NOEME WILLEM
VISSER Wie en Waarom

LITURGIE &CETERA Thema's
 Kerkelijk Jaar
Hoofddienst  Getijden Devotie Uitingsvormen 

Liturgie

LITURGIEK
Liturgiek TVG

Liturgiegeschiedenis

Joods

Vroeg Christelijk

Oosters Orthodox

Westers Katholiek

Protestants

HYMNOLOGIE

Geschiedenis van de Hymnodie

Oud Joodse Hymnodie
Vroeg Christelijke Hymnodie
Griekse Hymnodie tot 900AD
Latijnse Hymnodie
Lutherse Hymnodie
Calvinistische (Franse) Psalmodie
Nederlandse Gemeentezang
na de Reformatie

Engelse Hymnodie

Muziekgeschiedenis


Kunstgeschiedenis

Prehistorie, Oudheid en Vroege Middeleeuwen
Middeleeuwen
Renaissance
Barok en Rococo
Negentiende Eeuw
Twintigste Eeuw



 

Deel II: De mystieke weg (3)
III De purificatie van het Zelf
Als het ontwaken niet leidt tot een proces van groei en transformatie van de persoon is er geen sprake van mystiek. In de purificatie van het zelf gaat het erom alle illusies, lusten en waarden die ons binden aan een irreële wereld los te laten, opdat wij capabel worden het Absolute leven waar te nemen en daar naartoe te streven.2 Om in permanente communicatie met het Absolute te kunnen verkeren is het essentiëel dat de mens deugden verwerft, omdat goedheid één van de eigenschappen van God is. Alles wat de ziel daarin hindert moet uitgezuiverd worden. Zo moet de ziel haar trots kwijtraken en nederig worden. Het eigen egocentrisme wordt als zeer onzuiver en hatelijk ervaren, vergeleken met de puurheid van het Absolute. Dit wekt het gepassioneerde verlangen meer conform aan die puurheid te worden, wat ervaren wordt als absoluut noodzakelijk.3 De mysticus geeft zich daarom over aan een leven van ongemak en conflict, soms intense armoede en pijn, als enige manier om valse ervaring door ware te vervangen. Omdat hij altijd het Doel voor ogen heeft en gelooft aan het bereiken daarvan, kan deze taak desondanks soms met vreugde ondernomen worden. Alhoewel mystici de purgatie meestal beschrijven als een fase ter voltooiing van de mystieke ommekeer, ingeleid door het ontwaken, is het in zekere zin een nooit eindigend proces. Want hoe dichter de grote mysticus bij God komt, hoe meer hij zich bewust wordt van zijn eigen onwaardigheid.

Het zuiveringsproces kan ook omschreven worden als een proces van vereenvoudiging van het zelf, waarin het zich ontdoet van eigenliefde en valse belangen. Purgatie kent twee aspecten:

Afstand doen is de negatieve kant van purgatie. Grote leidmotieven hierbij voor alle mystici zijn armoede (totaal loslaten van al het tijdelijke), kuisheid (loslaten van elke persoonlijke begeerte en enkel voor God leven) en gehoorzaamheid (volkomen zelfvergetelheid, die leidt tot een "heilige onverschilligheid" t.o.v. de wisselvalligheden van het leven). Deze drie aspecten van perfectie zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, en leiden ertoe dat de mens zich niet als een geïsoleerd en interessant individu, begeerten en rechten bezittend, maar als klein en gewoon deeltje van het Universele Leven ervaart. Deze drie aspecten hebben als gemeenschappelijke noemer innerlijke armoede (armoede t.o.v. het tijdelijke, de begeerten en t.o.v. de eigen wil). Innerlijke armoede, als bekroning van de purgatie (die een afwending van het wereldse was) leidt paradoxaal genoeg tot een bevestiging van het tijdelijke in God in de fase van Illuminatie. Juist door spirituele armoede wordt de mens nl. werkelijk vrij, kan van alles genieten omdat hij niets meer hoeft te bezitten. Hij rust niet meer in dingen "die minder zijn dan God", neemt ze niet serieus. Ervaringsmatig blijkt dat materiëel of spiritueel (gehechtheden, eisen, verlangens) bezit conflicteert met een helder zicht op God. Het afstand doen hoeft niet door iedereen even rigoreus doorgevoerd te worden: het gaat er enkel om afstand te doen van díe dingen die de geest gevangen houden, haar afleiden van God, hoe legitiem die zaken op zichzelf genomen ook zijn. En dat kunnen voor iedereen andere zaken zijn: rijkdom, gewoonten, religieuze praktijken, vrienden, belangen, afkeer, begeerten.
Mortificatie is de positieve kant van purgatie. Het betreft de transformatie van positieve karakterelementen, zodat het zelf nu op bovennatuurlijke doelen gericht en 'ingetuned' raakt. De pijn die deze mortificatie oplevert wordt ervaren als een liefdevol offer aan God. Mortificatie betekent het kiezen van de moeilijke weg i.p.v. de weg van de minste weerstand die de "oude mens" gewend was te kiezen. Het is voor mystici van belang voortdurend juist dát te doen wat tegen hun eigen karakter, neiging of voorkeur in gaat. Het is een oefenschool voor uiterste nederigheid, waarin niets te weerzinwekkend kan zijn voor de mysticus, en wel om twee redenen: 1) uit het verlangen vrij te zijn van alle ketenen van de zintuigen wordt zowel het mooie als het lelijke veracht; alle voorkeuren worden uitgeblust, hoe achtbaar ze conventioneel gezien ook mogen zijn; 2) omdat de mysticus zich nu scherp bewust is dat veelheid samengebonden is in de Ene, wordt élke vorm van belangeloze inzet een dienst aan God. Hij oefent a.h.w. het zien van Schoonheid ook in corruptie en lelijkheid in. Hoe sterker de dood van de oude mens, hoe sterker het eruit resulterende nieuwe leven. Wanneer de mortificatie voltooid is wordt de mysticus meestal door een innerlijke stem gewaarschuwd op te houden met zijn verstervingen, en zijn ze definitief voorbij. Zijn energie stroomt nu vrij en zonder afgemat te worden door gehechtheden en zelfzucht.
Af en toe worden de ascetische inspanningen van de tijd van purgatie tegen het eind ervan doorweven met momenten van extatische visioenen. Het is zelfs vaak zo dat Purgatie en Illuminatie in één mysticus tegelijkertijd naast elkaar voorkomen. Dit illustreert het feit dat het 'oog' van de mysticus voor het Transcendente nog maar zwak is, en vaak na een verlichtend moment van inzicht weer terugvalt naar zijn gewone blindheid. De mystici doelen hierop wanneer zij zeggen dat God een spel van liefde met de ziel speelt, een soort verstoppertje.