|
|
|
Samenvatting Oude Testament
De wet of torah
De eerste vijf boeken, de boeken van Mozes, worden door de Joden de Torah
genoemd
Het eerste boek heet Genesis, dat is Grieks voor wording'. De Joden noemen
dat boek: Berésjiet. Dat betekent'in het begin'. Als je de eerste
bladzijde van de bijbel opslaat, dan kun je lezen dat de eerste woorden
van de bijbel zijn: 'In den beginne . . .' of: 'In het begin . . .'; de
Joden noemen de bijbelboeken altijd naar de eerste woorden die er in een
boek staan.
Het eerste verhaal van de bijbel gaat dan ook over het begin, de schepping
van de hemel en de aarde. De Joden hebben dit verhaal voorop gezet omdat
zij willen vertellen van hun geloof in die God, die van het begin af aan
met mensen te maken heeft willen hebben. Het verhaal vertelt dan ook niet
precies hoe alles in zijn werk is gegaan bij het ontstaan van de aarde,
maar het vertelt van God, die een plan heeft met de mens en die daarom
uit de chaos i een aarde maakt als leefgebied voor die mens.
In de verhalen, die na dat eerste scheppingsver1 haal volgen, wordt verteld
hoe de mens keer op keer het anders doet dan God wil. Lees maar: Adam
= de mens, Kaïn en Abel, de mensen uit de tijd van Noach (Genesis
6-9), de torenbouw van Babel (Genesis 11).
Vanaf Genesis 12 spitst het verhaal zich toe op een mens, geroepen uit
vele anderen om op weg te gaan naar het land van de belofte. Het gaat
over Abraham; hij is de aartsvader van Israël. De bedoeling van het
verhaal is om aan te geven dat in Abraham eigenlijk het volk Israël
geroepen is, als een volk uit de volken, om op weg te gaan naar het beloofde
land. Dat land is het land (ook wel de stad) van de vrede.
Abrahams tocht is ook een 'thema' uit heel de bijbel. Op veel manieren
wordt die tocht herhaald: door Jakob, door het volk na de uittocht, na
de ballingschap, door jezus en na hem eigenlijk door alle gelovigen. Die
tocht begint met vertrouwen op de roepstem en dan antwoorden met je eigen
leven.
Genesis vertelt verder over de aartsvaders en -moeders en eindigt met
het verhaal over Jozef, die onderkoning wordt in Egypte. Centraal staat
in deze verhalen dat'de gezegende'telkens moet lijden, opdat anderen ook
in zijn zegen kunnen delen.
Lees maar eens hoe Jozef eerst verkocht wordt en in Egypte in de gevangenis
terechtkomt, voordat hij zijn vader en broers kan redden.
Exodus, Leviticus, Numeri, Deuteronomium
Exodus is Grieks voor 'uittocht'. In het Hebreeuws heet het boek: Sjemoot,
de namen.
In het tweede hoofdstuk van dit boek komen we al direct een toekomstige
hoofdrolspeler uit het verhaal tegen: Mozes. Dat betekent: die uit het
water getrokken is. Dat is het belangrijkste thema van het boek: de bevrijding
uit Egypte met als hoogtepunt de doortocht door het water van de Schelfzee
(Exodus 13 en 14). Door het water heengaan is een ander thema dat in heel
de bijbel belangrijk blijft.
Het water was voor de Joden het symbool van de chaos, de dood, het kwaad.
God maakt scheiding in die doodsmacht, zodat er nieuwe toekomst is.
Het feest van de bevrijding uit Egypte wordt elk jaar opnieuw door de
Joden gevierd. Aan de seidermaaltijd bij het Pesachfeest (joodse paasfeest)
vraagt de jongste van het gezin: 'Waarom is deze avond anders dan andere
avonden?' Dan vertelt de vader het verhaal van de uittocht. Bil die maaltijd
eet het joodse gezin ongezuurde broden en bittere kruiden om weer te beleven
wat het volk toen heeft meegemaakt.
In het vervolg van het verhaal lezen we dan van de woestijnreis. De woestijn
is een begrip dat in de bijbel meer betekent dan alleen maar een aardrijkskundige
plaats waar het erg droog is. De woestijn is het gebied waar de ondergang
dreigt. Alle vruchtbaarheidsgoden blijken daar geen macht te hebben. Alleen
de God van Israël maakt zich daar bekend.
Durft Israël het met hem aan of niet? Dat is de vraag waar het in
het woestijnverhaal om draait. Lees naast dit verhaal ook eens het verhaal
van de verzoeking van Jezus in de woestijn, Matteüs 4: 1 -11, en
je zult ontdekken dat de bijbelse verhalen veel meer zijn dan geschiedenisverhalen.
Tijdens de woestijnreis worden op de Sinai de tien woorden gegeven, tien
regels die in een notedop weergeven waar het God om gaat. Ze beginnen
met te wijzen op de geschiedenis: hoe God bevrijdde uit het slavenhuis
Egypte. Maar dan volgen regels die aangeven hoe je vrij blijft. De tien
woorden vormen in feite een samenvatting van heel de torah, die een richtingcianwijzer
wil zijn naar het land van de belofte. Dat land is natuurlijk Kanaan,
een aanwijsbaar gebied. Even belangrijk is echter de vraag hoe het er
in dat land toegaat. Dat wordt nu aangewezen in de torah. Het beloofde
land moet een land van vrijheid, van vrede, van heelheid zijn. Zij wordt
gezien als een geschenk van God om het volk te bevrijden.
In het boek Juda wordt het land Kanaan in bezit genomen, daarna volgt
de tijd van de Rechters
In de tijd van de Rechters (Richteren) speelt zich de novelle Ruth af.
Het boek Ruth is genoemd naar een vrouw die van Mocibitische afkomst
was en door haar huwelijk met de joodse man Boaz de stammoeder wordt van
David, de grote koning. Zo vertelt het boek in feite dat God niet alleen
maar een God van de loden is, maar van alle volkeren. Het verhaal wordt
voorgelezen op het z.g. Wekenfeest, een oogstfeest, dat zeven weken na
het joodse paasfeest gevierd wordt.
Maar op den duur wil het volk één leider, een koning, net
als de andere volken. Hoe het zover komt beschrijven ons de boeken 1 1
en 2 Samuël. Belangrijk om te weten is dat de koning van Israël
geen machtig heerser zal mogen zijn, maar een dienaar. Zijn taak is een
dienstknecht te zijn van de enige koning, Jahwe. Waar de koning zich aan
te houden heeft is de torah, de richtingwijzer naar het koninkrijk van
God. Wijst de koning op zichzelf, stelt hij zichzelf in het middelpunt,
dan gaat het fout; bij Saul, de eerste koning, gebeurt dat. Dat betekent
dat er een andere koning komt: David.
In de geschiedenis van Israël is Davids naam verbonden met Gods
plan voor een rijk van vrede en recht. De'Zoon van David', de Messias,
zal degene zijn die dit rijk komt brengen.
1 en 2 Koningen. Davids opvolger Salomo is een machtig vorst, die Israël
op het toppunt van bloei heeft gebracht. Het wordt een bekend land, waar
vorsten en koninginnen naar toe komen. Zo wordt Israël ons geschilderd
als een volk met een God, waar de volken naar opzien. Ook dat speelt mee
in de verwachting van het komende rijk: Jeruzalem, waarnaar alle volken
zich zullen richten om daar hun vrede van te verwachten.
Maar als Salomo weer teveel naar zichzelf kijkt en zijn taak als dienaar
vergeet, dan scheurt zijn rijk in tweeën. Vanaf dat moment zijn er
twee koninkrijken: Israël en Juda.
Over het wel en wee van hun koningen vertellen ons verder de Koningen-boeken.
Daarin blijft het vooral gaan om de vraag of de koningen doen wat recht
is in de ogen van de Heer.
In een bepaalde periode van die koningentijd spelen de profeten Elia en
Elisci een belangrijke rol. Zij treden op tegen de voortdurende neiging
van Israël om zich af te geven met de natuurgoden. Jahwe is de God
van Is~ raël, en niet Baäl.
1 en 2 Kronieken, Ezra en Nehemia: deze vier bijbelboeken vormen samen
één geschiedenisboek, dat geschreven is om een overzicht
te geven van heel de geschiedenis van Israël, vanaf Genesis tot aan
de terugkeer uit de ballingschap in Babel en de opbouw van de tempel.
1 en 2 Kronieken geeft voornamelijk de koningentijd weer. Het boek heeft
bijzondere aandacht voor het rijk van Juda (het Zuidrijk). Bovendien beschrijft
het uitvoerig de dingen die met de tempel en de eredienst te maken hebben.
Ezra is een direct vervolg op 2 Kronieken, want de eerste verzen sluiten
aan op dat boek. Ezra handelt over de Babylonische ballingschap en de
terugkeer van een deel van het volk naar Jeruzalem.
Nehemia is weer een vervolg op Ezra. Nehemia is een hoge dienaar aan het
hof van de Perzische koning, die verlof krijgt naar jeruzalem te gaan.
Daar wordt hij landvoogd. Hij stelt orde op zaken door allerlei geboden
weer in te voeren. Bovendien herstelt hij de muren van de stad Jeruzalem.
Ester is een bijzonder boek, omdat hierin de naam van God niet voorkomt.
Het beschrijft de geschiedenis van een groep Joden in het rijk van de
Perzen. Dank zij de joodse koningin Ester worden de plannen voor zware
vervolgingen verhinderd en worden de Joden bevrijd van deze dreiging.
Sindsdien vieren ze het Purimfeest, waarop de feestrol Ester gelezen wordt.
De dichterlijke boeken
Job. Dit boek gaat over een rechtvaardig en rijk man, Job, die allerlei
beproevingen moet doorstaan en dan toch rechtvaardig en vroom blijft.
Het boek bevat in hoofdzaak een aantal lange gesprekken die vooral gaan
over de vraag hoe het nu komt dat een rechtvaardig mens zo moet lijden.
De vrienden van Job, met wie hij de gesprekken voert, beweren dat er altijd
een schuld moet zijn, wanneer iemand zoveel lijdt. Job meent van niet.
Waarom hij lijden moet wordt hem niet duidelijk, maar hij kan zich toevertrouwen
aan God. Dat is voor hem, ook in zijn lijden, genoeg. Tenslotte krijgt
hij na armoede en verdriet zijn vroegere welvaart terug.
Psalmen. Honderdvijftig liederen staan bijeen in dit boek. Het zijn niet
alleen liederen van enkelingen, maar ook liederen die door de gemeente,
het volk, werden gezongen of opgezegd. Waarschijnlijk werden deze liederen
gebruikt in de liturgie van de tempel. Soms hebben de psalmen het karakter
van gebeden. We moeten wel besef fen dat bidden in de bijbel nooit alleen
maar vragen is, maar dat het ook 'lof prijzen' inhoudt! Net als de torah
kan men het psalmenboek ook indelen in vijf onderdelen: de psalmen 1-4
l; de psalmen 42-72; de psalmen 73-89; de psalmen 90- 106 en de psalmen
107- 150.
We onderscheiden verschillende soorten psalmen: lofliederen, klaagliederen,
bedevaartliederen, dankliederen, koningsliederen en leergedichten of wijsheidsliederen.
Spreuken. Het Spreukenboek is eigenlijk een soort leerboek, dat de mensen
allerlei raadgevingen meegeeft voor alledaagse dingen als tafelmanieren,
omgaan met elkaar, het beheersen van de tong, e.d.
Zulke boeken kwamen ook in andere landen wel voor, maar bij de Joden heeft
dit boek toch weer de bijzonderheid dat de 'vreze des Heren' het 'begin
van alle wij sheid' is. Daarmee worden het geloof in God en de kennis
van zijn geboden bedoeld.
Prediker. Het boek Prediker lijkt een beetje op het Spreukenboek, want
ook hier is een wijze leraar aan het woord. Het voornaamste dat Prediker
leert, is dat alles 'ijdelheid', zinloosheid, is. Hij probeert de dingen
van het leven en vooral ook van de toekomst te begrijpen, maar dat blijkt
niet mogelijk. Het beste is dat men berust in de onzekerheid, want een
mens kan de daden van God toch niet begrijpen. De Joden lezen het boek
van deze vrome wijze op het Loofhuttenfeest in de synagoge.
Hooglied. In het Hebreeuws heet dit boek 'het lied der liederen'. We
lezen hier een aantal liefdesliederen. Deze zijn vaak zó uitgelegd
dat het zou gaan om de liefde van God voor zijn volk. Dit boek wordt bij
de Joden op het paasfeest gelezen. De reden daarvoor is dat men in de
bevrijding uit Egypte de grootste liefdesdaad van God heeft gezien.
De profeten
De boeken die volgen op het boek Hooglied worden 'de profeten' genoemd.
Een profeet is iemand, die met de torah in zijn hand tussen de Heer en
zijn volk staat, om dit volk de juiste richting te wijzen. Hij is geroepen
door de Heer om zijn bedoelingen aan de mensen kenbaar te maken. Hij is
zo 'bezeten' van God dat hij in zijn naam kritiek kan leveren op het wel
en wee van zijn tijd.
Dit heeft tot gevolg dat een profeet soms hard optreedt tegen misstanden
in zijn omgeving. Zo gaan de profeten soms fel tekeer tegen de koningen
en priesters, die een bestaande foute situatie goedkeuren of zelfs in
de hand hebben gewerkt. Zij roepen hun toehoorders op tot een keu ze voor
de torah. Dat is de enige weg die tot redding leidt.
Ondanks alle onheil dat zij vaak moeten aankondigen, zijn de profeten
toch in alles eerst de verkondigers van Gods trouw, tegen alle ontrouw
van de mensen in. Al met al wordt dit de profeet vaak niet in dank afgenomen-
Het gebeurt nogal eens dat hij het slachtoffer wordt van veel tegenwerking.
Achtervolging, verbanning, gevangenis en dood vallen de profeet ten deel.
Pprofeten naar wie een bijbelboek is genoemd, heten, 'schriltprofeten'.
Elia bij voorbeeld heet geen schriftprofeet. Hem kennen we alleen uit
verhalen over hem in het boek Koningen.
Het eerste boek in de rij van de profeten, Jesaja, is meteen ook het
langste. Het heeft 66 hoofdstukken.
Jesaja wordt beschouwd als de grootste onder de schriftprofeten. Hij leefde
in Jeruzalem, zo rond het jaar 735 v.Chr., en blijkt een invloedrijk man
geweest te zijn, die toegang had tot het hof.
Zijn uitspraken hebben direct te maken met de politieke omstandigheden
van zijn dagen. Achter de dreiging die komt van de kant van de Assyriërs,
ziet Jesaja de straf van de Heer. Daarnaast is hij bezorgd over de sterke
tegenstellingen tussen arm en rijk. Heel zijn hoop heeft hij gevestigd
op de 'Vredevorst', van wie hij het rijk verwacht (Jesaja 9en 11). Het
gedeelte dat de hoofdstukken 40-66 omvat moet echter van een andere profeet
zijn geweest dan Jesaja. Men noemt deze profeet dan ook wel de'tweede
Jesaja' (deutero-Jesaja). Heel belangrijk in zijn werk zijn de vier gedeelten
over de 'knecht van de Heer', waarin men in later
dagen jezus meende te herkennen.
Een tweede profeet die we hier willen noemen, is Jeremia. Hij was een
zoon van een priester Chilkia, afkomstig uit Anatot en leefde omstreeks
620 v.Chr. in jeruzalem. Zijn boodschap staat zonder meer ook in het teken
van de politieke situatie van zijn dagen, die verre van rooskleurig was.
Dit heeft te maken met de ontrouw van het volk en van de koning.
Jeremia heeft het zelf bijzonder moeilijk met zijn opdracht, omdat hij
zich ook gehaat maakte bij het hof. Hij reageert vooral op de uiterlijkheden,
die het volk voor 'godsdienst' houdt.
Een groot gedeelte van het boek gaat over het leven van de profeet zelf
en is opgetekend door zijn secretaris Baruch. Als geen andere profeet
heeft Jeremia geleden onder zijn opdracht.
Klaagliederen. Dit boek wordt elk jaar gelezen op de gedenkdag van de
verwoesting van Jeruzalem. Het bevat dan ook vijf liederen, gezegd of
gezongen naar aanleiding van de verwoesting van die stad in 586 v.Chr.
De schrijver ziet in de komst van de vijandelijke legers de straf van
God. Het is, zo bekent de schrijver, een gevolg van de schuld van het
volk. Dit betekent nog niet dat God het volk niet meer trouw wil zijn.
Ezechiël. Hij is afkomstig uit een belangrijk priestergeslacht.
In 597 v.Chr. werd hij met vele aanzienlijke Joden door koning Nebukadnessar
naar Babylon gevoerd. In allerlei visioenen ziet hij wat er met zijn vaderland
zal gebeuren. Belangrijk is daarbij ook dat hij in zijn dromen een nieuwe
tempel ziet. Daarmee vestigt hij nieuwe hoop op een terugkeer naar Jeruzalem.
Voor de ballingen in Babel is hij waarschijnlijk een belangrijk figuur
geweest, die hen ervoor bewaard heeft dat zij zouden opgaan in de volkenmassa
van Babylon. Het joodse volk is er in die tijd op gaan letten dat de oude
verhalen over God en de mensen goed werden bewaard en doorverteld. Ezechiël
zal daar zeker toe hebben bijgedragen.
Daniël is een boek dat voor een deel speelt in de ballingschap in
Babel. Daniël is de hoofdpersoon, die aan het hof van de koning van
Babel verblijft en ondanks allerlei moeilijkheden toch trouw blijft aan
zijn God. In 'onze' bijbel heeft het boek een plaats onmiddellijk na de
drie grote profeten Jesaja, jeremia en Ezechiël. In'tenach', de joodse
bijbel, komt het achteraan in de geschriften. Een gedeelte van het boek
staat in het teken van de z.g. 'apocalyptiek'. Dit betekent dat het gaat
over het nabije wereldeinde en het aanbreken van het rijk van God. Men
vermoedt dat Daniël het laatst geschreven boek is van het oude testament.
Ook de profeet Amos verdient onze belangstelling. Wanneer we naar de
tijd kijken waarin hij optreedt, dan is hij een van de vroegste profeten
geweest (ongeveer 750 v.Chr.).
Hij is geen 'profetenzoon' maar een schapenfokker. Buiten zijn wil om
wordt hij geroepen om te profeteren. Belangrijk zijn de visioenen die
hij heeft over een naderend onheil. Het gericht van God komt eraan en
Israël mag er niet blindelings op vertrouwen dat het een uitverkoren
volk is. Dat is geen reden om allerlei recht achterwege te laten. Vooral
keert Amos zich tegen het onrecht, dat de armen door rijken wordt aangedaan.
Als er geen recht geschiedt, is ook de offerdienst in het heiligdom zonder
waarde.
Tenslotte willen we ook nog de naam van Zacharia vermelden, een profeet
van later datum, namelijk uit de tijd dat het volk is teruggekeerd naar
Jeruzalem en daar een nieuw bestaan heeft opgebouwd (ongeveer 520 v.Chr.).
Van beroep was hij eigenlijk priester. Het boek Zacharia valt in twee
delen uiteen. Het eerste beschrijft een aantal 'nachtgezichten', waarin
gezien wordt hoe God na een periode van rust weer aan het werk gaat, de
vijanden verslaat en de zonde zal verdrijven. Tenslotte zullen de verstrooide
leden van het volk verzameld worden om te helpen bij de opbouw van de
tempel.
|
|
|