LITURGIE &CETERA | Thema's | |||||||
Kerkelijk Jaar | ||||||||
Hoofddienst | Getijden | Devotie | Uitingsvormen | |||||
|
Geschiedenis van de Christelijke Mystiek rond personen (3) Mystiek in de tweede eeuw na.Christus. Tegen het einde van de tweede eeuw kreeg deze tendens een brilliante literaire uitdrukking door Clemens van Alexandrie (c. 160-220) - die als eerste de taal van de heidense Mysteries gebruikte voor een Christelijke theorie van het geestelijke leven - en zijn grote leerling Origenes (ca.183-253). Toch is de eerste schrijver na Paulus van wie nu met reden gezegd wordt dat hij een practische mysticus was van de eerste orde, en in wiens geschriften de centrale mystieke leer van de eenwording wordt gevonden een heiden. Het is Plotinus, de grote Neoplatoonse filosoof uit Alexandrie (A.D. 205 - ca. 270). Zijn mystiek heeft niets te danken aan de Christelijke godsdienst, die ook nooit genoemd wordt in zijn werken. Intellectueel is het gebaseerd op de Platoonse filosofie, en het laat ook invloed zien van de Mysterieen, en wellicht van een aantal van de Orientaalse cultussen die opgeld deden in Alexandrie in de derde eeuw. Plotinus was duidelijk een metaphysicusian en bezat een grote gevoeligheid voor het transcendente, en had een brandende passie voor het Absolute: en het belang van zij werk ligt in de mate waarin intellectuele constructies het voertuig gemaakt worden van ervaring. Zijn leerling Porphyrus heeft op schrift gesteld dat hij vier keer zijn meester in ecstatische vereniging zag met "de Ene." Het Neoplatonisme waarvan Plotinus de grootste exponent was, was het medium waarin veel van de mystiek van de eerste zes eeuwen - zowel Christelijk als heidens - werd uitgedrukt. Maar omdat mystiek een manier van leven is - een beleven van de Werkelijkheid, niet een filosofie van de Werkelijkheid - moeten het Neoplatonisme, en de mystiek die ervan gebruik maakte, niet met elkaar vereenzelvigd worden. Porphyrus (233-304), de geliefde leerling van Plotinus, schijnt iets van zijn meesters mystiek te hebben geërfd maar het Neoplatonisme als zodanig was een verwarde half-religieuze filosofie, met veel inconsistente elementen. Het verscheen toen de teloorgang van het heidendom compleet was, maar voor het Christendom de beschaafde wereld had veroverd, het had een sterk appel voor spiritueel gezinden; en ook voor mensen die hunkerden naar het mysterieuze en occulte. Het leerde dat alle tijdelijke dingen een illusie zijn en ging in de gewelddadigheid van zijn idealen zijn meester Plato te boven. Het leerde ook het bestaan van een Absolute God, de "Ungeconditioneerde Ene," die gekend kon zijn in ecstase en contemplatie; en hier deed het een direct appel op het mystieke instinct van de mens. De natuurlijke mystici die leefden in de tijd van de grootste populariteit van het Neo-platonisme vonden er dan ook een kant en klaar middel in om hun eigen intuitie van de werkelijkheid uit te drukken. Daarom is de vroege mystiek van Europa, zowel Christelijk als heidens, ons overgeleverd in Neoplatoonse kledij; en spreekt het de taal van Alexandrie en niet de taal van Jeruzalem, Athene, of Rome. De invloed van Plotinus op latere Christelijke mystie was enorm hoewel indirect. Gedurende de patristische periode vloeide het beste van de Neoplatoonse geest in de aderen van de Kerk. Augustinus (A.D. 354-430) en Dionysius de Areopagite (schreef 475 - 525) kunnen geteld worden onder de geestelijke kinderen ervan; en het is vooral door hen dat zijn leer de middeleeuwse wereld bereikte. Proclus (412-ca. 490), de laatste van de heidense filosofen, is er ook schatplichtig aan. Via deze drie kanalen werden vrijwel alle Europese contemplatieven bereikt. |
|