|
| |
Deel II: De mystieke weg (9) IX De donkere nacht van
de ziel Stemmen en visioenen komen in alle fasen van het mystieke leven voor,
behalve in de Donkere Nacht. Deze Nacht markeert meestal de overgang tussen "het
eerste mystieke leven" of "de Illuminatieve Weg" en "het tweede
mystieke leven" of "de Weg van Vereniging". Het vermogen tot gebed
en contemplatie dat het zelf voorheen bezat lijkt volkomen verloren te zijn gegaan,
onvermogen, leegte en eenzaamheid beheersen het leven van de mysticus. Bij elke
mysticus manifesteert de Nacht zich op unieke wijze; we moeten daarom oppassen
voor generalisatie. Psychologisch gezien is dit fenomeen te verklaren als een
periode van vermoeidheid na een lange tijd van intense mystieke activiteit. en
als een periode van overgang. De voor het mystieke leven zo kenmerkende oscillaties
treden vooral veel op tijdens de overgang van Purgatie naar Illuminatie en van
Illuminatie naar Donkere Nacht, want die nieuwe toestanden ontstaan in de regel
geleidelijk, niet abrupt. In de overgang naar de Nacht is het oude evenwicht van
het Zelf tijdens de Illuminatie, gekenmerkt door lust en affirmatie, opgeheven
en nog niet vervangen door het nieuwe evenwicht van de Nacht, gekenmerkt door
pijn en negatie. In de Nacht wordt de mysticus geteisterd door verleidingen en
slechte gedachten, heeft hij alle greep verloren zowel op geestelijke als op wereldlijke
zaken en lijkt de passie voor God uitgedoofd. Het gevoel van gemis en tekortschieten
drijft de mysticus tot nieuwe groei, zodat de Nacht tegelijkertijd afbraak en
opbouw betekent. Het zelf is nu onderweg van het schouwen van de Realiteit naar
het zelf "reëel" zijn. De Nacht kan maanden of jaren duren. Hoewel
de Nacht grotendeels door natuurlijke oorzaken ontstaat, is hij een aanzet tot
mystieke activiteit met bovennatuurlijke gevolgen. Mystiek gezien betreft
de nacht de afbraak van álle gebieden van de persoonlijkheid die nog aan
de Purgatie ontsnapt waren, waar nog een rest van illusie en eigenliefde was blijven
bestaan. Het gaat nl. in de mystiek om transformatie van de hele mens, niet enkel
van zijn zog. "spirituele" leven. Niet enkel meer de organen van perceptie,
maar het centrum van de persoonlijkheid zelf wordt gezuiverd in de Nacht. Na het
verblijf op transcendentale niveaus worden nu weer de beperkingen van het eindige
gevoeld en moet het zelf al het eigen Doen opgeven, opdat het kan Zijn. In de
Nacht wordt veel erger geleden dan in de Purgatie, omdat de compensatie van de
Goddelijke aanwezigheid niet meer ervaren wordt; er rest enkel negativiteit. Het
zelf stippelt hier niet meer zijn eigen purgatie uit, maar is "lijdend voorwerp"
van God. De Nacht kan op verschillende manieren ervaren worden: a) als
de afwezigheid van God en het wegvallen van het gedragen worden door de eigen
Grond/Vonk van de ziel; b) als een schrikbarende luciditeit waarin de eigen
corruptie en imperfectie onverbiddelijk aan het licht komen; c) emotionele
lusteloosheid: het zelf ervaart een verharding en verveling van de ziel die het
verafschuwt, maar niet kan overwinnen; d) als een morele ontaarding: het zelf
kan de eigen gedachten en attitudes niet controleren; e) een zeldzame ervaring
is een ondraagbaar en niet te blussen verlangen naar vereniging met God, dat zelfs
tot verlangen naar de dood kan leiden, omdat de mysticus nu tot het besef gekomen
is hoe partiëel en symbolisch zijn ervaringen van God in de Illuminatie tot
nu toe nog maar waren. De Nacht is volgens de mystici een absoluut noodzakelijke
fase - alhoewel lang niet allen er feitelijk doorheen gaan - en de enige weg naar
nieuw Licht loopt via volledige overgave aan de totale verwarring en onwetendheid
van deze Nacht. Zo oefent het zelf zelfloos en volhardend streven naar God in,
die nu niet meer om Zijn gaven, maar om Zichzelf gezocht wordt. Het zelf leert
niet meer te zoeken naar en te rusten in spirituele vreugden, het oefent moedige,
sterke en belangeloze liefde in. Alhoewel de mysticus de Nacht passief ondergaat,
er niet naar believen invloed op uit kan oefenen, is het wel een uitnodiging tot
eigen activiteit. Het zelf verkeert in de Nacht omdat het verblind is door een
Licht dat het niet kan verdragen, de Goddelijke Wijsheid die naast nacht en duisternis
pijn en kwelling voor de ziel is. Zolang het zelf nog het gevoel heeft "iets"
te zijn moet de Nacht nog aanhouden, omdat dit het zelf verhindert verenigd te
worden met God. Het zelf dient absolute nederigheid te bereiken. Mme. Guyon: "Na
een vele malen herhaald sterven geeft de ziel uiteindelijk de geest in de armen
van Liefde, maar zij is niet in staat deze armen te zien." | |
|