NOEME WILLEM
VISSER Wie en Waarom

LITURGIE &CETERA Thema's
 Kerkelijk Jaar
Hoofddienst  Getijden Devotie Uitingsvormen 

Liturgie

LITURGIEK
Liturgiek TVG

Liturgiegeschiedenis

Joods

Vroeg Christelijk

Oosters Orthodox

Westers Katholiek

Protestants

HYMNOLOGIE

Geschiedenis van de Hymnodie

Oud Joodse Hymnodie
Vroeg Christelijke Hymnodie
Griekse Hymnodie tot 900AD
Latijnse Hymnodie
Lutherse Hymnodie
Calvinistische (Franse) Psalmodie
Nederlandse Gemeentezang
na de Reformatie

Engelse Hymnodie

Muziekgeschiedenis


Kunstgeschiedenis

Prehistorie, Oudheid en Vroege Middeleeuwen
Middeleeuwen
Renaissance
Barok en Rococo
Negentiende Eeuw
Twintigste Eeuw




De kerstening van West Friesland.

De kerstening van West Friesland begint met Wilfrid van York, die bij een poging om naar Rome te reizen in 678 door ongunstige wind in Friesland belandde. De vorst Aldgisl ontving hem welwillend en tijdens de overwintering begon hij het evangelie aan de bevolking te verkondigen en bekeerlingen te dopen.

Willibrord (ca. 658-739), geboren in Northumbrië (Northumberland) en groot geworden in het klooster van Ripon, had tot Wilfrid's leerlingen behoord. Hij ontving zijn verder opleiding in het klooster Rathmelsigi in Ierland.
In 690 na Christus maakte hij de oversteek naar het Frankische rijk. Met de steun van de Christelijke Franken achter zich kon Willibrord met zijn metgezellen rondtrekken en het geloof verkondigen. Hij begon met de kuststreek, via Katwijk met een reis langs de kust omhoog. Om zich te verzekeren van steun ging hij eerst naar het hof van de christelijke Pepijn II van Herstal. Deze verwelkomde de priester en zijn plannen. Willibrord reisde vervolgens af naar Rome voor de samenwerking en de zege van de Paus. De Frankische adel schonk Willibrord land en bezit om kerken en kloosters te stichten. Degene die zich bekeerden tot het Christendom werden begunstigd door de Franken.

Dankzij de samenwerking ging de kerstening zo goed dat Willibrord voor de tweede keer naar Rome ging om in 696 na Christus door Paus Sergius I tot aartsbisschop der Friezen gewijd te worden. De paus gaf hem daarbij zijn tweede naam: Clemens. De plek die Pepijn II van Herstal voor het bisdom aanwees was Utrecht. De bisschop van Utrecht kreeg regelmatig goederen en landerijen. Een aantal van de schenkingen heeft Willibrord vermaakt aan de abdij van Echternach, bijvoorbeeld Vlaardingen, Oegstgeest, Velsen, Heilo en Petten. Uit de opbrengst van die landerijen (de tienden) werd een kerkgebouw bekostigd en een lokale priester. Het feitelijke kersteningswerk van de bevolking werd dus niet allemaal door Willibrord gedaan. Adelbert (of Adelbertus of Adalbert) (overleden ca. 740) was missionaris in de kuststreek. Hij was, evenals Willibrord, een leerling geweest van Egbert van Rathmelsigi en zou met Willibrord vanuit Ierland de overtocht hebben gemaakt. De Abdij in Egmond is naar hem vernoemd.

De investituurstrijd woedde ook in de kuststreek. De lokale heren zagen zichzelf vaak als gezag in de kerk, en bezaten soms ook de parochies en gebruikten de kerk om hun macht te bevestigen. Waarschijnlijk heeft de graaf van Holland in de tiende of elfde eeuw de kerk van Schoorl gesticht, waarbij Oudkarspel, Noord- en Zuid-Scharwoude hoorden. In de juridische kwestie wie zich eigenaar mocht noemen van de kerk van Schoorl en het recht had om een priester aan te stellen en de inkomsten op te strijken, hield de graaf krampachtig vast aan die rechten. De Hollandse graaf beschouwde zichzelf als de bezitter van de Schoorlse kerk. Pas toen met een juridisch foefje bisschop Willem I (1054-1076) kon aantonen dat de Hollandse heren "vanwege de voortdurende opstand tegen de wettige leenheer de keizer en de herhaalde gruwelijke oorlogen" hun rechten hadden verbeurd, viel alles toe aan de keizer die uit dankbaarheid voor het scherpzinnig optreden van Willem I tegenover die eigengereide Hollandse heren alle kerken gaf aan de bisschop van Utrecht. Daar moet Schoorl ook bij geweest zijn want vanaf die tijd komt Schoorl voor in de bescheiden van het bisdom Utrecht.
Vanuit Schoorl werd de streek van Schoorlwalt (nu Langedijk) gekerstend: er werden kapellen gevestigd te Oudkarpel, Noord- en Zuid-Scharwoude. De kerk van Broek op Langedijk werd in deze periode waarschijnlijk geschonken aan het klooster van Egmond
Het dorp Vroonen is Sint-Pancras gaan heten, nadat Vroonen in 1297 totaal werd verwoest tijdens een opstand van West Friezen tegen hun graaf. Op de resten werd een kapel gebouwd, gewijd aan de heilige Sint Pancratius. In het jaar 1487 werd deze kapel een parochiekerk en het omliggende dorp werd Sint-Pancras.
Schoorlwalt behoorde tot het woongebied van de Westfriezen: het was van het Hollandse graafschap gescheiden door de stroom de Rekere. De graaf wilde graag invloed krijgen in Friesland en schakelde daarvoor zo te zien, evenals vroeger de Franken, het christendom in. Vooruitgeschoven christenposten konden bruggehoofden zijn voor een verovering van het Westfriese land.

De oorkonde

(voor de tekst van de oorkonde, klik hier)

In 1094 deed bisschop Conrad officieel afstand van zijn rechten op Schoorl en de bijkerken "tot hulpmiddel voor mijne ziele" en heeft deze "in bezit gegeeven aan den H. Joannes en deszelfs kanonniken te Utrecht om de vruchten daarvan tot behoef van hunne kleedinge te genieten." De opbrengsten van de kerkelijke goederen in Schoorl gingen dus naar het kapittel. Maar deze overeenkomst hield ook in dat de verantwoordelijkheid voor de zielzorg in handen werd gelegd van het kapittel. De kerk van Oudkarspel heette in 1094de Aldenkercha. Blijkbaar was er al zo lang een kerk in Oudkarspel dat deze de Oude Kerk was gaan heten.
Het eerste gebouw (de houten kapel) was waarschijnlijk van hout. Het allereerste stenen gebouw was grotendeels opgetrokken uit tufdrijfsteen en had een vierkante toren met spits. Dat er meer permanente gebouwen kwamen geeft waarschijnlijk aan dat het Christendom niet meer weg te denken was.