NOEME WILLEM
VISSER Wie en Waarom

LITURGIE &CETERA Thema's
 Kerkelijk Jaar
Hoofddienst  Getijden Devotie Uitingsvormen 

Liturgie

LITURGIEK
Liturgiek TVG

Liturgiegeschiedenis

Joods

Vroeg Christelijk

Oosters Orthodox

Westers Katholiek

Protestants

HYMNOLOGIE

Geschiedenis van de Hymnodie

Oud Joodse Hymnodie
Vroeg Christelijke Hymnodie
Griekse Hymnodie tot 900AD
Latijnse Hymnodie
Lutherse Hymnodie
Calvinistische (Franse) Psalmodie
Nederlandse Gemeentezang
na de Reformatie

Engelse Hymnodie

Muziekgeschiedenis


Kunstgeschiedenis

Prehistorie, Oudheid en Vroege Middeleeuwen
Middeleeuwen
Renaissance
Barok en Rococo
Negentiende Eeuw
Twintigste Eeuw



 

Deel I: De werkelijkheid der mystiek (5)
V Mystiek en theologie
Het is eigen aan de mens te reflecteren op zijn ervaringen, en daarom is elke mysticus tegelijk ook een mystiek filosoof (wat niet betekent dat elke mystieke filosoof ook een mysticus is of kan worden). In de praktijk blijkt dat mystici uit alle culturen daartoe een beroep doen op twee grote theorieën, die elkaar aanvullen en samen nodig zijn om enigzins toetreffend God te kunnen benaderen:

Het emanatie-model. Dit model heeft zijn wortels in de griekse filosofie. God wordt hierin als absoluut transcendent voorgesteld. Wij kunnen Hem alleen kennen via zijn emanaties. Het planetenstelsel draaiend rondom de zon is een geliefd symbool om dit voor te stellen; tussen ons en die zon hangt een wolk van niet-weten die ons het zicht op de zon beneemt. Omdat deze zon oneindig ver van de materiële wereld is verwijderd zal de reis van de mysticus een reis "omhoog en naar buiten" moeten zijn, weg van die wereld, via purgatie en illuminatie naar vereniging. Het aardse bestaan is voor mystici die deze theorie hanteren een pelgrimage, een ballingschap.
Het immanentie-model: de queeste naar het Absolute is geen lange reis zoals in het vorige model, maar het zich gaan realiseren van iets dat impliciet aanwezig is in het Zelf en in het universum. De ogen van de ziel moeten open gaan voor de Realiteit waarin zij zwemt als een vis in het water. De wereld is a.h.w. de voortgaande ontwikkeling en zelfopenbaring van de inwonende Godheid. Gevaar van dit model: verwording tot pantheïsme. Dit model is de filosofische basis voor introversie in de comtemplatie.
Beide modellen zien het universum als dynamisch: als terugreizend naar de Oorsprong, of als een voortgaand bewustwordingsproces van de inwonende Godheid. Sommige mystici, e.g. Eckhart, gebruiken beide modellen door elkaar. Zij ontstaan omdat elke mens qua aard en instelling tegenover de wereld tendeert tot een van deze twee. Het onderscheid loopt parallel aan dat tussen Plato en Aristoteles, tussen de asceet, die zich van de wereld afkeert en iemand die getroffen wordt door de schoonheid ervan.

Op zich genomen lijken deze modellen elkaar uit te sluiten. Maar de christelijke mystiek is superieur aan vormen van mystiek uit andere culturen, juist omdat het via de idee van de Triniteit een verbinding heeft aangebracht tussen deze twee en heeft aangetoond dat het elkaar aanvullende helften van één geheel zijn. Bijv. Dyonisius de Areopagiet, dé theoloog van de emanatie-theorie, neemt in zijn theologie ook het dogma van de inwonende Godheid op, en Eckhart, dé representant van het immanentie-model, citeert in zijn werk Dyonisius het meest van allemaal. Het dogma van de Triniteit blijkt essentiëel als middel om ervaringsfeiten te beschrijven, zodra men psychologische voorwaarden van de mystiek wil analyseren of wil speculeren over de intuïtieve ervaring van God. In de mystieke extase ervaart men geen onderscheid tussen drie Personen, maar wil men de ervaring naderhand overbrengen, dan blijkt dat onderscheid absoluut noodzakelijk. U. neemt het voorbeeld van Teresa van Avila. De Vader staat bij haar voor het Ene, het absolute Zijn. Omdat dit begrip, dat van de grieken afstamt, geen recht doet aan de ervaring van het persoonlijke aspect van het Goddelijke, is er vervolgens de Zoon. Hij bemiddelt tussen de mens en het Absoluut Transcendente, maakt dat zichtbaar en is object van alle liefde voor het Goddelijke. Hij staat voor de wereld van het worden, is uitgegaan van de Vader. Tenslotte herkende Teresa in zichzelf ook een vonk van het Goddelijke vuur, de inwonende H. Geest, de Bron van het transcendentaal bewustzijn in de mens dat zijn contact met de transcendente Ene pas mogelijk maakt.

Een andere belangrijke doctrine van het christendom, incarnatie, blijkt zeer geschikt voor sommige mystici om een brug te slaan tussen de transcendente Ene en de ervaring daarvan in het eigen innerlijk. De idee is dat Jezus' geboorte van alle eeuwigheid in de kosmos en in de ziel van de naar God opstijgende mens plaats vindt, en dat wat zich ooit voltrok in het historische leven van Jezus opnieuw gebeurt/dient te gebeuren in de ziel van de mysticus. De Zoon is een Middelaar: enerzijds voor God die Zichzelf in Hem kent, en anderzijds naar de mens toe die God kent via Hem. Alleen het dogma van Incarnatie kan de mystiek voor het gevaar van pantheïsme bewaren, omdat daarmee het persoonlijke aspect van de Godheid als een Tegenover bewaard blijft en de mens dus nooit kan gaan samenvallen met het Absolute.