Teksten van Willem van St. Thierry en Bernard
van Clairvaux
Tekst van Willem van
Sint Thierry Uit: Commentaar op het Hooglied, 4e strofe nr. 54
Er is geen twijfel aan, ééns heeft dat aanschijn van uw schoonheid
gestraald over haar, dat ze U nu zo bemint. Eéns moet ze enigermate door
de adem van uw mond beroerd zijn, dat ze nu zo hunkert naar U. Eéns heeft
ze de zoetheid van uw omhelzingen ervaren, dat ze reeds zo vertrouwelijk is opgegaan
in U. Als ze nu immers liefheeft, kan ze dit slechts door U. U bent juist die
liefde, waarmee ze u bemint. En zozeer bemint ze u in zichzelf, dat ze zichzelf
in niemand anders liefheeft dan in U. Als men immers het schone bemint, bent U
de Schoonheid van alle schoonheid. Gaat de liefde uit naar het goede, dan bent
U het Goede van alle goedheid. bemint men het nuttige, dan bent U Degene die gebruikt
wordt door iedere mens, zelfs door hem die U haat. Maar ieder die U liefheeft,
geniet van U. Tekst van Bernardus van Clervaux
uit Preek 74 van Commentaar op het Hooglied
Ik beken het : ook
tot mij is het Woord gekomen - ik spreek in onverstand - en meermalen. En ofschoon
Het vaak bij mij is binnengetreden, heb ik niet een enkel maal gevoeld dat Het
binnentrad. Ik voelde dat Het er was, ik wist dat Het er geweest is, soms kon
ik zijn komst voorvoelen, maar nooit voelen, en ook zijn heengaan niet. Want vanwaar
Het gekomen was in mijn ziel, of waarheen Het ging toen Het mij verliet, waarlangs
Het binnentrad of wegging, dat beken ik ook nu nog niet te weten.
Vraagt ge nu, daar zijn wegen zo geheel onnaspeurlijk zijn (Rom. 11,33), hoe
ik dan weet dat het Woord aanwezig is? Het is levend en krachtig (Hebr. 4,12),
en zodar Het is binnengekomen heeft Het mijn sluimerende ziel gewekt, mijn hart
bewogen, week gemaakt en gewon, want het was hard en van steen en vol onverstand.
Terwijl nu aldus de Goddelijke Bruidegom meer
dan eens bij mij binnentrad, heeft Hij nooit door een enkel teken zijn binnenkomen
verraden; niet door enig woord, door een verschijning of het geluid van zijn gang.
Kortom, geen van zijn bewegingen deed mij Hem gewaarworden, door geen van mijn
zinnen sloop Hij bij mij binnen: alleen uit de bewogenheid van hart, zoals ik
al zei, heb ik zijn aanwezigheid begrepen.
|