LITURGIE &CETERA | Thema's | |||||||
Kerkelijk Jaar | ||||||||
Hoofddienst | Getijden | Devotie | Uitingsvormen | |||||
|
Hel Gehenna een Grieks woord dat in het Nederlands wordt vertaald als hel, is afgeleid van de naam van het smalle, rotsachtige Dal van Hinnom (Hebreeuws: Gej Hinnom, Gej Ben-Hinnom, het dal van de zonen van Hinnom), ten zuiden van Jeruzalem. Tijdens het koningschap van Salomo werd in de vallei Moloch vereerd met het brengen van kinderoffers onder zang en dans. (1 Koningen 11:7). Het betrof hier eerstgeboren kinderen die levend in het vuur werden geworpen, terwijl de priesters masturbeerden. In de Bijbel werd dit een gruwel genoemd en werd gezegd dat de HEER woedend werd op Salomo en hem vervloekte. De details werden echter niet opgeschreven, maar zijn bekend van de geschiedschrijving van de Ammonieten. Om die reden werd het later de plaats waar vuilnis werd verbrand. Afval, vuil en lijken van dieren en verachte misdadigers werden geworpen in het vuur van gehenna, ofwel het Dal van Hinnom. Gewoonlijk werd al wat in dit dal werd geworpen door vuur vernietigd, volledig opgebrand. Het vuur werd dag en nacht brandend gehouden met behulp van fosfor en de geur was van verre te ruiken. Oude Testament Nieuwe Testament De term gehenna wordt vrijwel uitsluitend in de synoptische evangelieën gevonden. Gehenna wordt meestal beschreven als een plaats van vurige marteling (bijv. Matthew 5:22, 18:8-9; Mark 9:43-49) hoewel ook andere beelden gebruikt worden zoals duisternis en knarsetanden (bijv. Matthew 8:12; 22:13). De 'hel', een negatief oord van bestemming voor slechte mensen, is ook te vinden in andere delen van het NT hoewel de term gehenna daar niet wordt gebruikt. De geschriften van Johannes benoemen de bestemming van slechte mensen als "omkomen", "dood" en "veroordeling" of "oordeel". Paulus spreekt over "toorn" en "eeeuwigdurende vernietiging" (vgl. Romeinen 2:7-9; 2 Thessalonicenzen 1:9), terwijl de algemene zendbrieven meerdere termen en beelden gebruiken inclusief "laaiend vuur" (Hebreeën 10:27), "vernietiging" (2 Petrus 3:7), "eeuwig vuur" (Judas 7) en "zwartste duisternis" (Judas 13). Het boek Openbaring bevat het beeld van de "poel van vuur" en "brandend zwavel" waar de weerspannigen "dag en nacht in alle eeuwigheid" gekweld worden (bijv. Openbaring 20:10). Het Nieuwe Testament gebruikt ook het Griekse woord hades, gewoonlijk om te verwijzen naar de tijdelijke verblijfplaats van de doden (bijv.. Hand 2:31; Openbaring 20:13). Slechts één passage beschrift hades als een plaats van kwelling, de gelijkenis van Lazarus en de Rijke man (Lukas 16:19-31). Jezus verbeeld hier een slecht mens die vurige kwelling ondergaat in Hades, met als contrast de schoot van Abraham, en legt uit dat het onmogelijk is van de ene plaats naar de andere plaats over te steken. Sommige geleerden geloven dat de gelijkenis de intertestamentaire Joodse visie op hades (of sheol) weergeeft met aparte afdelingen voor de slechten en de rechtvaardigen. In Openbaring 20:13-14 wordt Hades zelf in de "poel van vuur" gegooid na ontdaan te zijn van de doden. De zinsnede 'poel van vuur' komt in vier verzen in Openbaring voor: 19:20 Het beest werd gevangengenomen, samen met de valse profeet die
in zijn bijzijn tekenen had verricht, waardoor hij iedereen had misleid
die het merkteken van het beest droeg en zijn beeld aanbad. Levend werden
ze in de vuurpoel met brandende zwavel gegooid. (NBV) Samenvattend: Openbaring 19-20 zegt dat het beest, de valse profeet, de duivel, de dood, Hades, en al degenen wier namen niet gevonden worden in het Boek van het Leven in de vuurpoel geworpen worden. Volgens Openbaring 20:10, zullen de Duivel, het beest en de valse profeet eeuwig gemarteld worden. De Dood en Hades lijken hier als personen voorgesteld te worden: ze worden gekweld alsof zij personen (demonen of satanische wezens) zijn. In de Christelijke traditie werd het idee gangbaar dat degenen die in het laatste oordeel afgekeurd werden eeuwig gestraft zouden worden in het vuur. Dit beeld treffen we bijvoorbeeld aan bij Hippolytus van Rome (stierf 235). Hij beschreef de Hades, het oord van de doden, met "een poel van onblusbaar vuur" aan de rand waarvan de onrechtvaardigen "sidderen in afschuw bij de verwachting van het komende oordeel, (alsof ze) al de kracht van hun straf voelen", terwill de rechtvaardigen "naar een plaats gebracht worden vol van licht" (genaamd de schoot van Abraham), "en altijd genieten van het aanschouwen van de zegeningen die ze voor zich zien en zich verheugen op andere steeds nieuwe zegeningen"
|
|