LITURGIE &CETERA | Thema's | |||||||
Kerkelijk Jaar | ||||||||
Hoofddienst | Getijden | Devotie | Uitingsvormen | |||||
|
Gelykenis van het mosterdzaadje
[Mt.13,31b-32;Mc.4,30b-32; Lc.13,18b-19] (31 b) Het Ryk der hemelengelykt op een mosterdzaadje, dat iemand op zyn akker zaaide. (32a) Weliswaar is dit het allerkleinste zaadje, (32b) maar wanneer het is opgeschoten (32c) is het groter dan de andere tuingewassen; het wordt een boom, (32d) zodat `de vogels in zyn takken komen nestelen (vgl.Ez.17,23;31,6;Dan. 4,9.11.18). Mc.4,30b-32 (30b)
Welke vergehking kunnen we vinden voor het Ryk Gods (30c) en in welke gelykenis
zullen we het voorstellen? (31a) Het lykt op een mosterdzaadje. (31 b) Wanneer
dat gezaaid wordt in de grond, is het wel het allerkleinste zaadje op aarde; (32a)
maar eenmaal gezaaid, (32b) schiet het op en wordt groter dan alle tuingewassen,
(32c) en het krygt grote takken, (32d) zodat `de vogels in zyn schaduw kunnen
nestelen' (vgl.Ez.l7,23;31,6; Dan.4,9.11.18). (18b) Waarop gelykt het Koninkryk Gods, (18c) waarmee zal Ik het vergelyken? (19a) Het gelykt op een mosterdzaadje, (19b) dat iemand in zyn tuin zaaide; (19c) het groeide en werd een grote boom en `de vogels uit de lucht nestelden in zyn takken' (v91.Ez.17, 23;31,6; Dan.4,9.11-18). Het zaadje van de mosterdplant is weliswaar klein, maar stellig niet `het allerkleinste zaadje' (Mt.13,32a;Mc.4,31b). Door dit zo overdreven te stellen wilde de parabelverteller alleen maar laten uitkomen dat het mosterdzaadje, vergeleken bij de aanzienlijke hoogte van de volgroeide plant (vgl.Mt.13,32b-c; Mc.4,32b), naar verhouding zeer klein is. In het joodse spraakgebruik placht men erg kleine hoeveelheden aan te duiden met `klein als een mosterdzaadje'; vgl. `een geloof als een mosterdzaadje' (Mt.17,20;Lc.17,6) = kleingeloof, gebrek aan geloof. De mosterdplant schiet zeer snel omhoog. In Palestina bereikt ze een hoogte van drie meter, soms nog iets meet. Wel wordt de plant nooit een echte `boom' (vgl.Mt.13,32c;Lc.13,19c); maar omdat de onderste delen van de volgroeide mosterdplant verhouten lijkt ze enigszins op een boom. De vogels strijken
graag op de enorme takken van de mosterdplant neer ter wille van de zaadjes. Zij
`wonen' (Mt.I3, De betekenis van de parabel van het mosterdzaadje, die tot de zogenoemde contrastgelijkenissen behoort, is duidelijk. Zoals het spreekwoordelijk geworden nietige mosterdzaadje uitgroeit tot een geweldig grote boomachtige plant, zo gaat het ook met het Godsrijk. Nietig en onopvallend in het begin omvat het uiteindelijk alle volken die tot de heilsgemeenschap behoren. Het vergelijkingspunt in deze parabel is niet te vinden in de gestadige, onstuitbare groei, en ook niet in de snelle groei, maar enkel en alleen in het contrast tussen het onopvallende beginstadium en de indrukwekkende eindtoestand.
|
|