Teksten van Jan van Ruusbroec
Tekst van Jan van Ruusbroec Uit: 'Kruispunten
in de mystieke traditie, tekst en context van Meester Eckhart, Jan van Ruusbroec,
Teresa van Avila en Johannes van het Kruis', gekozen, vertaald en ingeleid door
dr. H. Blommestijn en dr F.M. Maas, Meinema Den Haag 1990. ISBN 90-211-6109-5
Over de deugd De wijze maagd uit de parabel
(Mat. 25,1-14), dat is een reine ziel die de aardse ijdelheden heeft verzaakt
en voor God een deugdzaam leven leidt, bewaart in haar hart de olie der liefde
en der deugdbeoefening, samen met de lamp van een onbesmet geweten. Maar als nu
Christus de Bruidegom op zich laat wachten en haar zijn troost en nieuwe invloed
van gaven onthoudt, dan wordt de ziel sluimerig, valt in slaap en wordt traag.
In het midden van de nacht, dat betekent: als men het het minst vermoedt of verwacht,
klinkt een geestelijke roep in de ziel: 'Zie, de bruidegom komt, ga uit, Hem tegemoet'.
De mens, die uit deze hoogte door God neer gezonden
wordt in de wereld, is vervuld van waarheid en rijk aan alle deugden. Hij zoekt
zichzelf niet maar de eer van God, die hem gezonden heeft. hij is dan ook rechtvaardig
en waarachtig in alle dingen en bezit rijke, milde grond, die gevestigd is in
de rijkheid Gods. Daarom voelt hij de behoefte om zonder ophouden uit te vloeien
in allen, die hem nodig hebben; want zijn rijkdom bestaat in de levende bron van
de heilige Geest, die men nooit volledig leegputten kan. hij is een levend en
gewillig werktuig van God, waarmede God uitwerkt wat Hij wil en zoals Hij het
wil. Daarom ook eigent de mens zich dit niet toe: hij geeft alle eer aan God.
Zo blijft hij beschikbaar en bereid om alles te doen wat God gebiedt, en is hij
sterk en moedig in het dulden en verdragen van wat God overzendt. Zo bezit hij
?gemeen leven?; want schouwen en werken liggen hem even na en in beide is hij
volmaakt. Uit 'Vanden Blinckende Steen') Teksten
van Jan van Ruusbroec uit de levensbeschrijving Uit: Claude-Henri Rocquet,
Ruusbroec, Meinema Zoetermeer Deze teksten worden ook in de levensbeschrijving
geciteerd. Kritiek op kerk en maatschappij: Bij
de dwaasheden die tegenwoordig in de kloosters heersen is nu weer een nieuwe gekomen:
de zilveren ceintuurs, met daaraan rare tierelantijnen en blinkende opschik, zodat
de dame - ik bedoel: de non - rinkelend rondloopt als een met belletjes opgedirkte
geit. De monniken zitten te paard als ridders, met een lang zwaard aan hun gordel.
Maar tegenover de duivel en de wereld, tegenover hun hartstochten, hun onkuise,
slechte begeerten staan ze ongewapend, en zijn ze haast altijd de verliezer
Het liefdesgevecht met God: Dank zij Gods
handelen en de kracht van de liefde zinkt onze geest weg in God, verliest zich
in hem en wordt God op zijn beurt geraakt. Uit dat wederzijdse contact ontstaat
het liefdesgevecht: op het diepste punt van de ontmoeting, op het meest intieme,
meest levendige ogenblik wordt elke geest van liefde gewond tot het uiterste.
God is het begin en einde van de hele schepping De
wilde zee waaruit alle goed is gevloten en mateloos binnen gebleven. De brandende
klare zon die het rijk van de ziel doorlicht. De grondeloze draaikolk waar alle
geesten in hangen en verzonken zijn in verlorenheid. De levende bron die stroomt.
Van alle geschapen dingen de oorzaak en het oerbegin.
God zoeken De ontmoeting met God is de vervulling van ons bestaan.
Hoe bereik je God? God vinden Antwoord
Ruusbroec samengevat: Zoek God waar hij is. Niet hoog verheven boven ons, maar
diep in ons, in ons eigen wezen. Keer je naar binnen, in jezelf. Laat alles los
en je zult hem vinden. God is geest. Wil een mens
God bezitten, dan moet hij zich laten vallen in de loutere beeldloosheid die God
is. Zoals het licht van de zon in de lucht is,
zo is God altijd in het wezen der ziel. Keren wij in tot dat wezen, dan worden
wij onmiddellijk met God verenigd in een eenvoudig weten van alle waarheid en
een wezenlijk smaken van alle goed Meditatie
en contemplatie Verhef dan Uw ogen boven de rede en boven elk beoefenen
van de deugden en beschouw met een liefhebbende geest het levende leven dat de
oorsprong en de oorzaak is van alle leven. Zie het aan als de heerlijke afgrond
van Gods rijkheid en de levende bron waarin wij ons met God verenigd voelen. Daar
moeten wij blijven, onverdeeld, leeg en beeldloos. Daar, in niet-weten en in donkerheid,
is niets anders dan een grondeloos schouwen: wat wij aanschouwen dat zijn wij,
en wat wij zijn, aanschouwen wij. De opperste
vervulling van het leven Altijd zullen wij met God verenigd blijven,
en met God en alle heiligen eeuwig uitvloeien in alomvattende liefde, en altijd
weer inkeren in dankbaarheid en lofprijzing, en in gebiedende liefde aan onszelf
ontzinken in wezenlijke rust, dit is het rijkste leven dat ik ken. |