastgelijkenissen. Als zodanig willen zij niet de binnentijdelijke ontwikkeling van de Godsheerschappij uitbeelden, maar op de stelligheid van zijn eschatologische voleinding wijzen.

Het is niet moeilijk te raden tegen welkc situatic Jezus zich in ons gelijkenispaar heeft gekant (dit doet de vraag rijzen naar de `Sitz im Leben Jesu' van onze beide parabels) : met hun volksgenoten waren de leerlingen van Jezus van mening dat de heerschappij van God `onmiddellijk ging verschijnen' (Lc. 19,11). Dat wil zeggen dat zij groots zou beginnen en met een slag het gelaat van de aardbodem zou vernieuwen. Hoe volkomen anders, hoe onopvallend naar buiten, ja hoe armzalig was het begin van de met Jezus' komst begonnen heerschappij van God! Het is derhalve begrijpelijk dat men Jezus' boodschap van het Rijk Gods wantrouwde. Ten dele gold dat ook voor zijn leerlingen. Op dit wantrouwen reageert Jezus door middel van deze beide gelijkenissen: God wil dat de Godsheerschappij `uiterst klein' (mosterdzaadje!) en onopvallend (gist!) begint. Maar houdt moed! Zo gewis als bet nictige mosterdzaadje uitgroeit tot een reusachtige plant en het kleine beetje gist die grote massa gegist deeg tot stand brengt, zo gewis zal de Godsheerschappij zich cens in haar eindstadium groots en indrukwekkend manifesteren, al was haar begin ook nog zo
pover en zonder enig vooruitzicht!

`Weest niet bevreesd, kleine kudde; het heeft uw Vader behaagd u het Koninkryk te schenken' (Lc.12,3a).

`Neen, wat voor de wereld dwaas is, heeft God uitverkoren om de wijzen te beschamen; wat voor de wereld zwak is, heeft God uitverkoren om het sterke te beschamen; wat voor de wereld van geringe afkomst is en onbeduidend heeft God uitverkoren; wat niets is om teniet te doen wat iets is' (1Kor.l,2w.).

`Ik ben de Alfa en de Omega, de Eerste en de Laatste, de Oorsprong en het Einde' (Apok.22,13).