|
|
|
Aspecten van het gebed naar Abraham Heschel
- Gebed streeft naar: Een gedachte van God worden. p.19, 23
- Leven verschrompelt wanneer het niet verbonden is met iets dat
dat leven zelf overstijgt. p.16, 20
- Dood van het ego (AP: valse of kleine zelf). p.24
- Eenzaamheid! p.26-7
- Over taal en de macht van woorden p.32-3
- Gebed van expressie (je gevoelens uitdrukken) vs. gebed van
empathie (invoelen in de voorgegeven woorden van de gebedstraditie)
p.34
- => De mens kan in het gebed boven zichzelf uitstijgen p.35,
8
- Maar het is niet óf empathie óf expressie: Expressie
vergt empathie en vice versa! p.36
- Voorbeeld van herhaling/inoefening: p.41-2
- Niet de woorden, maar de gedachten / het hart / het onuitsprekelijke
vormen de kern van het gebed en van de kawwana (toegewijdheid,
innerlijke aandacht) p.42-4
- Hoe groter ons inzicht/vroomheid is, hoe meer we zwijgen
p.45-8
- Samenvattend: Het gebed is bedoeld om ons boven onszelf uit te
tillen p.57-8
- Het gebed als kwintessens van onze ziel, gerechtvaardigd door
Gods wil/verlangen dat wij bidden p.59
- Er zijn drie dingen noodzakelijk voor het gebed; deze drie in één
zin weergegeven: Weet voor Wie je staat:
- Weet => er is inzicht, begrip nodig om tot gebed
te kunnen komen. Emoties kunnen ons gebed vergezellen, maar zij zijn
niet de bron ervan. Gebed als het opmerkzaam worden voor Gods genade
p.60-1
- voor Wie => het gebed is niet in het luchtledige gericht,
maar betreft een levend gesprek met God. p.61
- je staat => jezelf voor God plaatsen, vanuit het besef dat
de Sjechina (inwoning / aanwezigheid van God in deze wereld) in
ballingschap is, geen plaats vindt in deze wereld. De Sjechina
Gods is ontheemd. Bidden is dan God (opnieuw) thuisbrengen in de
wereld! Zo wordt de wereld geheiligd. p.62
- Niet het gevoel van Gods aanwezigheid is van levensbelang,
maar de overtuiging dat God aanwezig is, ook wanneer wij dat
niet voelen. Om in staat te zijn tot gebed hebben wij het vermogen tot
verwondering nodig. p.63
- Er bestaat een voortdurende spanning tussen de noodzaak van
regelmaat en voorschriften voor het gebed enerzijds, en de
eis dat ons gebed spontaan is anderzijds. p.65
- Bij het gebed staat de kawwana voorop, terwijl in de meeste
andere joodse levensbereiken de keva (de voorschriften, plicht)
voorop staat. p.66
- Het voordeel van keva (voorgeschreven regelmatige gebeden):
het eigen ik en mijn stemming zijn niet allesbepalend voor mijn gebed,
krijgen niet de overhand. p.68
- Het gebed is de koningin der geboden. In het gebed worden
alle ander geboden vervuld. p.68
- Ervaringsverslag in een brief: de door het gebed bereikte ervaring
dat alles God is, wat niet wegneemt of 'oplost' dat er tegelijkertijd
zoveel duisternis in de wereld bestaat. p.72
- Gebed is een ontologische noodzakelijkheid. De waardigheid
van de mens ligt in zijn vermogen tot gebed. Zonder gebed groeit hij
niet uit tot zijn ware maat p.76
- Een definitie van de kawwana. p.81
- Verlangen naar God is óók gebed. p.86
- Noodzaak van discipline / vormgeving aan het religieuze leven.
p.87
- Het alledaagse leven is ook waardevol. Het gebed betreft
niet alleen hoogtepunten. p.87
- Noodzaak praxis: we moeten léven wat we bidden, om
te kunnen voelen wat we bidden. p.88
- Heiligheid gaat in de joodse spiritualiteit nog vóór
goedheid (i.t.t. in de filosofie, die de categorie heiligheid niet
kent) p.89
- God verlangt naar ons gebed; dit is de rechtvaardiging van
ons gebed p.91
- Over het boze in de menselijke ziel p.92
- Het belang van je hele leven lang de joodse gebruiken houden p.93-4
- De kwaliteit van de betrachting van de Wet is belangrijker
dan dat men haar geheel volbrengt! p.94
|
|
|