Teksten van Dag Hammerskjöld
Teksten van Dag Hammerskjöld Uit: Dag Hammarskjöld, Merkstenen,
Uitgeverij Helmond, Helmond 1963, pp. 21, 71, 98, 100, 102, en 138
p.21: de periode 1925-1930 Zo was het
Verder word ik gedreven, een onbekend land in. De
grond wordt harder, de lucht prikkelender, kouder. Aangeraakt door de wind
vanuit mijn onbekende einder trillen de snaren in afwachting.
Aldoor vragend zal ik aankomen, daar waar het leven wegklinkt - een
klare zuivere toon in de stilte. Glimlachend,
open, standvastig - het lichaam vrij en beheerst. Een man die werd wat
hij kon, en was wat hij was - steeds bereid alles bijeen te brengen in
een enkelvoudig offer. Morgen zien we elkaar,
de dood en ik - . Hij zal zijn degen stoten in een wakend man.
Maar hoe schrijnt de herinnering aan elk verspild uur.
p.71: 1952
De stroom van het leven door miljoenen jaren, de mensenstroom
door duizenden. Zonde, dood en ellende, offerbereidheid en liefde. Wat betekent
'ík' in dit perspectief? Dwingt mijn verstand me niet om het 'mijne te
zoeken? mijn lust, mijn macht, het respect van anderen? En toch 'weet' ik - weet
ik, zonder te weten - dat in dit perspektief juist dit het minst belangrijke is.
Een inzicht waarin God is. De innerlijke
stilte bewaren - midden in het lawaai. Open, stille, vochtige teelaarde blijven,
in de vruchtbare duisternis waarin de regen valt en het graan rijpt - hoe velen
er ook zijn die in het droge daglicht over de .velden trekken, alles vertrappend
in wervelend stof. p.98: 1955
Gewelddaden
-. Zowel in het groot als in het klein deze bittere paradox: de zin van de dood
- en de zinloosheid van het doden. De 'mystieke
ervaring'. Altijd - hier en nu - in de vrijheid die één
is met distantie, in de stilte die geboren wordt uit zwijgen. Maar - deze vrijheid
is een vrijheid in daden, deze stilte een stilte onder mensen. Voor hem die, in
de wereld staande, vrij is van zichzelf, is het mysterie voortdurende werkelijkheid,
een werkelijkheid in de rustige rijpheid die geschonken wordt door de ontvankelijke
opmerkzaamheid van de aanvaarding. De weg naar heiliging gaat in onze dagen
noodzakelijk via daden. Men moet alles voor
alles geven. p.100: 1956
Vergeving
is het antwoord op de kinderdroom, de droom over het wonder waardoor het beschadigde
weer hersteld wordt en het bevlekte steeds rein is.
In deze zin hebben wij vergeving nodig en moeten wij vergeving schenken. In
onze Godservaring staat er niets tussen Hem en ons in de weg, is ons alles
vergeven. Maar wij kunnen Hem niet ervaren, ah wij toestaan dat er iets
in de weg staat tussen ons en anderen. - lijd
ons niet in bekoring, maar verlos ons van het kwaad: Laat alles in mij
U dienen, en bevrijd mij zo van vrees. Je
durft ja te zeggen - en ervaart een diepe zin. Je herhaalt je jawoord - en
alles wordt zinvol. Als alles zinvol is, hoe kun je dan iets anders leven dan
een ja. p. 102: 22 april 1956
Met de liefde van God de mensen en het leven liefhebben - terwille van de oneindige
mogelijkheid, wachten als Hij, oordelen als Hij, zonder
te veroordelen, het bevel gehoorzamen wanneer het gegeven wordt en
nooit omzien - dan kan Hij je gebruiken - dan gebruikt Hij je - misschien.
En als Hij je nog niet gebruikt: dan is, in zijn hand, ieder ogenblik
zinvol, heeft ieder ogenblik waardigheid en luister, rust en samenhang.
'In God geloven' betekent in dit perspectief: geloven in jezelf. Even vanzelfsprekend,
even 'onlogisch' en even onverklaarbaar: als ik kan zijn, is God. 'De zalige
geesten moeten gezocht worden binnen het zelf dat gemeenschappelijk is aan allen'.
Zich over een succes verheugen is iets anders
dan zich de verdiensten ervan toe te eigenen. Zich het eerste ontzeggen is iets
voor huichelaars en voor hen die het leven loochenen; zich het tweede gunnen is
een genoegen voor kinderen - een genoegen dat hen zal beletten mannen te worden.
Achter de gehoorzame concentratie op het gestelde
doel: vrijheid van vrees. Achter de vrees: openheid. En
daarachter: liefde. p. 138: 29 juli 1959 (zijn
veriaardag) Nederigheid is in even sterke mate
de tegenhanger van zelfvernedering als van zelfverheffing. Nederigheid wil zeggen:
zichzelf niet vergelijken. Rustend in zijn eigen werkelijkheid, is het
ik niet beter en niet slechter, niet groter en niet kleiner - dan iets of iemand
anders. Het ik is - niets, maar tegelijk één met alles. In die zin
betekent nederigheid. totale wegcijfering van jezel£ In deze ootmoedige
wegcijfering niets zijn en toch uit de kracht van de opdracht geheel de
zwaarte en autoriteit van de opdracht belichamen - dat is de levenshouding van
de geroepene. Ten overstaan van mensen, poëzie, kunst en werk alles geven
wat het ik daarbij als medium tot stand kan brengen, en - eenvoudig. en vrij -
alles aanvaarden, wat het daarbij te beurt valt krachtens innerlijke identiteit.
Lof en kritiek, de winden van het succes en de tegenspoed, waaien over zo'n leven
heen, zonder een spoor na te laten en zonder het evenwicht te verstoren. Daarbij
helpe mij God. Uit: Merkstenen Pinksteren 1961
Ik
weet niet wie - of wat - de vraag stelde. Ik weet niet wanneer zij gesteld werd.
Ik herinner met niet dat ik antwoordde. Maar eens zei ik ja tegen iemand of iets.
Vanaf dat moment heb ik de zekerheid dat het leven zinvol is en dat mijn leven,
in onderwerping, een doel heeft. Vanaf dat moment heb ik geweten wat het zeggen
wil 'niet om te zien', of 'zich niet te bekommeren om de dag van morgen'. Vanaf
dat moment had het woord 'moed' voor mij zijn zin verloren, omdat niets me meer
ontnomen kon worden. Nog een tekst van Dag Hammerskjöld
Uit: Merkstenen, Uitgeverij Helmond, Helmond 1963. pp 13-15
pp.13-15: Uit een radiorede in 1953 Van generaties
van soldaten en regeringsambtenaren van vaders kant erfde ik de overtuiging dat
niets méér voldoening kan schenken dan een leven van onbaatzuchtige
dienstbaarheid aan je land - of aan de mensheid. Deze dienstbaarheid vereiste
het offer van ieder persoonlijk belang, en tevens de moed onversaagd op te komen
voor je overtuigingen. Van wetenschappers en
geestelijken van moeders kant erfde ik een overtuiging dat in de zeer radicale
zin van het evangelie alle mensen gelijk waren als kinderen van God en door ons
tegemoet getreden en behandeld moesten worden als onze rneesters in God.
Geloof is een toestand van de ziel. In deze zin kunnen
we de woorden van de Spaanse mysticus St. Jan van het Kruis verstaan: Geloof is
de vereniging van de ziel met God. De taal van de godsdienst is een geheel van
woorden die een fundamentele geestelijke ervaring uitdrukken. Deze taal mag niet
beschouwd worden als een beschrijving - in termen die door de filosofie bepaald
moeten worden - van de werkelijkheid die toegankelijk is voor onze zintuigen en
die we kunnen analyseren met de werktuigen van de logica. Het duurde lang voor
ik de betekenis hiervan begreep. ... De twee
idealen die in mijn jeugd de boventoon voerden, vond ik in volledige harmonie
en aangepast aan de eisen die de wereld van vandaag stelt - in de ethiek van Albert
Schweitzer. In deze ethiek wordt het ideaal van de dienstbaarheid geschraagd door
een fundamentele gerichtheid op de mens, zoals die verkondigd wordt door het evangelie
- terwijl het die gerichtheid ook steunt. In dit werk vond ik ook een sleutel
die voor de moderne mens de toegang opent tot de wereld van het evangelie.
Maar het antwoord op de vraag, hoe de mens een leven
kan leiden van actieve maatschappelijke dienstbaarheid in volledige harmonie met
zichzelf als lid van de gemeenschap van de geest - vond ik in de geschriften van
de grote middeleeuwse mystici. Zelfovergave is voor ben immers de weg naar zelfverwerkelijking
geweest. Zij hebben in eenvoud van geest en in gerichtheid naar binnen de kracht
gevonden om ja te zeggen tegen ieder appèl dat de behoeften van de naasten
op hen deden. Om ook ja te zeggen tegen alles wat het leven voor hen met zich
meebracht, wanneer ze de roep van hun plichtsbesef volgden.
(pp. 56 en volgende: 'De (onmogelijke) mogelijkheid van Jezus Christus') Een
jongeman, hard in zijn overgave. Degene die hem het naast stond vertelt, dat hij
op de laatste avond van de maaltijd opstond, zijn bovenkleed aflegde en de voeten
waste van zijn kameraden en volgelingen - een jonge, harde man, eenzaam tegenover
het lot dat hem wachtte. Hij had het kleine
spel gezien dat gespeeld werd om zijn - zijn! - vriendschap te winnen Hij besefte
dat niemand van zijn kameraden begreep waarom hij moest handelen zoals hij deed.
Hij wist hoe ze zouden schrikken, hoe ze zouden twijfelen -. En een van hen had
hem aangegeven en zou wel spoedig een teken aan de politie geven.
Hij had alles ingezet op een mogelijkheid in zijn wezen en zijn lot, een mogelijkheid
die hij had menen te zien toen hij terugkeerde uit de woestijn. Als God iets van
hem wilde zou hij niet teleurstellen. Pas kort geleden had hij gemeend helderder
te zien en begrepen dat de weg van de mogelijkheid de weg van het lijden zou kunnen
zijn. Maar hij had ook geweten dat hij die weg moest volgen, onzeker of 'hij was
het die' -, maar bewust van het feit dat het antwoord alleen gevonden kon worden
als hij de weg tot het einde toe volgde. Het einde kon een dood zonder betekenis
zijn - behalve dat het bovendien het einde zou zijn van de weg der mogelijkheid.
... Is de held van dit eeuwige, brutaal eenvoudige
drama 'het lam Gods dat de zonden van de wereld wegneemt'? Beheerst door zijn
trouw aan een vermoede mogelijkheid - in die zin: van God, in die zin een offerdier,
in die zin een verlosser. Een jonge man, hard in zijn zelfovergave, die de weg
van de mogelijkheid gaat, tot het einde toe, zonder zelfbeklag en zonder behoefte
aan medelijden, het lot tegemoet gaand dat hij zelf gekozen heeft - ook de gemeenschap
offerend wanneer de anderen niet volgen, een nieuwe gemeenschap in.
Alles inzetten op zijn mogelijkheid -. Waarom? Offert hij zichzelf voor anderen
maar terwille van zichzelf- in sublieme egocentriciteit? Of verwerkelijkt hij
zichzelf terwille van de anderen? De scheidslijn hiertussen is die welke ligt
tussen onmens en mens. 'Een nieuw gebod geef Ik u: dat gij elkander liefhebt'.........
|