LITURGIE &CETERA | Thema's | |||||||
Kerkelijk Jaar | ||||||||
Hoofddienst | Getijden | Devotie | Uitingsvormen | |||||
|
GELIJKENIS VAN DE SCHAT IN DE AKKER Mt.13,44 (44a) Het Ryk der hemelengelykt op een schat, verborgen in een akker. (44b) Toen iemand hem vond, verborg hy hem weer, (44c) en in zyn blydschap ging hy alles te gelde maken wat hy bezat en kocht die akker. Om een of andere onbekende reden, misschien vanwege een dreigende oorlog of uit vrees voor dieven, had iemand jaren geleden waardevolle voorwerpen in een pot gestopt en heimelijk in zijn akker begraven. Later schijnt de eigenaar van de begraven schat gestorven te zijn en de verborgen schat werd vergeten. De schat werd toevallig door `iemand', misschien een dagloner die op het veld werkte, ontdekt. Volgens het Romeinse recht had de vinder in een dergelijk geval recht op de schat. Het joodse rechtsbegrip evenwel (en naar het gevoelen van Jezus' toehoorders was dit voor de man uit onze parabel de enige maatstaf) kende de gevonden schat aan de eigenaar van de akker toe. De vinder wil de schat niet stelen. Maar hij is zo overtuigd van de grote waarde van de schat (in zijn blijdschap erover verkoopt hij al wat hij bezit om de schat te verwerven!) dat hij er alles voor over heeft (`hij ging alles te gelde maken wat hij bezat') om hem langs legale weg in zijn bezit te krijgen. De essentiele trek van de parabel is de overtuiging van de dagloner dat
de gevonden schat een grote waarde heeft. Hij is Men kan de houding van de vinder weliswaar juridisch onaanvechtbaar,
maar toch oneerlijk, dus immoreel vinden. Stel
|
|