LITURGIE &CETERA | Thema's | |||||||
Kerkelijk Jaar | ||||||||
Hoofddienst | Getijden | Devotie | Uitingsvormen | |||||
|
Deel I: De werkelijkheid der mystiek (4) 1) Ten eerste tegenover de magie. Mystiek wil geven, magie wil krijgen; in mystiek wordt de wil verenigd met de emoties in een intens streven de verenigd te raken met een bovennatuurlijke Ene, in de magie wordt de wil verenigd met het intellect in een intens streven naar bovenzintuigelijke kennis. Magie is een op de mens zelf gerichte vorm van transcendentalisme, terwijl in de mystiek juist het geïsoleerde "ik, mij, mijn" achtergelaten wordt. 2) Een volgende vergelijking betreft het bewustzijn van een onderliggende Realiteit in de kunsten. Ook een kunstenaar kan een geïntensiveerde ervaring van de werkelijkheid hebben. Maar de mysticus overstijgt dit talent qua intensiteit, is daarin een genius. Maar er blijft verwantschap; zo blijkt ritme/zang bijv. soms een zeer toetreffend symbool om de mystieke ervaring weer te geven, en presenteert de mystieke ervaring zich vaak ook in ritmische perioden. Maar alle beelden die de mysticus gebruikt, of de stemmen of visioenen die hij ervaart, blijven uiteindelijk maar symbolen voor een onuitsprekelijk iets. Net als poëzie of muziek kan een mystieke tekst bij ons een gevoel van geëxalteerd en verderreikend leven oproepen, maar opnieuw in meerdere mate dan die kunsten. Het vermogen zo'n gevoel over te brengen is zelfs een norm voor de authenticiteit van mystieke teksten. 3) U. zet tegenover de 4 kenmerken van mystieke ervaring van W. James (onuitsprekelijkheid, noëtische kwaliteit, kortdurend, passiviteit) 4 eigen kenmerken die zij doeltreffender vindt. Mystiek is praktisch en actief, en een zaak van het hele Zelf met
al haar vermogens. De schijnbare uiterlijke rust van een mysticus is enkel een
voorwaarde voor innerlijk werk.
|
|