LITURGIE &CETERA | Thema's | |||||||
Kerkelijk Jaar | ||||||||
Hoofddienst | Getijden | Devotie | Uitingsvormen | |||||
|
1.
Dan (Laïs) Jerobeam maakt voor het Noordelijke Koninkrijk gouden kalveren
om te aanbidden (1 Kon. 12:26-33). Dan is het noordelijkste punt van het oude
Israël. 2. Berg Karmel Elia daagt de priesters
van Baäl uit en laat het stortregenen (1 Kon. 18:17-40). 3.
Megiddo Een plaats van veel veldslagen (Richt. 4:13-16; 5:19; 2 Kon. 23:29;
2 Kron. 35:20-23). Salomo ronselt mannen voor de bouw van Megiddo (1 Kon. 9:15).
Koning Josia van Juda raakt dodelijk gewond tijdens een veldslag tegen Farao Neko
van Egypte (2 Kon. 23:29-30). Bij de wederkomst van de Heer zal er een grote en
laatste veldslag plaatsvinden op de vlakte van Jizreël als onderdeel van
de slag bij Harmagedon (Joel 3:14; Op. 16:16; 19:11-21). De naam -Harmagedon-
is een Griekse transcriptie van het Hebreeuwse Har Megiddon, ofwel de berg Megiddo.
4. Jizreël De naam van een stad op de grootste
en vruchtbaarste vlakte van Israël, die dezelfde naam draagt. De koningen van
het Noordelijke Koninkrijk bouwen hier een paleis (2 Sam. 2:8-9; 1 Kon. 21:1-2).
De goddeloze koningin Izebel woont en sterft hier (1 Kon. 21; 2 Kon. 9:30). 5.
Bet-San Israel komt hier tegenover de Kanaanieten te staan (Jozua 17:12-16).
Het lichaam van Saul wordt aan de muur van deze vesting gehangen (1 Sam. 31:10-13).
6. Dotan Jozef wordt door zijn broers als slaaf
verkocht (Gen. 37:17, 28; 45:4). Elisa krijgt een visioen van vele paarden en
wagens op de berg (2 Kon. 6:12-17). 7. Samaria
De hoofdstad van het Noordelijke Koninkrijk (1 Kon. 16:24-29). Koning Achab bouwt
een tempel voor Baäl (1 Kon. 16:32-33). Elia en Elisa treden op (1 Kon. 18:2;
2 Kon. 6:19-20). Met de verovering van Samaria door de Assyriërs in 721 v.C.
is de gevangenneming van de 10 stammen afgerond (2 Kon. 18:9-10). 8.
Sichem Abraham bouwt een altaar (Gen. 12:6-7). Jakob woont in deze omgeving.
Simeon en Levi doden alle mannen van deze stad (Gen. 34:25). Jozua spreekt zijn
aanmoediging -kiest dan heden- om de Heer te dienen, in Sichem uit (Jozua 24:15).
Jerobeam sticht hier de eerste hoofdstad van het Noordelijke Koninkrijk (1 Kon.
12). 9. Berg Ebal en de berg Gerizzim Op deze
twee bergen verdeelt Jozua Israel; de zegeningen van de wet worden uitgesproken
op de berg Gerizzim en de vervloekingen op de berg Ebal (Jozua 8:33). Later bouwen
de Samaritanen een tempel op Gerizzim (2 Kon. 17:32-33). 10.
Penuël Hier worstelt Jakob de gehele nacht met een boodschapper van de Heer
(Gen. 32:24-32). Gideon vernietigt een Midjanitische vesting (Richt. 8:5, 8-9).
11. Jafo (Joppe) Jona vertrekt vanuit deze haven
naar Tarsis om te ontkomen aan zijn zending naar Nineve (Jona 1:1-3). 12.
Silo In de tijd van de richteren is dit Israëls hoofdstad en de verblijfplaats
van de tabernakel (1 Sam. 4:3-4). 13. Betel (Luz)
Hier scheidt Abraham zich af van Lot (Gen. 13:1-11) en ontvangt hij een visioen
(Gen 13). Jakob krijgt een visioen van een ladder die tot in de hemel reikt (Gen.
28:10-22). Dit is enige tijd de verblijfplaats van de tabernakel (Richt. 20:26-28).
Jerobeam richt voor het Noordelijke Koninkrijk een gouden kalf op om te aanbidden
(1 Kon. 12:26-33). 14. Gibeon Door een list
brengen de Chiwwieten uit deze streek Jozua ertoe een verdrag met hen te sluiten
(Jozua 9). De zon staat stil terwijl Jozua een veldslag wint (Jozua 10:2-13).
De tabernakel heeft hier tijdelijk gestaan (1 Kron. 16:39). 15.
Gaza, Asdod, Askelon, Ekron, Gat (de vijf steden van de Filistijnen) Vanuit
deze steden hebben de Filistijnen vaak oorlog gevoerd tegen Israel. 16.
Betlehem Rachel is hier vlakbij begraven (Gen. 35:19). Ruth en Boaz wonen
hier (Ruth 1:1-2; 2:1, 4). Het wordt de stad van David genoemd (Luc. 2:4). 17.
Hebron Abraham (Gen. 13:18), Isaak, Jakob (Gen. 35:27), David (2 Sam. 2:1-4),
en Absolom (2 Sam. 15:10) hebben hier gewoond. Dit is de eerste hoofdstad van
Juda onder koning David (2 Sam. 2:11). Men zegt dat Abraham, Sara, Isaak, Rebekka,
Jakob en Lea hier zijn begraven in de spelonk van Makpela (Gen. 23:17-20; 49:31,
33). 18. Engedi David verstopt zich voor Saul
en spaart diens leven (1 Sam. 24:1-22). 19. Gerar
Abraham en Isaak wonen hier enige tijd (Gen. 20-22; 26). 20.
Berseba Abraham graaft hier een put en sluit een verbond met Abimelek (Gen.
21:31). Isaak ziet de Heer (Gen. 26:17, 23-24); ook Jakob heeft hier gewoond (Gen.
35:10; 46:1). 21. Sodom en Gomorra Lot kiest
ervoor om in Sodom te wonen (Gen. 13:11-12; 14:12). God vernietigt Sodom en Gomorra
wegens goddeloosheid (Gen. 19:24-26). Jezus heeft deze steden later als een symbool
van goddeloosheid gebruikt (Matt. 10:15).
|
|