NOEME WILLEM
VISSER Wie en Waarom

LITURGIE &CETERA Thema's
  Kerkelijk Jaar
Hoofddienst   Getijden   Devotie   Uitingsvormen  

Liturgie

LITURGIEK
Liturgiek TVG

Liturgiegeschiedenis

Joods

Vroeg Christelijk

Oosters Orthodox

Westers Katholiek

Protestants

HYMNOLOGIE

Geschiedenis van de Hymnodie

Oud Joodse Hymnodie
Vroeg Christelijke Hymnodie
Griekse Hymnodie tot 900AD
Latijnse Hymnodie
Lutherse Hymnodie
Calvinistische (Franse) Psalmodie
Nederlandse Gemeentezang
na de Reformatie

Engelse Hymnodie

Muziekgeschiedenis


Kunstgeschiedenis

Prehistorie, Oudheid en Vroege Middeleeuwen
Middeleeuwen
Renaissance
Barok en Rococo
Negentiende Eeuw
Twintigste Eeuw



Psalm 36 Het aanstekelijke licht van God

Licht dat ons aanstoot in de morgen. Het is de eerste regel van een bekend lied van Huub Oosterhuis. Licht en
leven zijn met elkaar verweven. Zo ook duisternis en dood. De goede woorden hebben alles met God te maken,
de kwade woorden moeten het onderspit delven. Gert Marchal schrijft over Psalm 36.

H et eerste deel van de Psalm (2-5) gaat over het platte vlak, over wat er gaande is op deze aarde. Wie dit ratjetoe enigszins wil duiden, heeft woorden nodig die het platte vlak overstijgen. Anders blijven we rondjes draaien, zoals een hondje achter z'n eigen staart aan loopt. De Psalm zet in met het woord `zonde'. Toegegeven: versleten tot op de
draad, afgeplat tot en met. Je kunt er ongeveer alles bij denken, met het kwalijke gevolg dat velen er niets meer bij denken (behalve een belerend vingertje, een droevige blik van een betweter, maar ook dat schiet niet op).

Zonde veronderstelt een relatie die verstoord is. Die storing woekert door in alle verhoudingen: tussen God en de mensen, mensen onderling, mens en dier, mens en ding.Hier wordt de zonde `sprekend' voorgesteld. Het hart wordt
aangesproken. Dat is: het epicentrum van ons bestaan: Wie zich aldus laat gezeggen, is een goddeloze. Typerend voor zo'n mens is een gebrek aan eerbied en ontzag voor God. Daardoor raakt alles grondig in de war. Een repeterende breuk, die het leven ontluistert en verziekt.

Oeverloos

Het hart van de Psalm (6-10) bezingt de wijze waarop de Here God reageert. Niet de God-in-het-algemeen, maar de Levende, die een Naam, een Gezicht heeft. Daarop is Hij aanspreekbaar, herkenbaar. Zijn `goedertierenheid'
(6) - dat is: zijn verbondstrouw (6) - is hemelhoog en aardediep. Zijn `gerechtigheid' (7), zijn onvermoeibare arbeid om alles en allen recht te zetten, staat zo vast als machtige bergen, is oeverloos als de wijde oceaan (7).

Mens en dier kunnen daar en zo hun hart ophalen, een thuis vinden, hun dorst lessen (8-9).. Het bestaan mag dan verschrikkelijk zijn, maar de verrukking krijgt de boventoon. Deze mondt uit in een belijdenis, die altijd het karakter heeft van een liefdeslied:
`Want bij U is de bron van het leven, in uw licht zien wij licht' (10).

Als de bran van het leven is Hij een en al dynamiek. Aan Hem hebben we alles te danken: Deze erkentenis heeft niet alleen terugwerkende kracht, maar doorlicht ook het heden en de toekomst. `God is licht en in Hem is in het geheel geen duisternis' (1 Joh. 1:5). Hij laat dat licht schijnen.

Niet alleen de zon, de maan en de sterren. Die vertellen overigens ook een verhaal, zijn een prediking (Gen.l; Ps.19). Hij laat zich vooral horen. In en door de woorden van mensen. Zijn Woord is een licht op ons pad (Ps.119:105).
Waar het open gaat, verspreidt het licht (Ps.119:130). Hij heeft zich van a tot z uitgesproken in Hem, die dan ook
het Woord wordt genoemd, sprekend God Qoh.l), het licht der wereld (Joh.8:12). Waar Hij gehoord wordt, gaan mensen licht zien, wordt alles lichter. Zijn licht doorlicht zelfs de nacht (Ps.139:12).

Het slot van de Psalm is een gebed om vanuit deze bron, in dit licht te blijven leven. Daar buiten is geen toekomst. Het `lied aan het licht' van Oosterhuis zingt tenslotte:

Veelstemmig licht,
om aan te horen
zolang ons hart nog slagen geef t.
Liefstederrriensen, eerstgeboren,
licht, laatste woord van Hem die leef .

Gert Marchal