NOEME WILLEM
VISSER Wie en Waarom

LITURGIE &CETERA Thema's
  Kerkelijk Jaar
Hoofddienst   Getijden   Devotie   Uitingsvormen  

Liturgie

LITURGIEK
Liturgiek TVG

Liturgiegeschiedenis

Joods

Vroeg Christelijk

Oosters Orthodox

Westers Katholiek

Protestants

HYMNOLOGIE

Geschiedenis van de Hymnodie

Oud Joodse Hymnodie
Vroeg Christelijke Hymnodie
Griekse Hymnodie tot 900AD
Latijnse Hymnodie
Lutherse Hymnodie
Calvinistische (Franse) Psalmodie
Nederlandse Gemeentezang
na de Reformatie

Engelse Hymnodie

Muziekgeschiedenis


Kunstgeschiedenis

Prehistorie, Oudheid en Vroege Middeleeuwen
Middeleeuwen
Renaissance
Barok en Rococo
Negentiende Eeuw
Twintigste Eeuw



The Origins of the Jesus Prayer (6)

Samenvatting deel 6: The Origins of the Jesus Prayer

K. Ware, The Origins of the Jezus Prayer: Diadochus, Gaza, Sinai, in: C. JONES (ed.) e.a., The Study of Spirituality, London 1986, p.175-184.

Alle drie de voorgaande Sinaïtische auteurs verbinden het Jezus-gebed met de ademhaling. Maar het is moeilijk uit te maken of dit metaforisch bedoeld is, of dat het de weerspiegeling is van een feitelijke techniek. In de 'Koptisch-Macariaanse periode' (?7-8e eeuw) is er duidelijk sprake van een of andere ademhalingstechniek, maar bij de griekse auteurs is dit pas volkomen zeker aan te wijzen bij pseudo-Symeon en Nicephorus.

Samenvattend: het Jezus-gebed is meer dan een christelijke mantra, want het in niet enkel een ritmische aanroeping; het veronderstelt nl. een bewust en actief geloof in Hem als Redder, en is direct gericht tot Zijn persoon. Het Jezus-gebed wil brengen tot een staat van intuïtief, non-discursief bewustzijn. Het gaat om communie met Jezus, van gezicht tot gezicht en zonder welke bemiddeling dan ook. In het beschreven tijdsvak waren de referenties aan het Jezus-gebed verspreid en relatief infrequent. Bij grote auteurs als Dyonisios de Areopagiet, Maximus Confessor, Isaak van Ninivé, Symeon de Nieuwe Theoloog, en in de grote anthologie 'Evergetinos', zijn nergens referenties eraan te vinden. Pas in de 14e eeuw zou het in Byzantijnse en Slavische kringen frequent worden, en ook dan nog beperkt tot enkele monastieke centra. Pas in de 20e eeuw wordt het op grote schaal door 'leken' toegepast.