|
| |
Wat Verhalen ons Vertellen door aartsbisschop dr.
Rowan Williams
Theologie heeft alles te maken met verhalen. Maar terwijl men
voor een goed verhaal onmiddellijk de oren spitst, zo kunnen mensen panisch
worden als ze het woord theologie horen. Toch begint theologie met het ontcijferen,
met het decoderen, van verhalen. En op hun beurt decoderen zij weer de wereld.
Theologie geeft zin en betekenis aan levens, die An en betekenis geven aan de
wereld. Dit hoeft niemand te verbazen; het is niets nieuws; het gebeurt
ook in het nieuwe testament herhaaldelijk. Het is niet toevallig dat Jezus,
die wij in het evangelie ontmoeten, in de herinnering voortleeft als een verhalenverteller,
en niet zozeer als een leraar die zich in abstracte bewoordingen uitdrukt.
Wij weten dat een van de meest kenmerkende dingen van zijn spreken de vertelkunst
was. En het is interessant te zien wat er gebeurt in dat kostbare, door Lucas
opgetekende, verhaal van Jezus die in gezelschap van zijn leerlingen op weg is
naar Emmaus. Wat Jezus in feite doet, is het verhaal opnieuw vertellen. 'Weet
u niet', zeggen de leerlingen tegen Jezus, 'wat er gebeurd is? Kent u het verhaal
niet van wat er de afgelopen dagen in Jeruzalem is voorgevallen? U moet wel de
enige zijn, die dat is ontgaan!' En wat doet Jezus dan? Hij zegt: 'Ik za1
jullie nu het hele verhaal vertellen.' En beginnend bij de profeten vertelt hij
opnieuw het verhaal van wat er de afgelopen dagen in Jeruzalem gebeurd is,
zo dat alles zin en betekenis krijgt. En zodra aan tafel het brood gebroken is,
dringt het tot de leerlingen door dat hun hele verhaal een volstrekt nieuwe zin
en betekenis heeft gekregen, hun verhaal, hun leven en hun situatie, en wel door
de ontmoeting met de opgestane Christus. Wat er op dat beslissende moment gebeurt,
is het vertellen van een verhaal. De verrijzenis stelt mensen in staat om het
complete verhaal van Gods omgang met zijn volk door de eeuwen heen opnieuw te
vertellen, met alshoogtepunt en climax het sterven en het opstaan van Jezus. En
in dat licht gaan zij terug naar Jeruzalem om alle anderen te helpen met nieuwe
ogen te kijken naar hun verhalen. En dit is een manier om de hele christelijke
leer over de verlossing te beschrijven. Over onszelf spreken als over verloste
zondige mensen, is: onszelf begrijpen als mensen die geleerd hebben ons eigen
levensverhaal op een andere manier te vertellen. Of kernachtiger uitgedrukt: de
nog niet verloste zondaar, zou je kunnen zeggen, is iemand die nog moet leren
een ander verhaal over zichzelf te vertellen, niet alleen het verhaal van zijn
falen en verliezen, niet zijn schuldverhaal. George McKay Brown, de dichter
van Orkney, schreef zowel korte verhalen als gedichten over Orkney. Een van die
verhalen is eigenlijk een verhaal over het vagevuur. Het begint met een man die
kennelijk verdwaald is in de in neve- len gehulde hooglanden, allerwaarschijnlijkst
ergens in het moerasgebied van Noord-York. Hij is aan het ronddwalen en weet
niet precies waar hij zich bevindt. Terwijl hij zo door de mist strompelt, komen
allerlei herinneringen in hem op - herinneringen aan al wat er fout is gegaan
in zijn leven. En gaande het verhaal, besef je van lieverlee heel fijntjes dat
deze man dood is. Hij weet niet waar hij naar toe gaat, omdat hij geen zinvol
verhaal over zijn leven kan vertellen, een verhaal dat gaat in de richting
van verzoening. Hij heeft ervaren dat het in zijn gezin aan verzoening heeft ontbroken
en dat het tot een diepe breuk is gekomen. A1 wat hij kan doen is tot vervelens
toe hetzelfde verhaal opnieuw vertellen. En naarmate het verhaal vordert, merk
je dat hij eigenlijk niets liever zou willen dan aan dat verhaal iets nieuws te
kunnen toevoegen, een sprankje hoop of liefde of verzoening, dat hij voor zichzelf
niet kan oproepen. En wanneer dit korte verhaal eindigt, begint de mist op een
bepaalde plek op te trekken, en hij denkt nu ergens licht in een bewoond huis
te zien. Daar zou een plek kunnen zijn om te leven, daar zou een verhaal te vertellen
zijn, maar voordat iets nieuws een wending zou kunnen geven aan het verhaal, komt
hij vast te zitten in het verhaal dat hij zelf aan het vertellen is. Bewonen
wij in ons eigen aards bestaan eigenlijk niet allemaal een of ander vagevuur?
En een heel belangrijk gedeelte van dat vagevuur ligt besloten in verhalen
waar we niet uit kunnen komen. Wat de Blijde Boodschap te ieggen heeft - als
je oren hebt om te horen - is dat er iets is dat de ogenschijnlijke patstelling
kan doorbreken, de kennelijke imipasse rond de verhalen die je over jezelf
vertelt. Het doorbreekt de impasse en voert naar een andere conclusie. En dat
iets is de tegenwoordigheid van de reddende Christus. Nu begint u wellicht
een beetje te zien, waarom ik zei dat theologie de praxis is van 'zin en betekenis
geven aan levens, die op hun beurt zin en betekenis geven aan de wereld'.
Jezus vertelt verhalen met de bedoeling de wereld waarin mensen leven te veranderen.
Daar is hij en daar ontmoet hij zijn gehoor in levende lijve, zeggend: 'Ik ga
jullie een verhaal vertellen, en als het uit is dan staan jullie niet meer
op de plek waar jullie waren toen ik begon.' Denk hier aan de parabels, vooral
aan de grote parabels die Lucas in zijn evangelie heeft opgetekend. Het zijn verhalen
die echt bedoeld zijn om je uit het diepe dal te trekken en je een nieuwe kijk
te geven op wie je bent en waar je staat. Een van de kenmerken van Jezus' parabels
bij Lucas is dat de clou zit in de staart. Wanneer je denkt dat je het door hebt,
dan zet Jezus je klem en zegt: 'Nee, dat heb je niet, wacht even!' De
verloren zoon De
Barmhartige Samaritaan Ik ga hier wat dieper op in, omdat het
zo goed illustreert dat een verhaal dat wordt verteld binnen de context van het
delen van de waarheid over Christus, bijzonder goed in staat is ons te laten ontsnappen
aan de valkuilen die we zelf gegraven hebben; om ons los te maken van de cliches
waarin we onszelf gevangen houden. Het vermag ons binnen te voeren in een of meer
andere werelden, een wereld waar wij het eind van ons verhaal nog niet kennen
en waar de indelingen en gewoonten die we als vanzelfsprekend beschouwen,
niet automatisch van toepassing zijn. En Jezus' eigen leven-en-dood-en-opstanding
wordt als een van zijn eigen gelijkenissen: een verhaal dat alle verwachtingen
overtreft, de verwachtingen van wat de messias zal zijn, van wat God van plan
is te doen. Kennelijk overtreft het beeld van de lijdende Verlosser elke verwachting,
maar zeker de opstanding is lets wat alle verwachtingen overtreft! Ik weet niet
waaraan de leerlingen dachten op die eerste Stille zaterdag, maar ik vermoed dat
enkelen van hen wel eens gedacht kunnen hebben: dit is einde verhaal... En
sommigen kunnen ook wel gedacht hebben dat er misschien een omslag kon komen
als een uitslaande brand, die een happy end aan het verhaal zou kunnen geven.
En de volgende ochtend gebeurt er lets dat niemand ook maar verwachtte, dat
intens geheime en geheimzinnige ogenblik van herkenning tussen Jezus en zijn
beminden en het toerusten van zijn beminden, om het verhaal met anderen te gaan
delen in ontmoetingen die het leven veranderen. Maar nogmaals, zoals al vaak
naar voren is gebracht, Jezus gaat zich niet laten zien aan de hogepriester of
aan Pontius Pilatus of aan Herodes Antipas: hij verschijnt aan Maria Magdalena,
hij verschijnt aan Simon, hij verschijnt aan de leerlingen op weg naar Emmaus.
Het is niet veel wat zij verwachten, en er verstrijkt enige tijd (zoals de verhalen
ons zo schitterend vertellen) voordat hij herkend wordt. Het is zoals met de gelijkenissen:
ze laten je niet waar je was, ze verplaatsen je denkpatronen, je leefwereld, naar
een nieuwe plek. En je kunt in het nieuwe testament zien, hoe dat zijn beslag
krijgt in de groei van de eerste kerkelijke gemeenten. Je krijgt mensen te zien
die met dit verhaal, dat elke verwachting overtreft, geconfronteerd worden en
je hoort ze zeggen: 'Ontegenzeggelijk heeft dit verhaal op de een of andere manier
alles op zijn kop gezet. En voor ons, die in Jezus geloven en zijn vrienden zijn,
die met hem hebben gegeten en gedronken nadat hij uit de dood was opgestaan, voor
ons is dit het verhaal dat echt van betekenis is. Maar hoe geven wij daaraan An
en betekenis hier op aarde?' En zelfs als de Kerk met een groot vertrouwen, met
verwachting en vreugde en dankzegging erop uit trekt tot aan alle uiteinden der
aarde - dan zeggen zij die het verhaal rondvertellen nog bij zichzelf: 'Hoe kunnen
we de woorden vinden die zin en betekenis geven aan een verhaal als dit?' De
spanning bij het lezen van Paulus' brieven is niet die van het kijken naar de
reactie van een computer, die op volle toe ren de juiste antwoorden op vragen
afdraait. De spanning bij het lezen van Paulus is die van het aanschouwen van
iemand die tot begrip probeert te komen en af en toe ontdekt dat hij tegen een
muur oploopt. Tot de teksten uit de brieven van Paulus waar ik het meest van houd,
reken ik die waar hij zoveel zegt als: 'Sorry, ik weet beslist niet wat ik hier
verder over moet zeggen; we zullen het dus maar niet doen! OK? Volgende vraag...'
Of we zijn aan het eind van een lange en heel uitvoerige passage gekomen - denk
aan Romeinen 11 bij voorbeeld - en dan zegt Paulus: 'Ik heb er geen idee van
hoe dit alles zal uitpakken. Tot hier toe is het allemaal goed geweest, zelfs
tegen alle verwachting in! O, die diepte en die rijkdom van Gods wijsheid... want
ik kan hiervoor geen theoretische verklaring vinden. Doe er je voordeel mee -
het is zoals het is', of woorden van die strekking. Paulus' brieven zijn als het
ware `werk in uitvoering'; dat maakt ze zo spannend, zij trachten zin en betekenis
aan het leven te geven, dat op zijn beurt weer zin en betekenis aan de wereld
geeft. En door heel de christelijke geschiedenis heen is er altijd dat kwetsbare,
ongelukkige samengaan geweest van de vaste overtuiging dat het leven van Jezus
Christus zin en betekenis aan de wereld geeft en hoe wij in ons spreken en denken
verwikkeld zijn in de werkelijkheid van alledag. Ik zei vroeger graag tegen mijn
theologiestudenten dat de geschiedenis van de geloofsleer in de dagen van de eerste
christenen niet een gestadige vooruitgang in theoretische helderheid laat zien,
maar veeleer een onafgebroken serie mislukte oplossingen. Als je het terrein
van de grote geloofsbelijdenissen en de machtige dogmatische formuleringen in
de vierde en vijfde eeuw betreedt, dan is wat er steeds weer opnieuw gaande
is, niet 'einde verhaal', maar: 'dit is waarschijnlijk de minst domme manier
om dit onder woorden te brengen, en dekt min of meer waar het in wezen om gaat'.
Houd met deze dingen rekening en je hebt min of meer een recept in handen
om een en ander te begrijpen. Maar blijf je er wel van bewust dat het maar een
uiterst klein partikeltje van de werkelijkheid is waar je nu feitelijk over spreekt. Het
is waar en onontkoombaar, en toch niet het einde, maar het begin van iets. En
ik ben beslist van mening dat we, waar het de geloofsleer betreft, wanhopig
moeten duidelijk zien te maken - op de eerste plaats aan onszelf en vervol- gens
aan de wereld om ons heen - dat die geloofsleer precies dat is: niet een eind
maar een begin. De leer is de minst ontoereikende formulering die we kunnen
vinden om over God te spreken. We kunnen niet zonder, en het heeft veel inspanning,
denkwerk en gebed gekost om zelfs maar tot dit punt te komen, maar het doel van
dit alles is een venster te openen op een eindeloos vergezicht van Gods schoonheid
en Gods grote geheimenis. Daartoe dient het Credo - maar dat vereist een tweede
bijdrage of zelfs meer. Benedictijns Tijdschrift 2010/2 | |
|