NOEME WILLEM
VISSER Wie en Waarom

LITURGIE &CETERA Thema's
  Kerkelijk Jaar
Hoofddienst   Getijden   Devotie   Uitingsvormen  

Liturgie

LITURGIEK
Liturgiek TVG

Liturgiegeschiedenis

Joods

Vroeg Christelijk

Oosters Orthodox

Westers Katholiek

Protestants

HYMNOLOGIE

Geschiedenis van de Hymnodie

Oud Joodse Hymnodie
Vroeg Christelijke Hymnodie
Griekse Hymnodie tot 900AD
Latijnse Hymnodie
Lutherse Hymnodie
Calvinistische (Franse) Psalmodie
Nederlandse Gemeentezang
na de Reformatie

Engelse Hymnodie

Muziekgeschiedenis


Kunstgeschiedenis

Prehistorie, Oudheid en Vroege Middeleeuwen
Middeleeuwen
Renaissance
Barok en Rococo
Negentiende Eeuw
Twintigste Eeuw



Hel

Gehenna een Grieks woord dat in het Nederlands wordt vertaald als hel, is afgeleid van de naam van het smalle, rotsachtige Dal van Hinnom (Hebreeuws: Gej Hinnom, Gej Ben-Hinnom, het dal van de zonen van Hinnom), ten zuiden van Jeruzalem. Tijdens het koningschap van Salomo werd in de vallei Moloch vereerd met het brengen van kinderoffers onder zang en dans. (1 Koningen 11:7). Het betrof hier eerstgeboren kinderen die levend in het vuur werden geworpen, terwijl de priesters masturbeerden. In de Bijbel werd dit een gruwel genoemd en werd gezegd dat de HEER woedend werd op Salomo en hem vervloekte. De details werden echter niet opgeschreven, maar zijn bekend van de geschiedschrijving van de Ammonieten.

Om die reden werd het later de plaats waar vuilnis werd verbrand. Afval, vuil en lijken van dieren en verachte misdadigers werden geworpen in het vuur van gehenna, ofwel het Dal van Hinnom. Gewoonlijk werd al wat in dit dal werd geworpen door vuur vernietigd, volledig opgebrand. Het vuur werd dag en nacht brandend gehouden met behulp van fosfor en de geur was van verre te ruiken.

Oude Testament
De plaats wordt op verschillende plekken in het genoemd. In 2 Kronieken 28:3; 33:6 wordt vermeld dat de latere koningen Achaz en Manasse daar hun zonen hadden geofferd en komt ook voor in Jeremia 7:31; 19:2-6; 32:35 waar de HEER herhaalde dat hij wat daar had plaatsgevonden nooit geboden, nooit gezegd en nooit gewild had. Tijdens het bewind van koning Josia werd de verering van Moloch verboden en liet hij de offerplaats Tofet ontwijdden (2 Koningen 23:10).

Nieuwe Testament
Vanwege datgene wat in de Dal van Hinnom gebruikte Jezus in Matteüs 23:33 het woord gehenna, hetgeen vertaald werd als hel, om het lot van verstokte zondaars te beschrijven. De Bijbelse term Hades (Hebreeuws: sheol), dat ook vertaald wordt als hel en voornamelijk in het Oude Testament wordt gebruikt wordt gebruikt voor het idee van een onderwereld dat algemeen gangbaar was.

De term gehenna wordt vrijwel uitsluitend in de synoptische evangelieën gevonden. Gehenna wordt meestal beschreven als een plaats van vurige marteling (bijv. Matthew 5:22, 18:8-9; Mark 9:43-49) hoewel ook andere beelden gebruikt worden zoals duisternis en knarsetanden (bijv. Matthew 8:12; 22:13).

De 'hel', een negatief oord van bestemming voor slechte mensen, is ook te vinden in andere delen van het NT hoewel de term gehenna daar niet wordt gebruikt. De geschriften van Johannes benoemen de bestemming van slechte mensen als "omkomen", "dood" en "veroordeling" of "oordeel". Paulus spreekt over "toorn" en "eeeuwigdurende vernietiging" (vgl. Romeinen 2:7-9; 2 Thessalonicenzen 1:9), terwijl de algemene zendbrieven meerdere termen en beelden gebruiken inclusief "laaiend vuur" (Hebreeën 10:27), "vernietiging" (2 Petrus 3:7), "eeuwig vuur" (Judas 7) en "zwartste duisternis" (Judas 13). Het boek Openbaring bevat het beeld van de "poel van vuur" en "brandend zwavel" waar de weerspannigen "dag en nacht in alle eeuwigheid" gekweld worden (bijv. Openbaring 20:10).

Het Nieuwe Testament gebruikt ook het Griekse woord hades, gewoonlijk om te verwijzen naar de tijdelijke verblijfplaats van de doden (bijv.. Hand 2:31; Openbaring 20:13). Slechts één passage beschrift hades als een plaats van kwelling, de gelijkenis van Lazarus en de Rijke man (Lukas 16:19-31). Jezus verbeeld hier een slecht mens die vurige kwelling ondergaat in Hades, met als contrast de schoot van Abraham, en legt uit dat het onmogelijk is van de ene plaats naar de andere plaats over te steken. Sommige geleerden geloven dat de gelijkenis de intertestamentaire Joodse visie op hades (of sheol) weergeeft met aparte afdelingen voor de slechten en de rechtvaardigen. In Openbaring 20:13-14 wordt Hades zelf in de "poel van vuur" gegooid na ontdaan te zijn van de doden.

De zinsnede 'poel van vuur' komt in vier verzen in Openbaring voor:

19:20 Het beest werd gevangengenomen, samen met de valse profeet die in zijn bijzijn tekenen had verricht, waardoor hij iedereen had misleid die het merkteken van het beest droeg en zijn beeld aanbad. Levend werden ze in de vuurpoel met brandende zwavel gegooid. (NBV)
20:10 En de duivel, die hen misleidde, wordt in de poel van vuur en zwavel gegooid, bij het beest en de valse profeet. Daar zullen ze dag en nacht worden gepijnigd, tot in eeuwigheid. (NBV)
20:14 Toen werden de dood en het dodenrijk in de vuurpoel gegooid. Dit is de tweede dood: de vuurpoel. 15 Wie niet in het boek van het leven bleek te staan werd in de vuurpoel gegooid. (NBV)

Samenvattend: Openbaring 19-20 zegt dat het beest, de valse profeet, de duivel, de dood, Hades, en al degenen wier namen niet gevonden worden in het Boek van het Leven in de vuurpoel geworpen worden.

Volgens Openbaring 20:10, zullen de Duivel, het beest en de valse profeet eeuwig gemarteld worden. De Dood en Hades lijken hier als personen voorgesteld te worden: ze worden gekweld alsof zij personen (demonen of satanische wezens) zijn.

In de Christelijke traditie werd het idee gangbaar dat degenen die in het laatste oordeel afgekeurd werden eeuwig gestraft zouden worden in het vuur. Dit beeld treffen we bijvoorbeeld aan bij Hippolytus van Rome (stierf 235). Hij beschreef de Hades, het oord van de doden, met "een poel van onblusbaar vuur" aan de rand waarvan de onrechtvaardigen "sidderen in afschuw bij de verwachting van het komende oordeel, (alsof ze) al de kracht van hun straf voelen", terwill de rechtvaardigen "naar een plaats gebracht worden vol van licht" (genaamd de schoot van Abraham), "en altijd genieten van het aanschouwen van de zegeningen die ze voor zich zien en zich verheugen op andere steeds nieuwe zegeningen"