LITURGIE &CETERA | Thema's | |||||||
Kerkelijk Jaar | ||||||||
Hoofddienst | Getijden | Devotie | Uitingsvormen | |||||
|
1.
Berg Ararat Volgens de overlevering de plaats waar de ark van Noach vast kwam
te zitten (Gen. 8:4). De exacte plek is niet bekend. 2.
Ur De eerste woonplaats van Abraham, waar hij bijna het slachtoffer wordt
als menselijk offer, de engel van Jehova ziet en de Urim en Tummim ontvangt (Gen.
11:28-12:1; Abr. 1; 3:1). (Let op een mogelijke
alternatieve plek voor Ur in Noord-Mesopotamië.) 3.
Babylon, Babel (Sinar) Gesticht door Kus, de zoon van Cham, en door Nimrod.
Gebied van herkomst van de Jaredieten ten tijde van de toren van Babel op de vlakten
van Sinear. Later de provinciale hoofdstad van Babylonieen residentie van de Babylonische
koningen, onder wie Nebukadnessar, die vele Joden gevankelijk naar deze stad wegvoert
na de vernietiging van Jeruzalem (587 v.C.). De Babylonische ballingschap van
de Joden duurt 70 jaar, tot de tijd van koning Kores, die de Joden toestaat naar
Jeruzalem terug te keren om de tempel te herbouwen. Ook de profeet Daniel heeft
hier gewoond onder Nebukadnessar, Belsazar en Darius I (Gen. 10:10; 11:1-9; 2
Kon. 24-25; Jer. 27:1-29:10; Ez. 1:1; Dan. 1-12. 4.
Susan (Susa) Hoofdstad van het Perzische Rijk tijdens de regering van Darius
I (Darius de Grote), Xerxes (Ahasveros) en Artachsasta. Woonplaats van koningin
Ester; haar moed en geloof brengen redding voor de Joden. Daniel treedt hier op,
evenals later Nehemia (Neh. 1:1; 2:1; Ester 1:1; Dan. 8:2). 5.
Vlakte Dura Sadrak, Mesak en Abednego worden in een brandende vuuroven geworpen
wanneer zij weigeren een gouden beeld te aanbidden dat Nebukadnessar had gemaakt;
de Zoon van God redt hen en zij komen ongeschonden uit het vuur (Dan. 3). 6.
Assyrie Assur was de eerste hoofdstad van Assyrie, gevolgd door Nineve. De
Assyrische heersers Salmanaser V en Sargon II veroveren het noordelijke koninkrijk
Israel en voeren de 10 stammen gevankelijk weg in 721 v.C. (2 Kon. 14-15, 17-19).
Tot het zelf in 612 v.C. door Babylon overwonnen wordt, vormt Assyrie een bedreiging
voor Israel. 7. Nineve De hoofdstad van Assyrie.
Tijdens de regering van koning Hizkia en de bediening van de profeet Jesaja valt
Assyrie het land Juda aan. De hoofdstad, Jeruzalem, wordt op wonderbaarlijke wijze
gespaard wanneer een engel 185 duizend Assyrische krijgslieden doodt (2 Kon. 19:32-37).
De Heer draagt de profeet Jona op deze stad tot bekering te manen (Jona 1:2; 3:1-4).
8. Haran Abraham woont hier enige tijd alvorens
naar Kanaän te gaan. Abrahams vader en broer blijven hier. Rebekka (de vrouw
van Isaak) en Rachel, Lea, Bilha en Zilpa (de vrouwen van Jakob) kwamen uit deze
streek (Gen. 11:31-32; 24:10; 29:4-6). 9. Karkemis
Farao Neko wordt hier verslagen door Nebukadnessar, hetgeen een eind maakt aan
de Egyptische overheersing in Kanaan (2 Kron. 35:20-36:6). 10.
Sidon Deze stad die werd gesticht door Sidon, een kleinzoon van Cham, is de
noordelijkste stad van Kanaan (Gen. 10:15-20). Het is de woonplaats van Izebel,
die het aanbidden van Baal in Israel introduceert (1 Kon. 16:30-33). 11.
Tyrus Dit is een belangrijke handels- en havenstad in Syrie. Chiram van Tyrus
stuurt cederhout, goud en bouwlieden om Salomo te helpen bij de bouw van zijn
tempel (1 Kon. 5:1-10, 18; 9:11). 12. Damascus
Abraham redt Lot in deze omgeving. Het is de belangrijkste stad van Syrie. De
Israëlieten veroveren de stad tijdens de regering van koning David. Elia zalft
Hasael tot koning van Damascus (Gen. 14:14-15; 2 Sam. 8:5-6; 1 Kon. 19:15). 13.
Kanaan Abraham en zijn kinderen ontvangen dit land als eeuwigdurend bezit
(Gen. 17:8). 14. Berg Sinai (Horeb) De Heer
spreekt tot Mozes vanuit een brandende braamstruik (Ex. 3:1-2). Mozes ontvangt
de wet en de tien geboden (Ex. 19-20). De Heer spreekt tot Elia met een stille,
zachte stem (1 Kon. 19:8-12). 15. Esjon-Geber
Koning Salomo bouwt een vloot in Esjon-Geber (1 Kon. 9:26). Toen de koningin van
Seba van Salomo's vermaardheid had gehoord en hem kwam bezoeken, is zij waarschijnlijk
in deze haven geland (1 Kon. 10:1-13). 16. Egypte
Abraham reist hierheen wegens een ernstige hongersnood in Ur . De Heer draagt
Abraham op de Egyptenaren te verkondigen wat Hij hem heeft geopenbaard. Jozefs
broers verkopen hem als slaaf (Gen. 37:28). Jozef wordt hier gesteld over alles
in het huis van Potifar. Hij wordt in de gevangenis geworpen. Hij legt de droom
van Farao uit en krijgt een zeer hoge positie in Egypte. Jozef en zijn broers
worden herenigd. Jakob komt hier met zijn huisgezin wonen (Gen. 39-46). Tijdens
hun verblijf in Egypte wonen de kinderen van Israël in Gosen (Gen. 47:6). De
Israelieten 'vermenigvuldigen zich en worden uitermate talrijk', waarna de Egyptenaren
slaven van hen maken (Ex. 1:7-14). Na een reeks plagen laat Farao de Israëlieten
wegtrekken uit Egypte (Ex. 12:31-41). Jeremia wordt weggevoerd naar Egypte (Jer.
43:4-7). 17. Kaftor (Kreta) Het aloude land
van het Minoïsche volk.
|
|