NOEME WILLEM
VISSER Wie en Waarom

LITURGIE &CETERA Thema's
 Kerkelijk Jaar
Hoofddienst  Getijden Devotie Uitingsvormen 

Liturgie

LITURGIEK
Liturgiek TVG

Liturgiegeschiedenis

Joods

Vroeg Christelijk

Oosters Orthodox

Westers Katholiek

Protestants

HYMNOLOGIE

Geschiedenis van de Hymnodie

Oud Joodse Hymnodie
Vroeg Christelijke Hymnodie
Griekse Hymnodie tot 900AD
Latijnse Hymnodie
Lutherse Hymnodie
Calvinistische (Franse) Psalmodie
Nederlandse Gemeentezang
na de Reformatie

Engelse Hymnodie

Muziekgeschiedenis


Kunstgeschiedenis

Prehistorie, Oudheid en Vroege Middeleeuwen
Middeleeuwen
Renaissance
Barok en Rococo
Negentiende Eeuw
Twintigste Eeuw



 

Gelykenis van het mosterdzaadje [Mt.13,31b-32;Mc.4,30b-32; Lc.13,18b-19]
Mt.13,31b-32

(31 b) Het Ryk der hemelengelykt op een mosterdzaadje, dat iemand op zyn akker zaaide. (32a) Weliswaar is dit het allerkleinste zaadje, (32b) maar wanneer het is opgeschoten (32c) is het groter dan de andere tuingewassen; het wordt een boom, (32d) zodat `de vogels in zyn takken komen nestelen (vgl.Ez.17,23;31,6;Dan. 4,9.11.18).

Mc.4,30b-32

(30b) Welke vergehking kunnen we vinden voor het Ryk Gods (30c) en in welke gelykenis zullen we het voorstellen? (31a) Het lykt op een mosterdzaadje. (31 b) Wanneer dat gezaaid wordt in de grond, is het wel het allerkleinste zaadje op aarde; (32a) maar eenmaal gezaaid, (32b) schiet het op en wordt groter dan alle tuingewassen, (32c) en het krygt grote takken, (32d) zodat `de vogels in zyn schaduw kunnen nestelen' (vgl.Ez.l7,23;31,6; Dan.4,9.11.18).
Lc.13,18b-19

(18b) Waarop gelykt het Koninkryk Gods, (18c) waarmee zal Ik het vergelyken? (19a) Het gelykt op een mosterdzaadje, (19b) dat iemand in zyn tuin zaaide; (19c) het groeide en werd een grote boom en `de vogels uit de lucht nestelden in zyn takken' (v91.Ez.17, 23;31,6; Dan.4,9.11-18).

Het zaadje van de mosterdplant is weliswaar klein, maar stellig niet `het allerkleinste zaadje' (Mt.13,32a;Mc.4,31b). Door dit zo overdreven te stellen wilde de parabelverteller alleen maar laten uitkomen dat het mosterdzaadje, vergeleken bij de aanzienlijke hoogte van de volgroeide plant (vgl.Mt.13,32b-c; Mc.4,32b), naar verhouding zeer klein is. In het joodse spraakgebruik placht men erg kleine hoeveelheden aan te duiden met `klein als een mosterdzaadje'; vgl. `een geloof als een mosterdzaadje' (Mt.17,20;Lc.17,6) = kleingeloof, gebrek aan geloof.

De mosterdplant schiet zeer snel omhoog. In Palestina bereikt ze een hoogte van drie meter, soms nog iets meet. Wel wordt de plant nooit een echte `boom' (vgl.Mt.13,32c;Lc.13,19c); maar omdat de onderste delen van de volgroeide mosterdplant verhouten lijkt ze enigszins op een boom.

De vogels strijken graag op de enorme takken van de mosterdplant neer ter wille van de zaadjes. Zij `wonen' (Mt.I3,
32d;Mc.4,32d;Lc.13,19c), d.w.z. nestelen er echter niet in. Ten eerste zijn de takken daar te buigzaam voor en ten tweede heeft de plant een te kort leven. Men mag dus rustig aannemen dat het met `wonen vertaalde Griekse werkwoord kataskenoun (hetgeen eigenlijk `zijn tent opslaan' betekent) een allegorische functie heeft. Het verwijst naar een religieuze werkelijkheid: alle volken der aarde zullen een plaats vinden in het Godsrijk. Het beeld van de boom met zijn takken waarin de vogels uit de lucht wonen, wordt in het Oude Testament vaak gebruikt om een geweldig rijk aan te duiden dat plaats biedt aan zeer veel onderdanen; vgl. Ez. 17,23 ; 31,6 ; vooral Dan.4,9. 11.18 (de droom van Nebulcadnessar).

De betekenis van de parabel van het mosterdzaadje, die tot de zogenoemde contrastgelijkenissen behoort, is duidelijk. Zoals het spreekwoordelijk geworden nietige mosterdzaadje uitgroeit tot een geweldig grote boomachtige plant, zo gaat het ook met het Godsrijk. Nietig en onopvallend in het begin omvat het uiteindelijk alle volken die tot de heilsgemeenschap behoren. Het vergelijkingspunt in deze parabel is niet te vinden in de gestadige, onstuitbare groei, en ook niet in de snelle groei, maar enkel en alleen in het contrast tussen het onopvallende beginstadium en de indrukwekkende eindtoestand.